Opmerkingen bij gevechtsbericht van reserve-kapitein F.R. van der Spek

Opmerkingen op Gevechtsbericht Reserve Kapitein Van der Spek F.H., ingedeeld bij Staf III-11 R.I.

--------------------

blz. 3, 5e alinea:
    Bij de bespreking over verdere interneering was ook aanwezig Majoor De Kruijf, 4e Regiment Huzaren-motorrijders (R.H.M.) namens Commandant 4 R.H.M. de Luitenant-Kolonel De Marees van Swinderen, daar deze verhinderd was.

blz. 4, 1e alinea:
    In overleg met Commandant 4 R.H.M. waren van 11 op 12 Mei in verband met het afspringen van plm. 20 parachutisten in het bedekte terrein nabij de Leersumsche Plassen 3 sectiën op rijwiel uitgezonden onder Reserve Kapitein Dewez, teneinde optreden van deze parachutisten en verstoring 4 R.H.M. en III-11 R.I. tegen te gaan. Commandant 4 R.H.M. had steeds meer eskadrons naar Utrecht moeten zenden, zoodat tenslotte alle eskadrons te Utrecht waren, bovendien deelde Commandant 4 R.H.M. mij mede, dat zijn commandopost reeds door vliegtuigen beschoten was en dat hij gedurende den nacht een aanval of verontrusting van zijn commandopost en die van III-11 R.I. verwachtte. Deze secties sloten de hoofdwegen op grooteren afstand af en moesten beletten het optreden van parachutisten van uit het bedekte terrein der Leersumsche Plassen. Na het uitzenden van bovengenoemde sectiën werd onder meer het telefonische bevel ontvangen van Commandant IIe Legerkorps om bij het aanbreken van den dag naar Rhenen af te marcheeren, mij bij Commandant IVe Divisie te melden, doch dat III-11 R.I. voorloopig nog Legerkorps Reserve bleef. De drie sectiën keerden bij het aanbreken van den dag terug, zooals door mij oorspronkelijk bevolen was en werd na het uitgeven van brood en koffie op de verzamelplaats spoedshalve per rijwiel afgemarcheerd, deze maatregel was mede getroffen om de troep zooveel mogelijk te sparen.
    Met het "met graagte luisteren naar de vele geruchten en het persoonlijk aan den troep mededeelen" wordt waarschijnlijk bedoeld het bekend maken aan den troep van het bericht van den Opperbevelhebber van Land- en Zeemacht (O.L.Z.) (A.N.P.) van 11 Mei te plm. 8.00 uur voormiddag, waarin o.a. werd medegedeeld, dat alle vliegvelden op één na terugveroverd waren en dat er niet 70, doch plm. 120 Duitsche toestellen op 10 Mei waren neergehaald. Dit bericht werd op 11 Mei door mij op commandopost opgenomen, opgeteekend en door mij aan den troep op de alarmplaats bekend gemaakt.
    Van het invallen der duisternis op 10 en 11 Mei tot het aanbreken van den dag is door mij gelast dat de troep, voor zoover niet voor beveiliging noodig, in de barakken gelegerd werd, terwijl bij daglicht door de helft der troepen om beurten tot 12.00 uur en na 12.00 uur in de afdaken der aanvullingsplaats op stroozakken met dekens uit de barakken gerust werd, hetgeen dan ook geschied is. Op de commandopost, die uiteraard steeds bezet was kon van rust geen sprake zijn door binnenkomende berichten van IIe Legerkorps, Commandant IVe Divisie, Commandant 4 R.H.M. en ordonnansen van de onderdeelen en de veiligheidsafdeelingen. Bovendien kwamen in het verduisterde Leersum steeds onderdeelen van 4 R.H.M., die tot legering overgingen.
    Op de commandopost, waar ik zelf of mijn opvolger verblijf hield, zijn de daar aanwezige officieren voor zoover niet voor dienst tegenwoordig aangespoord te gaan rusten, daar om 4.00 uur het Bataljon op de alarmplaats bevolen was.
    Het bevel voor de afmarsch was zeer eenvoudig, alleen de Commandanten werden ontboden om hen zulks bekend te maken. Oorspronkelijk was 2.00 uur bevolen, doch de uitgezette sectiën konden niet meer achterhaald worden.

ad blz. 4 dd.12 Mei 1940:
    In de nacht van 11 op 12 Mei is tot plm. 4 maal geschoten (zie gevechtsbericht) en was deze nacht zeer onrustig door terugkeer van 4 R.H.M.
    Het bericht van de Fransche motorartillerie werd ook door mij bij de opmarsch gehoord en tegengesproken, daar het passeeren van Amerongen ten eenen male onmogelijk was, door de vernielde bruggen.
    Juiste formuleering opdracht van Commandant IVe Divisie op commandopost IVe Divisie werd mij door den Chef Staf IIe L.K. (Luitenant-Kolonel De Bruin) telefonisch medegedeeld, dat III-11 R.I. bestaande uit 1,5 Tirailleurcompagnie, Mitrailleurcompagnie en 11 Batterij 6 Veld geheel ter beschikking kwam van Commandant IVe Divisie en Legerkorpsreserve af werd.
    Door Commandant IVe Divisie Kolonel Van Loon en Chef Staf Kapitein Le Févre de Montigny werd mij medegedeeld, dat III-11 R.I. eveneens als reserve Majoor van Apeldoorn met II-19 R.I. Divisiereserve zou worden en dat ik mijn commandopost dicht bij die van Reserve Majoor van Apeldoorn moest vestigen met het oog op telefonische verbinding.
    Het lag in de bedoeling, dat III-11 R.I. bij eventueele bezetting van de stelling aan viaduct en spoorbaan van II-19 R.I. (Divisiereserve) deze stelling zou versterken, daartoe zou ik mij met de Reserve Majoor van Apeldoorn verstaan. De stelling van Reserve Majoor van Apeldoorn was evenwel nog niet bezet en voor het versterken van die stelling zou ik nader bevel ontvangen.
    Opmerking: Om plm. 15.00 uur is de stelling Divisiereserve Majoor van Apeldoorn bevolen, tegelijkertijd 15.00 uur kreeg ik toen opdracht de stoplijn te bezetten en te versterken, krachtig stand te houden en troepen, die hun stelling verlaten hadden met kracht terug te wijzen.
    Voorts kreeg ik van den Divisiecommandant op diens commandopost opdracht te plm. 9.00 uur het Bataljon te Rhenen onder te brengen.
    Op het Divisiebureau kreeg ik inzicht in den toestand, door de Dagorder, die door den Divisiecommandant werd uitgegeven en waarin onder meer vermeld stond, dat de versperringen in de frontlijn bij 8 R.I. nog in tact waren, dat de gedeeltelijk doorgebrande pansterwagen-versperringen op de hoofdweg weer door de Genie hersteld waren, ook hoorde ik op de commandopost, dat de vijand Apeldoorn weer ontruimd had, dat het linker gedeelte van de voorposten nog in tact was, doch dat van het rechter gedeelte onder Majoor Voigt van 8 R.I. geen berichten meer binnen kwamen. Van een onbekend zijn met de toestand op commandopost IVe Divisie was dus geen sprake en zijn geen opgedischte optimistische verhalen.
    De Zware Artillerie van den vijand was niet opgespoord kunnen worden door de Nederlandsche vliegtuigen. Eén was afgeschoten binnen de stelling en één buiten de frontlijn. De eigen artillerie had uitstekend werk verricht en zeer loonende artillerie- en infanteriedoelen met succes bevuurd.
    Ook werd in bovengenoemde dagorder gesproken, dat het nu dagen waren, waarin het behalen van de Militaire Willemsorde voor Moed, Beleid en Trouw mogelijk was, en werd de versterking van de IVe Divisie met een Regiment Infanterie, een Regiment Artillerie (naar ik mij herinner 16 R.A.) en Pag. vermeld. Bovengenoemde Dagorder kan dus niet betiteld worden als door de Reserve Kapitein van der Spek en den Reserve Kapitein Mr.Dr. Franssen doch kan m.i. meer hoopvol, moedinsprekend en waarschuwend voor komende dingen genoemd worden.

blz. 6, 2e alinea:
    Na terugkeer uit commandopost IVe Divisie heb ik het Bataljon, dat door mij in het dennenbosch gedekt was achtergebleven, opgehaald en in beweging gesteld naar de Holle weg, teneinde het aldaar gedekt tegen vijandelijk zware artillerievuur en eigen artillerievuur op te stellen.
    Tijdens de opmarsch haalde mij Reserve Majoor van Apeldoorn per auto op om te samen naar commandopost Commandant IVe Divisie te gaan en te samen de orders te ontvangen, deze bleven zooals eerst aan mij bekend gemaakt.

blz. 6, 4e alinea:
    Na het Bataljon opgesteld te hebben en de verkenning voor de 1e ring bevolen te hebben, heb ik nadat de Compagniescommandanten hun Compagnie hadden opgehaald mij naar commandopost Reserve Majoor van Apeldoorn begeven en aldaar het telefonisch verband met Commandant IVe Divisie opgenomen. Majoor van Apeldoorn deelde mij nog mede, dat zijn commandopost blijkbaar bij den vijand bekend was, daar deze commandopost steeds onder gericht artillerievuur lag, daarom had hij deze commandopost verplaatst en na Rhenen geëvacueerd was bleef hij vrij van vuur.
    Van Commandant IVe Divisie kreeg ik daarna telefonisch opdracht met het Bataljon een alarmopstelling in te nemen en dat de Divisiereserve onder Reserve Majoor van Apeldoorn de stelling nog niet moest innemen.
    Door mij werd toen het in de diepte gelegen stadspark in Rhenen als alarmplaats bevolen, doch toen ik buiten kwam was Kapitein Franssen met het Bataljon uit Rhenen teruggetrokken en in vollen aftocht naar de autoweg bij de rijwielen, zoals in mijn Gevechtsbericht beschreven.
    Reserve Kapitein Ing. Steenbergen kwam geheel ontdaan bij mij en zeide, dat wat er gebeurd was niet met de bevelen klopte, naar hij zeide gevoelde hij dat zoo aan. Met de grootste spoed heb ik toen het Bataljon opgehaald, zooals in mijn gevechtsbericht beschreven.

blz. 6, 6e alinea:
    Reserve Kapitein Dewez is naar ik meen en voor zoover ik mij thans herinner ook mede teruggetrokken, want A.O.I. Klinkspoor, die ik later bij het opstellen van het Bataljon 100 meter voor de stoplijn nog vroeg waarom hij ook teruggetrokken was daar hij tot de Compagnie Dewez behoorde zeide mij, het was hem bevolen.
    Bij het terug halen van het Bataljon bleef ik voortdurend in de nabijheid van Reserve Kapitein Franssen, daar ik deze niet meer vertrouwde en tegen Kapitein van Buuren zeide ik nog, ik zie hem in staat halverwege weer een reden te vinden terug te keeren en de orders niet op te volgen.
    Bij terugkeer in Rhenen kreeg ik de vraag van den Divisiecommandant of Kapitein Franssen reeds terug was, waarop door mij bericht is, dat deze door mij persoonlijk was teruggehaald. Tijdens mijn afwezigheid was nog het bevel van den Gasofficier Luitenant Westerhof ontvangen namens den Divisiecommandant, door den Kapitein van Buuren gegeven, Rhenen als oordverdediging in te richten en krachtig stand te houden. De achter gebleven sectiën van M.C. zijn door Reserve Kapitein Steenbergen in stelling gebracht, blijkbaar op last van Kapitein van Buuren die ook aan Reserve Kapitein Franssen gelast had de Westrand van Rhenen te verdedigen als oordverdediging doch opgevolgd werd door Reserve Kapitein Franssen met een terugtrekken van eenige kilometers naar de autoweg, omdat Kapitein van Buuren geantwoord had op zijn vraag, dat hij nog iets terug mocht gaan, daarmede een kleine verplaatsing van plm. 100 meter bedoelende.
    Om plm. 15.00 uur kreeg ik de navolgende opdracht:
    Van Commandant IVe Divisie: III-11 R.I. bezet en versterkt de troepen in de stoplijn. Divisiereserve Majoor van Apeldoorn bezet de stelling bij het Spoorwegviaduct en langs de spoorbaan.
    Nog kreeg ik voor den afmarsch bericht per ordonnans: "Er zijn nog maar 3 koepels in voorste lijn gevallen".
    Goederentrein was door mij naar Werkhoven.
    Korpstrein was door mij bij School Elst (Utrecht)
    Gevechtstrein was door mij plm. 1 kilometer West van Rhenen in een holle weg geplaatst, paarden afgespannen met het oog op artillerievuur (aan Commandant Gevechtstrein bevolen), was te ver opgerukt.

blz. 8, 4e alinea:
    Om plm. 15.30 uur zal door mij met het Bataljon het viaduct gepasseerd zijn, zelf liep ik aan het hoofd van het Bataljon en opende zelfs persoonlijk Friesche Ruiters in de versperring aan de Hoofdweg, omdat de Kornet Batterij 6 veld, daarvoor eerst manschappen wou roepen.
    Bij het bezetten van de stoplijn werd ik om plm. 17.00 uur plm. 10 meter van de stoplijn af zijnde getroffen door een schot in de rechter enkel toen ik een Zware mitrailleur op de weg zag gevechtsklaar op de kar doch onbemand, daar al het personeel zich dekte. Ik ging naar de Zware Mitrailleur om deze zelf te bedienen en om een voorbeeld te geven de stukken bij het ontvangen van vuur niet onbediend te laten. Een korporaal nam toen het stuk van mij over. Daar ik nog door bleef loopen werd ik aangespoord door eenige manschappen om dekking te zoeken, daar het bloed mij uit de schoen liep. Toen ik door pijn niet meer loopen kon heb ik in een kabelsleuf terzijde van de weg dekking gezocht, doch bleef vuur ontvangen, omdat ik bevelen en aanwijzingen bleef geven om te vuren op plaatsen in boomen en struiken, van waaruit ik op korten afstand vuurstralen gezien had.
    Doordat ik eerst bleef loopen en daarna nog plm. 1 uur liggende aanwijzingen bleef geven is blijkbaar de oorzaak, dat Reserve Kapitein van der Spek over een licht gewond zijn schrijft, zelf was Reserve Kapitein van der Spek te Rhenen en heeft hij mij niet gezien. Om plm. 19.00 uur, het kan ook later zijn daar de zon reeds laag stond, werd ik per motorordonnans en vanuit Rhenen per auto naar de Hulpverbandplaats Koerheuvel en later per Ziekenauto naar Hoofdverbandplaats te Driebergen vervoerd. Te Amsterdam werd een doorschoten rechter onderbeen boven enkel met 3 beensplinters bij uitgangsschot geconstateerd, zoodat 2 maanden verpleging in Maria Paviljoen en thuis noodig was om weer te kunnen loopen.

blz. 8, 5e alinea:
    Bij mijn overgave van het bevel over het Bataljon aan Reserve Kapitein Dewez, daar Reserve Kapitein van der Spek nog te Rhenen was, heb ik Kapitein Dewez opgedragen "Stand te houden" en dat door mij versterkingen zouden worden gevraagd. Oost van Rhenen over het viaduct stonden reeds eenige eskadrons, aan de Commandanten van deze eskadrons is door mij nog gewaarschuwd om nauwlettend de bosschen te doorzoeken naar enkele doorgedrongen schutters of parachutisten en dat mijn Bataljon tot de stoplijn langs de kunstweg was opgerukt zonder verliezen te lijden, doch dat ik zelf 10 meter achter de stoplijn door een schot was getroffen.
    Bij mijn vertrek uit de stoplijn waren nog maar enkele schoten afgegeven, blijkbaar door verscholen boomschutters en enkele doorgedrongen schutters, van een geregeld vuurgevecht was nog geen sprake.

blz. 9, 2e alinea:
    Door mijn verwonding 10 meter van de stoplijn en het op mij afgegeven vuur kon ik niet in de loopgraaf van de stoplijn komen en mij in verbinding stellen met de Majoor Landzaat of de Compagniescommandanten in de stoplijn. Wel is de Luitenant-Adjudant Verberne op mijn aanwijzingen met eenige manschappen het eiken hakhout achter de stoplijn ingegaan om de enkele schutters, die vuurden, op te sporen en is door mij op boomen en struiken, waaruit geschoten werd mitrailleurvuur af laten geven, door het stuk dat op den weg stond en door een korporaal van mij was overgenomen. De Luitenant-Adjudant heeft, naar ik later na mijn verpleging vernam, Kapitein Brittijn en Majoor Landzaat aangetroffen en dien nacht aan de verdediging geholpen, toen het Bataljon III-11 R.I. teruggetrokken was. Kapitein Bor (8ste Compagnie Pag.) waarschuwde mij nog, toen ik het Bataljon 100 meter achter de stoplijn opstelde en dit langs ging om te zien of alle sectiën Noord en Zuid van de weg hunne opstellingen hadden ingenomen om voorwaarts te gaan, over de geraffineerde wijze, waarop de vijand te werk ging en dat er zelf ook al den geheelen dag (12 Mei) op hem geschoten was.
    Door mij was een opstelling 100 meter Zuid en 300 meter Noord van de kunstweg ingenomen, teneinde de stoplijn te bezetten en te versterken, opdat doorbraak van de stoplijn voorkomen zou worden.

ad blz. 9:
    Waarom de troepen door Reserve Kapitein Dewez uit de stoplijn die nota bene bezet was heeft kunnen terugtrekken terwijl hij van mij de opdracht had stand te houden en dat door mij versterkingen zouden gevraagd worden is mij een raadsel. Door mij was juist een lineaire opstelling met 1,5 Compagnie, een volledig M.C. en een Batterij 6 Veld op en terzijde van de hoofdweg bevolen, daar de loopgraven in de stoplijn gereed en gemaskeerd waren en er een doorlopende versperring aanwezig was, terwijl de troepen (III-11 R.I.) nog de volledige munitievoorraad had en mij bekend was, dat in de stelling voor 4 dagen munitie was opgelegd, is geen munitie aanvulling bevolen.
    Uit het gevechtsbericht M.C.-III-11 R.I. blijkt mij, dat wederom door Reserve Kapitein Franssen het bevel tot terugtrekken, doch nu van waarnemend Bataljonscommandant Reserve Kapitein Dewez, is overgebracht. De waarnemend Bataljonscommandant van der Spek restte thans niets anders dan de terugtrekkende troepen achter de tweede versperring een nieuwe verdedigingslijn te laten formeeren, waaruit niet geschoten mocht worden, daar de stoplijn nog door 8 R.I. bezet was. Over Reserve Kapitein Dewez, die het terugtrekken bevolen zou hebben, wordt niet gesproken, deze is blijkbaar niet of eerst later teruggetrokken en in de stoplijn gebleven.
    Van Kapitein Bor, Commandant 8e Compagnie Pag., hoorde ik na mijn verpleging, dat hij het bevel over het gedeelte van III-11 R.I. in de loopgraven van de stoplijn Zuid van de weg op zich genomen had en de troepen op sommige punten door het maskeeringsmaterieel in de loopgraven van de stoplijn waren gekomen.
    Kapitein Bor vertelde mij ook nog na zijn krijgsgevangenschap, dat hij gaarne door de Commissie (Kolonel Lucardie?) gehoord wenscht te worden, naar aanleiding van de zonderlinge houding en het gedrag van Reserve Kapitein Mr.Dr. Franssen, die gewond in zijn commandopost zou hebben gelegen, steeds om munitie vroeg en later in een zeer collegiaal en amicaal gesprek met Duitsche Officieren liep, alsof hij niet gewond was.

Naschrift:
    Op last van Commandant IVe Divisie Kolonel van Loon is door Kapitein Gelderman der Marechaussee en de 1e Luitenant der Militaire Politie Cornelissen een onderzoek ingesteld naar aanleiding van het in den voormiddag van 12 Mei plm. 4 kilometer terugtrekken van het Bataljon, en het in den avond van 12 Mei terugtrekken uit de stoplijn, waar in beide gevallen hij aan Reserve Kapitein Ing. Steenbergen het bevel respectievelijk namens Divisiecommandant en waarnemend Bataljonscommandant overbracht, hetgeen in strijd was met de bevelen van den Divisiecommandant en den Bataljonscommandant. Voorts is dat onderzoek gelast naar aanleiding van zijn arrestatie door den Luitenant-Adjudant Verberne, die zelfs op hem geschoten zou hebben in den morgen van 13 Mei toen Luitenant-Adjudant Verberne hoorde: "Hör einmal Kamaraden nicht schieszen", waarop Luitenant-Adjudant Verberne deed alsof hij het niet goed hoorde en zeide: "Was sagen Sie", waarop hem toegeroepen werd: "Werfen Sie ihr waffen nieder dann können Sie nicht schieszen". Luitenant-Adjudant Verberne had hierop geroepen "Heraus" waarop tot zijn groote verbazing in plaats van een Duitser de Reserve Kapitein Mr.Dr. Franssen zonder wapens en uitrusting voor hem stond. De 1e Luitenant-Adjudant Verberne is hiervoor ondervraagd door den Kapitein der Marechaussee Gelderman.
    De Kapitein Franssen verklaart, dat hij in de loopgraaf van de stoplijn hevig mitrailleurvuur heeft ontvangen over het open veld voor de stoplijn, die bezet was door troepen van 8 R.I. en waardoor een doorloopende versperring was aangebracht, terwijl hij wist, dat achter hem eiken hakhout was en het geheele Bataljon in één lijn was opgesteld. Na het terugtrekken uit de stoplijn kon hij weten geen vuur meer te kunnen afgeven, daar troepen van 8 R.I. in de stoplijn waren. Ook bij de opmarsch tot de stoplijn was het vuren door mij verboden teneinde te beletten, dat enkele doorgedrongen schutters vuurden, daar door mij bemerkt was, dat bij het schieten van eigen infanterie of artillerie enkele vijandelijke schoten knalden (o.a. de z.g.n. fluitprojectielen).
    In punt 14 beschrijft de Reserve Kapitein Franssen het terugtrekken van geschut en infanterie uit de stellingen en dat de Duitschers op de Grebbeberg zaten. Plm. 5 uur later brengt de Bataljonscommandant het Bataljon op de Grebbeberg en trekt hij terug voor eenige schoten, zoodat hier m.i. van angst, evenals 's ochtends voor het artillerievuur over de Koerheuvel, sprake is. Bij het ontvangen van het bevel om Noord van de weg een uitgangsstelling van 50 meter Noord van de weg tot 300 meter Noord van de weg zich op te stellen om op nader bevel voorwaarts te gaan was hij zeer zenuwachtig en moest ik de aanwijzingen eenige malen herhalen, dat hij van 50 meter Noord van de weg tot 300 meter Noord van de weg moest komen en dat hij een sectie Zware Mitrailleurs op zijn rechter vleugel, op zijn linker vleugel en één midden in zijn Compagnie kreeg.
    De oppasser van de Bataljonscommandant Pouw, die hem tijdens het terugtrekken vroeg: "Waar is de majoor, ik moet toch bij den Bataljonscommandant zijn" gaf hij eenige malen ten antwoord: "Ga toch terug naar Amerongen" (Oppasser Pouw zou door den Opperwachtmeester der Marechaussee Jansen uit 's Heerenberg van de Marechaussee hierover gehoord worden evenals de chauffeur van Kapitein van Buuren, teneinde bovengenoemde feiten strafrechtelijk te kunnen vervolgen).
    Reserve Kapitein Dewez, die ik na mijn herstel en de krijgsgevangenschap van die Kapitein niet meer gesproken heb en waarvan ik geen gevechtsbericht gezien heb, zal afgevraagd moeten worden of hij inderdaad het terugtrekken als waarnemend Bataljonscommandant op eigen initiatief bevolen heeft, terwijl hij van mij als Bataljonscommandant opdracht had stand te houden, of dat hij op aansporing of na gehouden overleg met Reserve Kapitein Franssen het bevel tot terugtrekken gegeven heeft.
    De Reserve 1e Luitenant Verberne, de Kapitein van Buuren en ondergeteekende hebben reeds hun verklaring afgelegd aan den Kapitein der Marechaussee Gelderman en de 1e Luitenant Cornelissen van de Militaire Politie.
    Een rapport dd. 1 Juni 1940, van den Reserve 1e Luitenant Piet wordt door mij bijgevoegd, hieruit blijkt, dat de Sectie van Luitenant Piet, wel onder constant vuur van den vijand lag, order kreeg 200 meter terug te trekken. Na de overval was de Compagniescommandant de Reserve Kapitein Franssen met zijn sergeant toegevoegd ongewond van zijn Compagnie gescheiden, terwijl de Reserve 1e Luitenant Piet en Reserve 1e Luitenant v.d. Boogerd wel bij de verdediging van het viaduct waren met de Compagnie.
    Opmerkelijk vind ik ook de verklaring van den sergeant Capitulant Van der Werf, Staf III-11 R.I., die Zondagnacht en de geheelen Maandag 13 Mei onder Kapitein Gelderman bij het viaduct stand heeft gehouden, dat hij zeide: "Toen ik U gewond zag wegvoeren dacht ik, nu is het met de verdediging van het Bataljon afgeloopen". Deze verklaring vernam ik na mijn ontslag uit het Maria Paviljoen tijdens mijn verpleging thuis.

Arnhem, 10 September 1940.
De Majoor n.a.
gewezen Commandant III-11 R.I.
(w.g.) G.H. van der Ploeg.

(Dit verslag is tot stand gekomen door medewerking van H. van der Ploeg.)

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument
(PDF, 5.72 MB)