Verhoor van kapitein G.J. le Fèvre de Montigny

Proces-verbaal van getuigenverhoor d.d. 25 Februari 1942 voor
den Rechter-Commissaris Mr. P. Smit te 's-Gravenhage in de strafzaak
tegen J.J. van Heyst (commandant 2-I-24 R.I.) W.L. no. 318 R.

Gillis Johannis Le Fèvre De Montigny, oud 40 jaar, kapitein der Marechaussee, wonende te 's-Gravenhage, van Hoornbeckstraat 13.
      Ik diende als kapitein van den Generale Staf en was Chef van den Staf van de IVe Divisie. In den namiddag van 12 Mei 1940 was de vijand doorgebroken door de frontlijn bij den Grebbeberg en terechtgekomen bij de stoplijn, pl.m. 1 Kilometer West van de Grebbesluis. Er werd toen bevel gegeven aan een compagnie van II-19 R.I. om een tegenstoot te doen en ook is een eskadron Huzaren ingezet. Wat later in den namiddag ontving I-24 R.I. opdracht om op te rukken over den kunstweg naar de Grebbe, zich aldaar gereed te stellen en gebruik makende van de twee voornoemde tegenstooten, het verloren gegane deel der frontlijn opnieuw te bezetten. Deze order ging uit van Commandant IVe Divisie. Het is mij bekend, dat de commandant van I-24 R.I. de order veel te grootsch heeft opgevat, als het ware in dien zin of hij zelf een tegenstoot moest doen (dat er in deze dus een misverstand bestaan heeft, is mij uiteraard eerst later duidelijk geworden). Er is een vrij groote tijd verloopen tusschen de order aan I-24 R.I. en het begin van uitvoering daarvan, zoodat het al bijna donker was, ten minste dat neem ik aan, toen het bataljon op weg ging, of, liever gezegd, Oost van den spoorweg bij Rhenen kwam, want mij is niet meer bekend, waar het bataljon toenmaals vandaan kwam. Op een gegeven oogenblik is op de commandopost IVe Divisie bekend geworden, dat de tegenstoot, uitgevoerd door de eerst ingezette compagnie, mislukt was. Er is toen bevel gegeven aan I-24 R.I. om de bezetting van de Divisie-reserve aan de spoorlijn te versterken en, voor zoover mij bekend, hebben daarna inderdaad onderdeelen van I-24 R.I. aan de spoorlijn gestaan. Of en hoe dit bevel aan I-24 R.I. gegeven is, of, beter gezegd, of en hoe dit bevel den commandant I-24 R.I. bereikt heeft, is mij niet bekend. Het bevel voor den zoogenaamden tegenstoot aan I-24 R.I. werd dus ingetrokken.
      Mijn indruk achteraf is geweest dat Commandant I-24 R.I. niet begrepen heeft waar het om ging.
      Ik kan mij niet herinneren, dat kapitein Van Heyst mij in den avond van 12 Mei 1940 op mijn commandopost heeft bezocht, maar onmogelijk is het niet. Als hij verklaart, dat ik hem toen geen opdracht heb gegeven om terug te gaan naar den Grebbeberg (Oost van den spoorlijn), dan kan dit zeer goed met de waarheid in overeenstemming zijn, want, zooals gezegd, moest I-24 R.I. op de spoorlijn terugtrekken en zou het dus niet logisch zijn hem een andere opdracht te geven.
      Uiteraard bedoel ik met het voorgaande, dat ik hem niet heb gelast met zijn compagnie Oostwaarts van den spoorweg te gaan, want hoewel ik mij de juiste toedracht der zaak niet meer herinner, zou ik natuurlijk tegen een officier, die kwam melden, dat hij zijn compagnie kwijt was, daarover wel het een en ander gezegd hebben.

Voorgelezen, volhard en geteekend,

(get.). G.J. le Fèvre de Montigny.

Waarvan dit proces-verbaal, door ons, Rechter-Commissaris met den Griffier geteekend.

(get.) P. Smit
(get.) Bannier.

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument
(PDF, 2.15 MB)