Het sneuvelen van majoor J.H.A. Jacometti, C.-II-8 R.I. op 12 mei 1940
HET SNEUVELEN VAN MAJOOR J. H. A. JACOMETTI
COMMANDANT VAN II-8 R.I. OP 12 MEI 1940
DOOR V. E. NIERSTRASZ
Luitenant-Kolonel van den Generalen Staf.
In het September-artikel is reeds vermeld, dat de voorposten in het Stellingvak van 8 R.I. op 11 Mei in den namiddag geheel waren gevallen. De Commandant van deze voorposten, Commandant III-8 R.I., was in zijn commandopost, na omsingeld te zijn, gevangen genomen. Dat na grensoverschrijding door de Duitschers op 10 Mei, reeds op 11 Mei in den namiddag de voorpostenstrook door de Duitschers was genomen en zij zich in den avond van dien dag in gevechtsaanraking met de hoofdweerstandsstrook bevonden, had diepen indruk gemaakt op de bezetting van de hoofdweerstandsstrook. In den namiddag en avond van 11 Mei werd de hoofdweerstandsstrook door de Duitsche artillerie onder hevig vuur genomen en wel voornamelijk de omgeving van de frontlijn. De op den Grebbeberg vooruitgeschoven artillerie had eveneens zwaar onder vijandelijk vuur te lijden, evenals Rhenen, liggende ten Westen van den Grebbeberg [1].
De eerste kennismaking met het vijandelijk artillerievuur maakte op onze troepen, die nimmer eigen artillerievuur ook maar hadden gezien, grooten indruk. Zelfs aan het geluid van de over hunne hoofden suizende projectielen der eigen artillerie moest de troep wennen. Het vijandelijk artillerievuur werd op 12 Mei in den vroegen morgen met groote hevigheid hervat. De Bataljonscommandanten in de hoofdweerstandsstrook hadden echter voldoende vertrouwen in hunne stellingen. De berichten omtrent de sterkte van den vijand waren niet verontrustend, doch men had reeds begrepen, met een uitstekend geoefenden en zeer brutaal optredenden tegenstander te doen te hebben.
Commandant 8 R.I. had zich bij het aanbreken van den dag van 12 Mei met Majoor LANDZAAT naar de Grebbesluis begeven, en van den voorrand van den Grebbeberg het voorterrein waargenomen. Alles was toen rustig en er waren geen verontrustende verschijnselen. Te circa 11.00 uur begaf de Overste zich wederom naar voren met Majoor LANDZAAT en een Kapitein, met de bedoeling zich opnieuw van den toestand op de hoogte te stellen. Op ongeveer 100 meter achter de stoplijn kwamen zij gedurende een uur onder hevig artillerievuur; onafgebroken sloegen de granaten op korten afstand van hen in en van een korte vuurpauze werd gebruik gemaakt, om een sprong naar voren te maken en een loopgraaf te bereiken.
De bezetting van de stoplijn was eenigszins geschokt. Het bleek, dat kleine patrouilles op den Grebbeberg waren doorgedrongen. Verder voorwaarts gaan was niet mogelijk, want er werd op een afstand van ca. 50 meter met mitrailleurs geschoten. De Overste nam afscheid van Majoor LANDZAAT, welk afscheid voor goed is geweest.
Zooals reeds is medegedeeld, hadden de gebeurtenissen van den voorafgaanden dag, het artillerievuur en de aanwezigheid van den vijand op den Grebbeberg het moreel van de bezetting van de stelling aangetast. Men moet hierbij bedenken, dat de troep in den nacht van 9/10 Mei was gealarmeerd en de stellingen had bezet en dus van 9/10, 10/11 en 11/12 Mei niet of onvoldoende slaap had genoten, sedert 9 Mei was geplaatst voor de oorlogswerkelijkheid, van 11 Mei af onder goed gericht artillerievuur lag, blootgesteld was aan vijandelijke vliegerwerking en onvoldoende door eigen vliegers kon worden gesteund, als gevolg van de bekende onvoldoende sterkte van ons luchtwapen en de luchtaanvallen der Duitschers op onze vliegvelden. Daarbij kwam het herhaaldelijk stuk schieten der telefonische verbindingen en het noodzakelijk geworden verplaatsen van eigen artillerie in den nacht van 11/12 Mei, waardoor de steun der eigen artillerie niet voldoende tot zijn recht kwam. Ten slotte deden de wildste geruchten de ronde.
Het vorenstaande diende te worden vermeld, om de maatregelen te begrijpen, welke werden genomen door de beide Bataljonscommandanten, die de hoofdweerstandsstrook van 8 R.I. verdedigden, toen hun de berichten over het binnendringen der Duitschers in de hoofdweerstandsstrook bereikten. Deze beide Bataljonscommandanten waren van het goede hout. Van Majoor LANDZAAT is dit reeds gebleken uit de artikelen in het September- en Octobernummer, van Majoor JACOMETTI zal dit blijken uit hetgeen volgt.
Uit de bij Majoor LANDZAAT en Majoor JACOMETTI binnenloopende berichten bleek, dat de vijand zich van de Grebbesluis uit naar het Zuiden en Westen en Noorden uitbreidde en o.m. het complex Huize Heimerstein had bezet. De indruk was, dat het ging om kleine stoutmoedige afdeelingen, die men, mits kordaat en snel handelende, van den Grebbeberg zou kunnen werpen. Voorts waren versterkingen toegezegd en in opmarsch. Majoor LANDZAAT gaf bevel aan een compagnie in de stoplijn Zuid van den kunstweg Rhenen-Wageningen, om den vijand recht vooruit uit de hoofdweerstandsstrook te werpen. Onafhankelijk daarvan had te voren ook Majoor JACOMETTI eenzelfde plan opgevat.
Toen Commandant 8 R.I., na zijn afscheid van Majoor LANDZAAT, op zijn commandopost terugkwam, trof hij daar Majoor JACOMETTI, Commandant II-8-R.I., die hem zijn voornemen mededeelde, door een tegenstoot den in het Zuidelijk deel van zijn vak doorgedrongen vijand te verdrijven. Hiertoe had Majoor JACOMETTI reeds bevelen gegeven, doch of de uitvoering wellicht niet snel genoeg ging, of om andere redenen, hij nam zelf het bevel over den op zijn nadere last aangewezen, dichtstbijzijnde afdeeling, waarbij een kapitein en een vaandrig werden ingedeeld, stelde zich aan het hoofd en begaf zich op weg.Op schets I is met een stippellijn de weg aangegeven, die de Majoor volgde en die leidde door bosch en later door kreupelhout, tot men kwam aan het met + gemerkte punt op de schets. Aldaar werd de stoplijn verlaten en moest een open - met koren begroeid - veld worden overgestoken, om den tegenoverliggenden boschrand (waar thans het Kerkhof der gesneuvelden ligt) te bereiken. Deze weg werd gekozen in verband met aanwezige draadversperringen en de bedekking, welke het terrein bood.
De kleine troep wist met groote moeite de voor de stoplijn liggende versperring te doorschrijden, waarbij groote hinder werd ondervonden van het vuur van de achter de stoplijn opgestelde eigen troepen, die van de onderneming van Majoor JACOMETTI onvoldoende op de hoogte waren. De tegenstander was echter reeds doorgedrongen tot den boschrand aan de overzijde van het open veld. Uit dien boschrand werd gevuurd en eveneens van rechts, waar pantserwagens werden waargenomen. Bij de Heimersteinsche laan vuurden eigen zware mitrailleurs. De situatie was dus zeer moeilijk geworden.
Bij het maken van een sprong voorwaarts is toen Majoor JACOMETTI gesneuveld. Hij had gevoeld, dat op dit oogenblik het moreel hersteld moest worden door een koene daad. Deze daad, die niet tot het beoogde doel leidde, bezegelde hij met zijn leven. Hij viel met het wapen in de vuist voor het Vaderland. Men had de sterkte van den vijand en de uitwerking van het vuur onderschat. Zijn troep heeft den aanval niet kunnen doorzetten, doch is met groote moeite en met aanzienlijke verliezen in de loopgraven van de stoplijn terug moeten kruipen. Majoor JACOMETTI heeft door zijn onversaagdheid den roem van ons Tropenleger op uitstekende wijze bevestigd.
Bron: Brochure 'Hoe majoor W.P. Landzaat, Commandant I-8 R.I., op 13 Mei 1940 op den Grebbeberg sneuvelde
en Het sneuvelen van Majoor J.H.A. Jacometti, Commandant van II-8 R.I., op 12 Mei 1940
en de verdediging door Luitenant-Kolonel W.F. Hennink, Commandant 8 R.I., van zijn Commandopost
op 13 en 14 Mei 1940 op den Grebbeberg', uitgegeven door Moormans's Periodieke Pers N.V. te Den Haag, 1941
|