Rapport omtrent wegblijven der trado's van reserve-majoor Dr. H. de Groot

A f s c h r i f t.

Vermoedelijke oorzaak van het wegblijven der trado's.

--------------------

  Kort na 9.15 uur voormiddag op Zondag 12 Mei heb ik de Batterijcommandanten het bevel van den L.K.A.C. (Legerkorpsartilleriecommandant) tot stellingverandering medegedeeld.
  Hierna volgde een systematische beschieting door den vijand van mijn geheele Afdeeling met 24 á 25 cm. geschut. Gedurende deze beschieting, die eenige uren duurde, kon niet in de stelling gewerkt worden.
  Na deze beschieting is de kapitein van Exter betrekkelijk spoedig naar Staf Commandant L.K.A. (Legerkorpsartillerie) vertrokken en heeft den waarnemer Beelaerts naar dezen staf vooruitgezonden, met een bericht "namens den waarnemenden Afdeelingscommandant" dat door de hevige beschieting de toestand bij II-19 R.A. onhoudbaar was geworden. (Verklaring van kapitein Spruijt: dit was een overdreven voorstelling van zaken).
  Een officier van Staf Commandant - L.K.A., vermoedelijk de 1e luitenant Kruijff, heeft zich toen op weg begeven naar II-19 R.A. Als eerste ontmoette hij den 1e luitenant Westbroek die met twee stukken op weg was naar kilometerpaal 106 waar een afwachtingsopstelling moest worden ingenomen.
  Hij heeft den luitenant Westbroek orders gegeven, door te trekken in westelijke richting, naar een laan bij Zuilensteyn (Amerongen), bij het westelijke uiteinde van den Betonweg.
  Dit was de oorzaak, dat de luitenant Westbroek langer wegbleef, dan de kapitein Vorstman vermoedde, die daarop langer blijven in de stelling niet verantwoord achtte en wegging.
  Dit had weer tot gevolg, dat de trado's, toen zij eindelijk terugkwamen, meenden, dat er niemand meer in de stelling was, en onverrichter zake terugkeerden, en weer ingenomen werden door den luitenant van het onderdeel waaraan ze behoorden.
  Was dus de kapitein Van Exter niet zoo vroegtijdig naar Staf Commandant - L.K.A. gegaan met zijn verontrustende berichten (waartoe hij van mij geen opdracht had, ik wist niet eens dat hij al weg was), dan zou de luitenant Westbroek niet naar Zuilensteyn zijn gegaan, dan hadden de trado's bij hun terugkeer den kapitein Vorstman met zijn menschen nog in de Batterij gevonden, dan was het 3e stuk van linker achter-batterij vervoerd, en de andere trado naar de Afdeelingscommandopost doorgereden waardoor ook de stukken van de overige batterijen met de munitie hadden kunnen worden vervoerd, waardoor de stellingsveranderingen gelukt waren.
  De mislukking is dus aan het vroegtijdig vertrek van den kapitein Van Exter en zijn verontrustende berichten aan Staf Commandant - L.K.A., waartoe geen aanleiding bestond, te wijten.

  Toen de trado's uitbleven, kon ik toch zelf er niet op uit trekken, en mijn Afdeeling, die bijna voortdurend onder vijandelijk vuur lag, in slechte omstandigheden achterlaten, die elk oogenblik erger werden.

  Ik had al twee officieren van den staf uitgestuurd om auto's te vorderen.
  Ik kon niet nog meer officieren wegsturen, omdat ik ze noodig had, om den troep in de hand te houden, wat hard noodig was, in verband met de vluchtende infanteristen, die in grooten getale door mijn stellingen kwamen, met verhalen over de nabijheid van den vijand. Daarom moest ik ook zelf bij en in mijn commandopost blijven om bereikbaar te zijn, en leiding te kunnen geven, als er een doorbraak van den vijand plaats had.
  Ten slotte kon ik ook niet werkeloos blijven stilzitten, tot er iets noodlottigs zou gebeuren, te meer daar ik voortdurend werd gewaarschuwd door mijn onderhebbende officieren, en door het vuren, dat ik zelf waarnam.

  Ik aarzelde, mijn kanonnen als verloren op te geven, maar ten slotte gaf het vuur vlak voor de stoplijn, dus zeer dicht voor mijn stellingen van onze eigen lichte artillerie, achter mij, den doorslag. Ik beschouwde dit als een duidelijke aanwijzing, dat het nu de hoogste tijd was, de menschen en het vervoerbare materieel uit de stelling te halen, als ik niet wou, dat ze gevangen zouden raken, of door het vuur van onze eigen troepen omkwamen.
  Vuur van achter mij staande batterijen vlak voor mij, kon best op mij, of mijn munitie-voorraad (die zeer groot was, en nog pas aangevuld) komen, daar hooger commando kon aannemen, dat zij 's-middags om 4 uur, dat is 7 uur nadat bevel tot stellingverandering was gekomen, wel vertrokken zou zijn.

  Als ik wel initiatief mag ontwikkelen, als het er op aan komt de paarden uit Utrecht te laten komen (tegen den wensch van den Generaal Commandant IIe Legerkorps) (meening Commandant Veldleger), mag ik dan niet het initiatief nemen om menschen en materieel te verplaatsen naar de reserve-stelling, als alle verbindingen verbroken zijn, en de naasthoogere chef 13 kilometer achterwaarts zit? Ik kon toch ter plaatse het beste de situatie beoordeelen, en er was geen tijd om een ordonnans te sturen, die bovendien zoo lang werk zou hebben gehad om heen en weer te komen, dat àls hij met bevelen terugkwam, de situatie weer anders zou zijn,
  De L.K.A.C. heeft onder minder dringende omstandigheden stukken laten vernietigen (mijn 2e Batterij in de nieuwe stelling, de Ie Afdeeling van 19 R.A.).

  Na het vertrek op Zaterdagavond 11 Mei van de voor mij liggende 7 Veld batterijen (Afdeeling van 8 R.A.) was ik de voorste artillerie op den Grebbeberg geworden, maar nog steeds Legerkorpsartillerie. Ik had geen verbinding met den Infanterie-commandant, en kon dus geen nuttig werk meer op den Grebbeberg verrichten.

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument
(PDF, 1.43 MB)