Rapport van reserve-kapitein K. Burger

Utrecht, 20 November 1940. 

Verrichtingen van 1-II-19 R.A. gedurende de mobilisatie en oorlogsdagen 1939 - 1940.
-------------------------------------------

  Dit rapport betreft de handelingen van voormelde compagnie, gedurende den tijd, dat het commando werd waargenomen door ondergeteekende, reserve 1ste luitenant K.L.A. van der Leeuw.

  Van II-19 R.A. was de Staf en 3e batterij geformeerd door 5 R.V.A., de 1e en 2e batterij door 1 R.V.A.
  19 R.A. was een Regiment 12 Lang Staal.

  1-II-19 R.A. bestond uit:
  Reserve Kapitein K. Burger, Batterijcommandant.
  Reserve 1e Luitenant J.Th. Merkus, Batterijofficier.
  Kornet C.A. Dierdorp, Commandant Rechter Sectie.
  Bereden wachtmeester Douwes, Commandant Linker Sectie.
  en verder dienstplichtig personeel van 1 R.V.A.
  De volledige sterkte van de batterij bestond uit 3 officieren, 8 onderofficieren, 53 korporaals en manschappen, 26 paarden, 14 rijwielen, 4 stukken van 12 Lang Staal en 4 beddingwagens. Bij het uitbreken van den oorlog was er een tekort van 1 onderofficier, 1 korporaal en 2 berijders.

  De batterij werd geformeerd te Schoonhoven. Doordat eenige dagen meer beschikbaar waren dan in het schema was voorzien, deden zich geen moeilijkheden voor. De manschappen waren ondergebracht in een school, de paarden in een garage. Met de paarden waren we zeer gelukkig, zoodat gedurende de geheele mobilisatie geen paarden stierven of behoefden te worden afgemaakt. Gedurende de eerste dagen kon nog tijd gevonden worden om spannen bij elkaar te zoeken en trekoefeningen te houden. Een groot voordeel was ook, dat i.p.v. de te vorderen boerenwagens, legerwagens als beddingswagen beschikbaar bleken te zijn.

  Door den dag voor het vertrek de stukken met een Trado op den dijk gereed te zetten, konden wij den volgenden morgen zoo wegrijden en hoefden niet als eerste prestatie met vreemde paarden en menschen van een vrij slap sportveldje tegen een steilen dijk op te rijden. Zoo kon precies op den aangegeven tijd, 6 uur in den morgen, uit Schoonhoven vertrokken worden en werd om 4 uur in den middag het stellingterrein buiten de Lunetten bij Utrecht bereikt. Behalve voor een paar losse ijzers en de noodige rusten, hadden wij geen oponthoud gehad. Direct na aankomst werd nog voorloopig in stelling gekomen.

  Het stellingterrein was een voetbalveld, de manschappen waren ondergebracht in drie woningen aan de Koningsweg en de paarden in een wagenloods aan de Gansstraat. Weldra bleek, dat het terrein bij het verhoogde inundatiepeil onder water zou komen te staan, zoodat naar een ander stellingterrein moest worden omgekeken. Dit werd gevonden op weilanden achter Hoograven. Tevens werd een beter kwartier voor de paarden gevonden in de Veestallen en voor de manschappen in de Hojelkazerne. Begin October vond de verhuizing plaats.

  Voorloopig kon aan het nieuwe stellingterrein niet veel gedaan worden, aangezien de 3e batterij en munitiecolonne een maand in quarantaine gingen wegens het voorkomen van typhus, zoodat de 1e en 2e batterij alle paarden moesten verzorgen, terwijl ook de stallen moesten worden ingericht, hetgeen veel tijd kostte.

  Juist zou aan de inrichting der stelling begonnen worden, schuilplaatsen waren reeds aangevoerd en zand zou gestort worden, of een derde stelling werd ons aangewezen achter de Hojelkazerne. De le batterij kreeg wederom een sportterrein toegewezen. De stukken bleven voorloopig in de oude stelling staan en zouden eerst op het laatste moment in de nieuwe stelling geplaatst worden. Door de verre afstand en de slechte toestand van het terrein der tweede stelling konden slechts zelden batterijdiensten gehouden worden en van de vorst, waardoor het terrein voldoende hard werd, werd geprofiteerd om de stukken naar de binnenplaats van de kazerne over te brengen.

  Begonnen werd met de camouflage van de geschutsopstellingen; een koeienloods, twee tribunes en een kleedlokaal. Toen de camouflage voor een groot deel gereed was, kwam de opdracht hierbinnen een borstwering van 1 meter dikte en 1.80 meter hoogte aan te brengen. Gelukkig kon dit zonder al te veel veranderingen gebeuren. Drie groepsschuilplaatsen worden langs de rand van het veld zoo ver mogelijk weg aangebracht.
  Toen ze klaar waren bleek, dat ze eigenlijk als schuilplaats bij de stukken bedoeld waren. Toen werden bij de stukken binnen de borstwering nog schuilplaatsen van tramrails aangebracht. Aanvankelijk werd alles met eigen krachten gedaan, doch dit bleek op den duur onmogelijk, vooral toen door de St. Nicolaas- en Kerstverloven het aantal beschikbare werkkrachten steeds minder werd. Toen werden burgertimmerlieden en grondwerkers te hulp geroepen.
  Doch ook deze stelling zou noch door ons, noch door anderen gebruikt worden. Begin April kwam plotseling de order dat we naar het Veldleger zouden gaan. De overgang was wel erg groot, van een kazerne in de stad, waarvandaan alle woonplaatsen gemakkelijk bereikbaar waren, naar een klein dorp, waar alle goeie plaatsen reeds lang door anderen waren ingenomen en waar wij ons met een paar boerenzolders tevreden moesten stellen!

  Het vervoer baarde zorg. We hadden de helft van onze tuigen aan een depot moeten leenen en bovendien waren er geen stallen voor de paarden beschikbaar. Besloten werd, dat de paarden met de beredenen en de munitiecolonne voorloopig in Utrecht zouden blijven en dat wij met auto's naar ons nieuwe gebied zouden worden overgebracht.

  De nieuwe stelling was gelegen op de Grebbeberg, het meest vooruitgeschoven puntje van de Grebbelinie, 50 meter achter de stoplijn. Deze stelling was gereed gemaakt voor een houwitserbatterij van 8 R.A. en was geheel ingegraven in het eikenhakhout oostelijk van de toegangsweg naar Ouwehands Dierenpark. Het gaas over geschutsputten en verbindingsloopgraven was gecamoufleerd met dorre eikentakken, wat zeer goed voldeed zoolang het eikenhout dor was, maar vele moeilijkheden opleverde toen dit ging uitloopen en groen werd.

  De trado's lieten de stukken netjes in de geschutsputten zakken en er behoefde maar weinig veranderd te worden. Al was dus de stelling bijna klaar er bleef nog een massa werk te doen, ook aan de groepsschuilplaatsen en munitienissen aan de andere zijde van het Dierenpark, in het bosch.

  De groote moeilijkheid hierbij was, dat we in Leersum gelegerd waren, op 12 km. afstand en geen eigen vervoermiddelen hadden. Als er niets te doen was, konden we wel auto's leenen, maar zoodra er wat spanning kwam, had ieder zijn eigen wagens noodig. Dan huurden we autobussen, maar dat was ontzettend duur of we gingen met de tram en dan was je erg gebonden aan vertrekuren.

  De oorlogsdagen.

  10 Mei. Juist heeft de A.V.R.O. met het Wilhelmus gesloten of we worden door een ordonnans naar het Afdeelingsbureau geroepen. Dan wordt de troep gealarmeerd, autobussen besteld, ingepakt, kleeding ingeleverd en trekken we naar Rhenen, waar om 5 uur de stelling bezet is, terwijl telkens nieuwe golven vliegtuigen over ons heen dreunen, zonder zich van ons wat aan te trekken. Eerst denken we nog, dat het een aanval op Engeland betreft, maar al spoedig beseffen we, dat het nu meenens is. Den geheelen dag blijft het echter rustig en 's avonds wordt een ploegenstelsel ingevoerd, waarbij de eene helft op post is en de andere in de schuilplaatsen gaat slapen.

  11 Mei. In de verte is reeds mitrailleur- en mortiervuur te hooren en om twee uur in de nacht volgt de eerste schietopdracht, die vlot wordt uitgevoerd. Tegen den ochtend komt nu ook het eerste vijandelijke vuur, waar we echter weinig last van hebben. We zijn er weldra aan gewend en hooren aan het fluiten der projectielen of ze van vriend of vijand zijn en of ze dicht bij of ver af zullen springen. Verder is het maar de geheele dag afwachten. Slechts het weerbericht en de voorbereiding voor een vuur, dat echter niet door gaat, brengen eenige afwisseling. Tegen den avond krijgen we munitieaanvulling en van het nachtelijk duister maken we gebruik om ook de voorraad in de batterij aan te vullen.

  In onze omgeving schijnt toch een enkele parachutist te zijn neergekomen, want er wordt dan hier, dan daar met een automatisch wapen geschoten, dat bij ons niet in gebruik is. Dit maakt de posten in de omgeving onrustig, ze schieten in het donker bij ieder verdacht geluid en weldra is het levensgevaarlijk om van de batterij naar de schuilplaatsen te komen, omdat we dan een infanterie commandopost moeten passeeren, waar geregeld geschoten wordt.

  12 Mei. Vroeg in den morgen ontvangen we opdracht in adf. vuur met t.projectielen in te schieten op de toren van de Protestantsche Kerk in Wageningen en daarna uitwerkingsvuur. De waarnemer, de 1e Luitenant Dietz, zat geheel open op de toren van Ouwehands Dierenpark en had een verre van gemakkelijke taak, aangezien het topje van de toren maar juist te zien was en de waarneming ten zeerste bemoeilijkt werd door rookwolken, die uit Wageningen opstegen, terwijl de kogels hem om de ooren floten. Hoewel met de geheele batterij werd ingeschoten, duurde dit geruimen tijd, doch later bleek, dat het vuur toch succesvol geweest was, aangezien een dagorder van den Divisiecommandant vermeldde, dat een batterij van 19 R.A. binnen het uur deze kerk vernield had, Bij persoonlijke aanschouwing blijkt ook juist de kerk met een kring van huizen er omheen geheel vernield te zijn, waardoor o.a. de hoofdstraat versperd werd, terwijl de verdere omgeving betrekkelijk weinig schade geleden heeft.

  Gedurende dit vuur lagen wij zelf ook reeds geregeld onder vijandelijk vuur, dat hoe verder de dag verstreek steeds in hevigheid toenam en slechts kleine onderbrekingen vertoonde. Later in den morgen namen wij nog deel aan één der afsluitingsvuren voor de HWS (hoofdweerstandsstrook). Hierbij moesten echter twee stukken uitvallen, aangezien ze in de boomen schoten en zoo gevaar voor eigen infanterie opleverden. Voor de houwitsers hadden deze boomen geen bezwaar opgeleverd, maar wilden wij alle vuren onder aan de berg uitvoeren, dan moesten er een groot aantal boomen gekapt worden, hetgeen niet uitvoerbaar bleek. Nadat dit vuur was afgeloopen, kregen wij opdracht de batterij gereed te maken voor stellingverandering. Er zouden auto's komen om ons te halen. Wij konden ook inderdaad niet veel meer presteeren, aangezien de vijand in een strook was aangekomen, waar wij geen vuur konden brengen. Juist waren deze voorbereidingen getroffen of een ontzettend vijandelijk trommelvuur brak los, dat ons geruimen tijd in onze schuilplaatsen gevangen hield. Hierbij werd een kaliber gebruikt van 20 à 24 cm. Naar wij later vernamen stonden deze batterijen in Bennekom en zelfs in Duitschland (spoorweggeschut) opgesteld. Hiermede werd de Grebbeberg regelmatig afgegraasd.

  Gedurende dit vuur kwam een autocolonne om de munitie te halen, doch 7 man werden door granaatscherven gedood en de rest maakte rechtsomkeerd, slechts drie vrachtauto's achterlatende, waarvan er één een lekken band en één een defect aan het stuur had. Alle verbindingen werden door het vuur vernield en we beschikten niet over motorordonnansen om de verbinding met den naasthoogeren commandant in Elst of Amerongen te onderhouden.

  Van de beloofde trado's arriveerden er slechts twee voor de geheele afdeeling. Hiermede gelukte het twee stukken van de 2e batterij weg te halen, maar het duurde uren voor ze terugkwamen. Op deze manier zou het veel te lang duren om de geheele afdeeling te verplaatsen en het was uitgesloten te achten, zonder zeer ernstige verliezen de stukken der andere batterijen bij daglicht uit de stellingen te krijgen. Volgens inlichtingen van de infanterie was de vijand reeds tot de stoplijn genaderd, dus vlak voor de eerste batterij.

  Onder deze omstandigheden besloot de Afdeelingscommandant aan de opdracht naar de steenfabriek bij Remmerden te trekken, te voldoen met achterlating van het materiaal, ten einde ten minste de manschappen voor verdere artilleristische opdrachten beschikbaar te houden. Zoo werd op de 3 vrachtauto's geladen wat mogelijk was, de menschen die geen fiets hadden er boven op en nadat bij de 1e batterij de stukken onbruikbaar gemaakt waren, de terugtocht aanvaard.

  Als door een wonder was van de geheele afdeeling niemand gedood en slechts één man licht gewond. Dit was wel te danken aan het feit, dat de stellingen goed waren ingegraven en de schuilplaatsen in een bosch lagen, terwijl de vijand versnelde buizen gebruikte, die boven in de boomen sprongen, waardoor slechts weinig voltreffers voorkwamen. Ook zijn we niet aan bomaanvallen uit vliegtuigen blootgesteld geweest.

  We trokken terug op Remmerden, waar we instructie kregen naar Amerongen door te gaan. Bij Zuylestein vonden we de keukenwagens met een warme maaltijd en een colonne vrachtauto's, die de Afdeelingscommandant had laten vorderen om bij het stelling veranderen meer onafhankelijk van hulp van derden te zijn en die ons op onze verdere tochten zeer te pas zijn gekomen. Een veldprediker gaf gelegenheid naar huis te schrijven en daarna gingen we naar Leersum, waar wij in de oude kwartieren de nacht doorbrachten.

  13 Mei. Maandag kregen we opdracht naar Elst te gaan ten einde patrouille diensten te verrichten. Voor deze tocht hadden we eenige uren noodig aangezien de geheele weg versperd was met infanterie en artillerie treinen, troepen en losse manschappen, die in beide richtingen trokken.

  In Elst aangekomen was onze hulp niet meer noodig en konden we weer naar Leersum terugkeeren. Nog steeds vragen wij ons vol verwondering af, hoe het komt, dat er dien middag geen vliegeraanval op dezen weg gedaan is, dan was het leed niet te overzien geweest.

  Juist terug in Leersum kwam de order terug te gaan naar Driebergen en daar volgde de instructie door te gaan achter de Waterlinie en zoo reed dien avond omstreeks 10 uur een lange colonne A.T.C. wagens Utrecht binnen, ten zeerste verwonderd voor Utrecht geen water aan te treffen.

  Ten einde de eerste linie vrij te houden voor meer strijdbare troepen, trokken we Utrecht door naar Vleuten, waar we vroeger reeds kwartieren verkend hadden toen we nog in Utrecht in stelling lagen. Daar waren nog geen andere troepen aangekomen, zoodat wij op de scholen beslag konden leggen en om 12 uur was alles ter ruste. Nog steeds was de heele afdeeling in tact en we droomden nog van de verdere taak die ons te wachten zou staan, nadat wij opnieuw zouden zijn uitgerust of verdeeld over andere onderdeelen, die verliezen hadden geleden.

  Den geheelen dag werden pogingen in het werk gesteld om orders te krijgen, tot dat in den avond het verpletterende bericht kwam, dat Nederland gecapituleerd had. Wij weigerden dit te gelooven tot de Regimentscommandant het den volgenden morgen persoonlijk kwam bevestigen.

  Inmiddels ondervonden wij moeilijkheden bij de voedselvoorziening, aangezien de keukentrein, die met paardentractie achteraan was gekomen, ons niet had kunnen vinden en eenige dagen zoek bleef. Weldra werden wij echter uit een infanteriekeuken geholpen.

  Het kostte zeer veel moeite de stemming er eenigszins in te houden met sport, marschen en door de jongens zoo veel mogelijk bij tuinders aan het werk te zetten. Ook werd een dag naar de Grebbeberg getrokken om de stelling op te ruimen en de overblijfselen in Leersum in te leveren.

  Intusschen zaten de beredenen nog steeds in Utrecht. Zij waren gedurende de oorlogsdagen o.a. met de bewaking van de Lunetten belast geweest en moesten hun goed verzorgde paarden reeds een der eerste dagen na de capitulatie afstaan om er een stel magere paarden voor in de plaats te krijgen.

Klik hier voor een uitvergroting
De Kromhoutkazerne te Utrecht. (1939)
  Eindelijk kwam Vrijdag 24 Mei het bericht, dat de halve sterkte naar huis zou mogen gaan en alle voorbereidselen hiertoe waren reeds getroffen, toen Zaterdagmorgen de order kwam, dat 200 man naar Oldebroek moesten om paarden te verzorgen. Hiervoor kwamen alle beredenen en een groot aantal onberedenen in aanmerking en met het restant verhuisden wij Zondagmorgen naar Utrecht, naar de Kromhoutkazerne, waar direct na aankomst de helft afzwaaide. Voor het eerst na Schoonhoven was hier het geheele Regiment weer bij elkaar. Van de 1e batterij waren echter nog slechts 2 officieren, 2 onderofficieren, 2 korporaals en 3 soldaten over. Bij de andere onderdeelen iets dergelijks. Van het regiment werd toen een afdeeling geformeerd en van de afdeeling een batterij. Deze verhuisden nog naar het fort Biltstraat en daarna viel de rest uiteen.

(w.g.) Burger Jr.

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument
(PDF, 4.19 MB)