Slagveld Grebbeberg wordt weer zichtbaar

Herbouwde loopgraaf houdt herinnering aan Duitse invasie levend

Door Wim Langejan

Klik hier voor een uitvergroting
Bernier Cornielje, voorzitter van Stichting De Greb, in de herbouwde loopgraaf. "Je hebt hier een enorm slagveld, maar er is eigenlijk niets dat er aan herinnert."
Ze vochten met antieke kanonnen tegen een overmacht van zwaarbewapende SS'ers. Ruim vierhonderd Nederlandse jongens vonden in de meidagen van 1940 hun einde op de Grebbeberg. De berg ligt er nog, maar de sporen van hun hopeloze strijd zijn grotendeels verdwenen. Daarin is nu verandering gekomen: op initiatief van de Stichting De Greb is, met financiële steun van de provincie Utrecht, een loopgraaf herbouwd. Morgen, op Monumentendag, is de officiële opening.

> RHENEN - De Grebbeberg, 11 mei 1940. Met een daverende klap slaat de Duitse granaat in. Gerrit Ossenkoppele wordt bijna helemaal bedolven onder het zand van de loopgraaf. Even later komt hij weer bij zijn positieven en werkt zich onder het zand vandaan. Helemaal beduusd is hij. "Wat doe ik hier toch ... ?" Ineens weet hij het weer: "Het hondje, waar is het hondje?"

Dan ziet hij een staartje boven het zand uitsteken. Het beestje, dat volkomen in paniek bij de loopgraaf aan was komen lopen, is ook onder het zand verdwenen. Ossenkoppele was, toen de granaat insloeg, met het diertje onder zijn arm onderweg geweest naar een mitrailleurstelling even verderop, om het daar af te leveren. De jongens in zijn eigen loopgraaf hadden namelijk gezegd: "Als we toch moeten sneuvelen, dan niet met een hond erbij."

Ossenkoppele begint als een razende te graven. Even later kan hij het beestje omhoog trekken. Zijn schrik is groot. In zijn handen houdt hij een bebloed lijkje. Het hondje is dodelijk getroffen door een granaatscherf. Ruim 64 jaar later kan de veteraan, die nu in een verzorgingshuis in Ede woont, het nog steeds amper geloven. "Getroffen terwijl ik hem onder mijn arm had. En ik mankeerde niks. Hoe bestaat het!"

Stoplijn
De Grebbeberg, september 2004. Rijen grafstenen op de Militaire Erebegraafplaats. Hier ligt Salomon Löwestein. Hij was 21 jaar oud toen zijn leven eindigde. En daar soldaat H. Ursinus: 22 jaar oud toen hij viel. En daar, het graf van soldaat Winkelman. De mannen sneuvelden in de loopgraven van de stoplijn, de laatste verdedigingslinie op de Grebbeberg. Dezelfde plek waar Ossenkoppele op wonderbaarlijke wijze aan de dood ontsnapte.

De zon schijnt, de sproeiers houden het gras van de erebegraafplaats nat. Er heerst een gewijde rust. "Daar liggen ze dan," zegt Bernier Cornielje zacht. "Jongens die onvoldoende uitgerust de strijd in moesten. En dan toch niet het respect krijgen dat ze verdienen. Dan heb je toch opmerkelijke pech in je leven."

Cornielje is 52. Van enkele jaren na de oorlog. Maar toch is hij ook ván de oorlog. Zijn vader vocht bij de Grebbeberg en zelf is hij nu voorzitter van Stichting De Greb, een club enthousiaste mensen die probeert de herinneringen aan de Slag om de Grebbeberg levend te houden en via restauratieprojecten, zoals de nu herbouwde loopgraaf, weer zichtbaar te maken.

"Het is eigenlijk bizar," zegt Cornielje, wijzend over een akker. "Je hebt hier een enorm slagveld, maar er is eigenlijk niets dat er aan herinnert. Ja, er zijn nog twee kazematten (kleine bunkers, red.) en wat betonnen obstakels, maar die liggen er vooral omdat niemand ze ooit heeft opgeruimd. Daarmee doe je de soldaten die hier gevochten hebben geen recht. Er zijn er toch 420 gesneuveld."

Het bos is niet zomaar een bos. En de akker niet zomaar een akker. Hier voltrok zich de slotfase van de strijd om de Grebbeberg. De Nederlanders in de stoplijn vormden de derde en laatste verdedigingslinie. Om daar te komen moesten de Duitsers eerst de voorposten (in de vlakte richting Wageningen) en de frontlinie, aan de voet van de berg, oprollen. Dagenlang werd er hard gevochten, vaak man-tegen-man. De Nederlanders, met wapens die soms letterlijk uit de mottenballen waren gehaald, (mitrailleurs uit de Eerste Wereldoorlog, kanonnen uit de 19e eeuw) stonden tegenover het SS-regiment Der Führer, perfect getrainde militairen met de modernste wapens.

 En toch wisten ze de opmars aanzienlijk te vertragen. De Duitsers gaven de Grebbeberg zelfs de naam Duivelsberg, uit ontzag voor de hardnekkige tegenstand. Ossenkoppele zat ook in de stoplijn. Hij was plaatsvervangend commandant van een stuk anti-tankgeschut. Evenals als zijn maats kwam hij uit het oosten van Nederland, uit Almelo. Net herstellende van een zware griep zat hij op 11 mei in een regen van Duitse granaten in de loopgraaf. De soldaten leerden snel. "Als je een granaat hoorde fluiten gaf dat niet zoveel. Die landde verderop. Maar als ie ging brommen: berg je dan maar. Dan valt ie bovenop je."

Samen met zijn makkers zat Ossenkoppele te wachten tot er Duitse tanks zouden verschijnen. Bang was hij niet. "Ik ben nooit bang geweest. Ik dacht: ik kom er wel goed doorheen en we slaan die Duitsers zo terug. Ik schiet die tanks zo kapot."

'Hände hoch'

De werkelijkheid was anders. Uiteindelijk losten Ossenkoppele en zijn maats geen enkel schot op een Duitse tank. Hun munitie ging grotendeels verloren bij een luchtaanval, ze moesten zich terugtrekken en via Achterberg, Elst en Cothen belandden ze met hun geschut bij Fort Honswijk langs de Lekdijk. "We zaten daar bij een van de toegangswegen. Ineens hoorden we een enorm lawaai uit het fort. 'Wat zou dat toch zijn,' dachten we, en we kropen uit onze stelling. Toen hoorden we: 'Hände hoch'. Daar stond een SS'er met een geweer. Een jonge jongen nog, 17 jaar of zo. De Krieg is over, zei hij, jullie hebben gecapituleerd. Een vreselijke schok was dat. Hij klopte mij nog op mijn schouder. 'Sie haben gut gekämpft.' Daar hadden ze respect voor."

Gut gekämpft. Goed gevochten. Niet iedereen dacht er zo over. Nederland was immers in vijf dagen onder de voet gelopen en de Grebbelinie was niet zo onaantastbaar als iedereen had gedacht. Cornielje vindt het niet terecht dat in de latere geschiedschrijving soms wat badinerend gedaan wordt over de strijd op de berg. "De jongens die hier vochten verdienen dat niet."

De loopgraaf wordt herbouwd op dezelfde plek als waar hij in 1940 lag. Hij ligt in de rand van een bosje, uitkijkend over de maïsakker. Een situatie vergelijkbaar met die in de meidagen van 1940. Het lawaai van mitrailleurs en granaten heeft plaats gemaakt voor de herrie van bouwvakkers, die met modern materieel de veertig meter loopgraaf opnieuw aanleggen. Zo'n anderhalve meter diep, en met wanden van hout. Zig-zag lopend om te voorkomen dat je vanaf de zijkant de hele loopgraaf in één keer onder vuur kon nemen.

Het is goed dat dit verleden weer zichtbaar wordt, vindt Cornielje. "Het is toch een van de belangrijkste slagvelden van onze geschiedenis. Maar wij hebben na de slag de loopgraven dichtgegooid en zijn overgegaan tot de orde van de dag. De soldaten die hier gevochten hebben en gesneuveld zijn, verdienen meer." Ossenkoppele is het daar hartgrondig mee eens. Hij vindt het 'fantastisch' dat de loopgraaf herbouwd wordt. "Dan blijft tenminste in herinnering wat we daar gedaan hebben: dat we met zo'n beroerd leger zo lang stand hebben gehouden."

De restauratie is uitgevoerd op basis van onder meer oude foto's en de verhalen van getuigen. Eerder al werden op initiatief van de stichting de twee kazematten opgeknapt. Hoe belangrijk is het dat dit gebeurt? Cornielje: "Nou, het is überhaupt goed om na te denken over de slag om de Grebbeberg. Niet alleen vanwege de soldaten die er gevochten hebben. Maar ook vanwege de enorme naïviteit waarmee we als Nederlanders de oorlog in gingen. Met slecht materieel, slechte verbindingen, slechte informatie. Op de uitkijktorens in Ouwehand's Dierenpark stonden de Duitsers ons nota bene te bespioneren. Je moet leren van het verleden."

Parallel

Cornielje trekt een parallel met het heden. Met bijvoorbeeld Srebrenica. Ook daar kwamen Nederlandse militairen terecht in een oorlogssituatie, terwijl ze daar onvoldoende voor toegerust waren. En ook daar liep het rampzalig af. De lessen van de Grebbeberg hadden hun een dienst kunnen bewijzen, vindt hij. "Want," zegt Cornielje, "Als je de geschiedenis niet meeneemt, heeft het zich voor niets afgespeeld."

Bron: het Utrechts Nieuwsblad - Binnenland van vrijdag 10 september 2004, pagina 5

148

« 2004