Onderhoud met vaandrig S.G. Terpstra

Onderhoud met Vaandrig Terpstra van 1-I-24 R.I.
thans in opleiding voor Inspecteur van Politie te 's-Gravenhage,
bureau Duinstraat.


-----------------------------------

  Compagniescommandant was Reserve kapitein van Wezel Errens.
  Deze had maagkwaal. Is bij overtrekken brug Eck en Wiel flauw gevallen, vermoedelijk mede door zenuwen en afgevoerd.
  Reserve 1e luitenant Quaedvlieg was na aankomst te Mourik ziek geworden en per auto Geneeskundigen Dienst doorgevoerd naar Amerongen. Heeft aldaar, hoewel nog niet beter, (lijkbleek) het commando over de compagnie weder genomen. Heeft getoond, dat hij wel wat waard was. Vaandrig TERPSTRA werd dus Compagniescommandant vóórdat Luitenant Quaedvlieg aanwezig was.
  Bij 1e Sectie sergeant Stokman.
  Bij 3e Sectie (sectie Vaandrig Terpstra) dienstplichtig sergeant Dijker. Sergeant toegevoegd was sergeant Roose (postbode te 's-Gravenhage).

  Bij den marsch uit Maas/Waal is reeds een gedeelte der compagnie per rijwiel, een gedeelte te voet gegaan. Het verzamelen van de compagnie is niet ordelijk gegaan. De kapitein was vertrokken, voordat de geheele compagnie verzameld was. Te Maurik lang rondgehangen, voordat tot legering werd overgegaan.
  12 Mei 1.30 uur bericht opmarsch naar Amerongen.
  Tusschen Amerongen en Elst van 5.30 - 12.30 uur aan den weg gelegen. Toen kwam bericht inkwartieren. Nauwelijks was dat geregeld en wilden de menschen gaan rusten, toen de order kwam: afmarsch naar Rhenen. Geen gegevens over den vijand, dan dat er Duitschers in Wageningen waren.
  17.30 uur Afmarsch naar Rhenen in compagniesverband. De van rijwielen voorziene manschappen marcheerden naast het rijwiel. In Remmerden kregen allen een rijwiel. Er lagen daar massa's, wel een 6 à 700 op een weiland.
  Geheele Bataljon per rijwiel naar Rhenen.
  Even na binnenkomen van Rhenen halt, geen artillerievuur. Geen ander Bataljon gezien.
  Pl.m. 18.30 uur opdracht voor tegenaanval. Het plan is vermoedelijk op marsch aan het hoofd der colonne door kapitein Bückert met de Compagniescommandanten besproken.
  Aanvalsformatie 2e compagnie rechter voorcompagnie, 3e compagnie linker voorcompagnie, 1 compagnie reserve compagnie. Op het viaduct bij Rhenen lag storend mitrailleurvuur, vermoedelijk uit een huis op 200 á 300 meter afstand, naar het geluid te oordeelen.
  Er stond geen pag. bij den overgang.
  Er stonden twee kapiteins; een van den Geneeskundigen Dienst. (misschien was deze luitenant.)
  Het vuur gaf vertraging. Met de twee achterste secties ben ik dus later overgegaan.
  Die eene kapitein van 8 R.I. (zeer waarschijnlijk kapitein Hulleman) heeft deze twee secties mede naar voren genomen. Ik had daar aanvankelijk bezwaar tegen, omdat ik aan den tegenaanval moest deelnemen.
  De kapitein handhaafde zijn bevel.
  Hij zeide: "'t Wordt nu te laat voor een tegenaanval en we kunnen je lui goed in de stoplijn gebruiken."
  Ik was al mijn commandanten nu kwijt.
  Wij zijn gemarcheerd vlak langs den spoorlijn, daarna rechtsaf langs een harde weg, die in een zandweg overging, langs den zandweg naar commandopost Commandant 8 R.I.
  Een groep uitgezonden, om te zien waar die vurende zware mitrailleur zat hebben we niet meer teruggezien. Bij commandopost 8 R.I. opdracht met den kapitein mede te gaan ongeveer 150 meter Oost van den commandopost, naar het Oosten; wij kwamen in den schemer in een stelling, die verlaten was (gebleken te zijn van Vaandrig Elzas, 3-II-8 R.I., die met Majoor Jacometti een tegenstoot had gedaan en nog niet terug was). Tegelijk kwam er ook een sectie van 2-I-24 R.I. onder Luitenant Hoogerwerff. (Volgenden dag gesneuveld.) De stelling was met deze ( 1 2/3 + 1 Sectie ) troepen geheel vol.
  's Nachts is hier een vaandrig van 8 R.I. gekomen. (Blijkt Vaandrig De Ridder te zijn geweest; zie verslag bij 2-I-8 R.I.). Deze vaandrig had reeds gevochten, doch was doodop en volkomen overspannen. Hij is in een mitrailleurnest gekropen en heeft niets meer gedaan.
  Rechts en links had ik geen verband. De kapitein die ons bracht, heeft daarna de Sectie van Luitenant Hoogerwerff weggebracht. Hij had beloofd, terug te zullen komen, doch ik heb hem niet meer gezien.
  Het terrein voor mijn stelling helde naar voren af. Patrouilles, die ik naar rechts en links heb uitgezonden, kwamen niet terug. Maandagmorgen heb ik achter mij kapitein Bückert nog even in den rand van het bosch zien staan met soldaat Gobets. Kapitein Bückert stuurde een ordonnans, die vertelde, dat steeds, wanneer er artillerievuur was, vlak na de ontploffing, een geluid werd gehoord als van een pistoolschot. De ordonnans zei, dat de Duitschers daarmede plaats en richting van het vuur konden bepalen.
  Wij kregen order niet te schieten, omdat er eigen troepen in het voorterrein waren. De ordonnans moest naar Luitenant Hoogerwerff. Ik vroeg hem, daarna bij mij terug te komen voor een bericht, doch ik heb hem niet teruggezien.
  Gedurende den nacht werd er steeds veel geschoten, waarvandaan wist men niet. De soldaten waren bang geworden; kropen steeds weg in de schuilnissen en lieten hun geweren boven op de borstwering liggen. Ik heb steeds maar moeten razen en schreeuwen. Aan de groepscommandanten had ik niets.
  's Morgens (13 Mei) hoorden we eerst de eigen artillerie, daarna de vijandelijke.
  Het artillerievuur kwam te pl.m. 9.00 uur op mijn stelling en werd steeds nauwkeuriger.
  Het artillerievuur kwam in steeds kleinere kringen om mijn stelling. Ik zag aankomen, dat het weldra op de stelling zou komen en heb de menschen laten wegkruipen. Ik liep daarvoor door de stelling. Toen ik bij een groep kwam, viel er plotseling op nog geen anderhalve meter afstand een granaat, waardoor 4 van de 5 gedood werden en een zwaar gewond. Het bloed liep mij uit neus en mond, doch ik mankeerde verder niets. Achteraf heb ik gehoord, dat de groepscommandanten dachten dat ik gedood was.
  Toen de mannen zoo door elkaar geslingerd werden, rende iedereen naar de schuilplaatsen.
  Na die 1e granaat regende het projectielen. Het was buiten niet meer uit te houden en ik ben in een mitrailleurnest gekropen en heb daar gewacht, tot het wat minderde. Het heeft geduurd van 9.00 - 11.45 uur.
  Toen werd het minder en begonnen er grootere pauzes te komen. Ik rende toen in den looppas van de eene schuilplaats naar de andere, maar allen waren weg, ook de Vaandrig De Ridder. (later gehoord, dat zij allen zijn teruggetrokken, waarbij er nog velen zijn gesneuveld) (Zie Verslag Commandant 8 R.I. en Vaandrig De Ridder 2-I-8 R.I., waaruit blijkt, dat zij zijn teruggetrokken op commandopost Commandant 8 R.I.).
  Ik had nog slechts 2 ordonnansen en een zwaar gewonde.
  Ik besloot toen ook terug te gaan, langs denzelfden weg, dien we gekomen waren. Ondanks herhaalde pogingen heb ik die twee ordonnansen niet kunnen bewegen, mede te gaan. Ik ben toen op pad gegaan, hopende, dat zij zouden volgen, maar ook toen deden zij het niet. Ik heb nog anderhalf uur in een slaapnis gewacht, maar zij kwamen niet.
  Ten slotte ging ik terug naar commandopost Commandant 8 R.I.
  Aldaar was de anderhalf à twee meter hooge prikkeldraadhindernis afgesloten. Ik probeerde erover heen te klimmen, maar er werd op mij geschoten. Ik zwaaide met mijn zakdoek; het hielp niet. Ik heb mij toen laten vallen en eenigen tijd zoo gelegen. Te voren had ik - terugtrekkende - mitrailleurvuur van de Duitschers gehad; ik zat er dus geheel tusschen. Bovendien was het artillerievuur der Duitschers verlegd naar het bosch, zoodat ik ook onder artillerievuur lag. Ik ben toen met sprongen het terrein gaan afstruinen om betere dekking te vinden. Ik kwam terecht in een bomvrije keuken (rails op balken) misschien 15 meter van den commandopost van Commandant 8 R.I. verwijderd.
  In die keuken waren, behalve koks, ook een aantal specialisten (vermoedelijk verbindingsmannen). Ik vroeg of het mogelijk was er vandaan te komen, wat mij werd ontraden. Het was ook niet doenlijk. Spoedig kwam er ook een kapitein van de zware mitrailleurs (Dit moet kapitein Schoevaars geweest zijn).
  Na ongeveer 6 minuten kwamen er plotseling Duitschers voor de loopgraaf van de keuken, die schreeuwden: "heraus".
  Allen zijn toen met de handen omhoog naar buiten gerend. Buiten moesten we alles afgooien, ook overjas en veldjas. De soldaten en sergeanten moesten buiten naast een Duitsch mitrailleur blijven liggen, waar er van de 23 een 9-tal zijn overgebleven, want die mitrailleur trok vuur.
  De kapitein en Terpstra moesten in de loopgraaf blijven bij de Duitschers.
  Er kwam ook nog een bomaanval.
  De Duitschers schoten toen seinpatronen af, waarna de bommenwerpers vertrokken. Een bom viel op nog geen 7 meter afstand.
  Wij zijn toen naar achteren vervoerd tot achter de Duitsche linies, waar de gewonden zijn verbonden en wij wat te eten hebben gekregen uit de eigen noodvoorraad.
  De Duitsche soldaten groeven zich daar in. Er stonden ook 2 stukken 3.7. Ook bij de Duitschers werd er daar nogal eens in het wilde geschoten, wanneer er Hollandsche patrouilles (van den tegenaanval?) naar ons kwamen en schoten.
  Het waren Duitschers van de S.S. met gecamoufleerde helmen en kielen.
  Na anderhalf uur afgevoerd naar Wageningsche berg, vandaar naar Arnhem en vandaar naar Duitschland.

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument
(PDF, 6.72 MB)