Verhoor van reserve-kapitein H.J.M. Steenbergen

Verhoor op 30 Augustus 1940 van den reserve-Kapitein H.J.M. Steenbergen van 11 R.I.;
Koninginnestraat 35, Breda, ingedeeld als Commandant M.C.-III-11 R.I.
---------------------------------------------------------------------------

  Mijn Bataljonscommandant was majoor v.d. Ploeg; de Sectiecommandanten waren reserve 1e Luitenant van Veen; reserve 1e Luitenant Ketelaar; S.M.I. van Mierlo en sergeant-capitulant Huisman.
  De compagnie was behoorlijk uitgerust.
  In den morgen van 12 Mei moest het Bataljon, 1-III was afwezig, was naar Rotterdam, 3-III (min een sectie) was bij Driebergen, bewaking van munitie-depôt, om plm. 6.30 uur afmarcheeren van Leersum gedeeltelijk op rijwielen, de M.C. op auto's tot steenfabriek Remmerden, aldaar de stukken in stelling tegen luchtdoelen. Van 3-III was maar 1 sectie aanwezig, en een groep manschappen uit Westervoort, ca. 30 man onder A.O.O.I. Klinkspoor (?), de rest van het bataljon was present. De groep uit Westervoort was uiterst zeer vermoeid, doch viel mij overigens mede, heeft ons Bataljon niet gedemoraliseerd.
  Het bataljon bleef om en nabij de steenfabriek tot plm. 11.00 uur toen de Bataljonscommandant terug kwam met orders. Wij kregen bevel het Bataljon in marsch-formatie op te stellen waarbij de Sectiën zware mitrailleurs over de colonne verdeeld werden met het oog op luchtgevaar.
  Voorwaarts tot eerste huizen van Rhenen (nabij Holle weg naar Koerheuvel) het bataljon aldaar gerust, Compagniescommandanten met Bataljonscommandant kwartier verkennen in verlaten woningen in Rhenen, de troep rusten in terreinplooi. De Bataljonscommandant is zelf op voorstel Compagniescommandanten niet medegegaan naar Rhenen, doch is bij de troep gebleven. Nadat wij de kwartieren verkend hadden, dat de Bataljonscommandant gemeld en het bataljon uit de Holle weg Rhenen binnengerukt. Om plm. 13.00 uur waren de troepen in de kwartieren.
  Wij wisten toen nog geen van allen wat er zou gebeuren, de Bataljonscommandant gezocht, doch niet gevonden, ook de gasofficier zocht de Bataljonscommandant.
  Dit was niet erg prettig, vooral omdat eigen troepen in terugtrekkende beweging door Rhenen trokken ter sterkte van een of meer secties in ongeordende verbanden. Wij wisten niet wat dit beteekende.
  Daarna kwam 2-III onder Compagniescommandant kapitein Franssen uit Oostelijke richting aangemarcheerd en gingen in Westelijke richting.
  Ik vroeg de kapitein of hij orders had en hij deelde mede de kapitein van Buuren van de Divisie-staf te hebben ontmoet en had hem de order overgebracht Westelijk van Rhenen een stelling in te richten. Waar, zei hij niet, doch hij zij, in de buurt van Remmerden. De kapitein Franssen verzocht mij met mijn compagnie onder zijn bevel te stellen en ook deze stelling te betrekken en ik begreep uit een en ander dat dit de order voor het Bataljon was.
  Ik liet mijn compagnie verzamelen en gaf opdracht de compagnie Franssen te volgen, dit kon ik doen op gezichtsverband.
  Toen de eerste twee Sectiën afgemarcheerd waren, vond ik de situatie toch vreemd en gaf het commando aan mijn oudste Luitenant en ging ik Rhenen in om den Bataljonscommandant te zoeken. Ik fietste Rhenen in en trof de majoor v.d. Ploeg op het Pleintje of het Plantsoentje en vertelde de majoor wat er gebeurd was en werd de majoor ontzaggelijk kwaad en vertelde dat het niet zijn bedoeling was, dat de compagnie Franssen en mijn eigen compagnie terug moesten. Hij nam een rijwiel en beviel mij ook een rijwiel te nemen en mede te gaan om de troep terug te halen. Het bleek dat door iemand (wie weet ik niet meer) 2 Sectiën van mijn compagnie in Rhenen vastgehouden waren. Ik gaf opdracht, dat die twee Sectiën ter plaatse moesten blijven en ging zelf met de majoor richting Remmerden. Even buiten Rhenen kwam er een motorordonnans en ging de majoor achter op de motor zitten en bleek ik ter plaatse. Ik heb daar plm. 30 minuten gewacht en kwam de majoor v.d. Ploeg in gezelschap van de kapitein v. Buuren terug (ik meen in een auto).
  En droeg de majoor v.d. Ploeg mij op aan de kapitein v. Buuren de order die de kapitein Franssen gekregen zou hebben van kapitein v. Buuren en die de kapitein Franssen mij had medegedeeld te herhalen. Ik deed dat, en zei de kapitein v. Buuren, dat kan niet dan zou de stelling achter de commandopost van de divisie hebben gelegen.
  Even daarna kwamen de beide sectiën van mijn compagnie en de compagnie Franssen terug en zijn wij doorgemarcheerd naar het Plantsoentje te Rhenen, waar het bataljon verzameld werd. De twee Sectiën die in Rhenen zijn, in stelling gebracht (zie schets), op wiens last weet ik niet. Wij zijn over het viaduct doorgemarcheerd; wij, de Compagniescommandanten, wisten niet wat er ging gebeuren. Wij zijn opgerukt tot het landweggetje (zie schets) en daar gelastte de majoor dat de compagnie van kapitein Franssen met de beide sectiën van de M.C. het landweggetje in Noordelijke richting zou in marcheeren, zoodat 1 sectie M.C. tegen de kunstweg aanleunde, dan in Noordelijke richting de kapitein Franssen en op de Noordelijke vleugel de andere sectie M.C., terwijl de sectie 3-III en de sectie Westervoort onder de kapitein Dewez zuid van de kunstweg opstelling moest nemen. Alles met front Oost om van daaruit op te rukken naar de Westelijke rand van een open terrein. Er werd niet medegedeeld wat er lag aan eigen troepen. Ik stelde de majoor voor te gaan verkennen en dit werd goed gevonden en ging ik met de Luitenant Ketelaar naar voren en vond bij open terrein loopgraven, waarin soldaten en een onderofficier, deze deelde mij mede dat dit de stoplijn was. Ik ben teruggegaan, het bataljon had de bevolen opstelling op landweggetje ingenomen, behalve de 2 sectiën M.C. die nog bij elkaar stonden, aan het begin van het landweggetje plm. 50 meter van de groote weg. De Bataljonscommandant liet voorwaarts blazen op de hoorn en ging de Compagnie Franssen voorwaarts, mijn beide Sectiën en de M.C. volgden, na eerst afgelegd te hebben. Wij zijn opgerukt tot aan de stoplijn. In de loopgraaf ontmoette ik een officier (een luitenant van 8 R.I.) die mij vertelde dat de vijand aan de overzijde van het open terrein zat en dat vijand schoot uit hooge boomen langs de kunstweg. Voor de mitrailleurs stellingen uitgezocht en toen alles in de stelling was, kwam er weer door die luitenant van 8 R.I. bericht dat er niet geschoten mocht worden op dat moment, omdat majoor Jacometti met een patrouille in het voorterrein was. Ik heb geen zware mitrailleurs in dit stellinggedeelte aangetroffen, wel mortieren (een compagnie mogelijk) en ik heb toen de kapitein van de stoplijn gevonden en deze heb ik gevraagd hoe lang het niet mogen vuren zou duren. Hij kon door stoornis telefoon geen uitsluitsel geven. Toen ben ik naar de kapitein Franssen gegaan en die vond ik in de loopgraaf (om plm. 17.30 uur) en vertelde dat hij bericht had gekregen dat majoor v.d. Ploeg gewond was en dat kapitein Dewez het commando over het bataljon had overgenomen, en dat kapitein Dewez bevolen had, dat wij een paar honderd meter zouden terugtrekken en zuid van de weg zouden komen.
  Later (d.w.z. eenige weken geleden) heb ik van de kapitein Dewez gehoord dat hij nooit het commando had overgekregen of genomen.
  De order Zuid van de weg stelling te nemen, is niet uitgevoerd. Ik ben met de beide sectiën weer op het landweggetje gekomen, van de 2e compagnie was alleen de Luitenant Piet op het landweggetje zonder sectie en wist niet waar de 2e compagnie was.
  Het begon schemerig te worden en er lagen ook nog twee soldaten van de bataljonsstaf langs de kunstweg en heb ik ook naar de Bataljonscommandant gevraagd, doch dat wisten zij niet.
  Toen ik de weg overstak vond ik aan de Zuidzijde van de weg de 2 sectiën van mijn compagnie die in Rhenen waren achtergebleven. Zij deelde mij mede opdracht te hebben gekregen - volgens mijn overtuiging - om Zuid van de weg opstelling te nemen van de majoor v.d. Ploeg.
  Deze beide sectiën waren nog al in den put, geen dooden, een sergeant was eenige tijd voor ik deze sectiën aantrof, gewond en afgevoerd.
  Ik heb deze Sectiecommandanten gevraagd of zij de kapitein Dewez wisten, doch zij wisten het ook niet, doch wel dat de rest van het bataljon zich nog achter ons bevond bij Hotel Grebbeberg, waar zich bevond de kapitein v.d. Spek.
  Daarop besloot ik mij met mijn compagnie onder bevel te stellen van de kapitein v.d. Spek, die oudste was.
  Ik ben teruggegaan niet onder druk van de vijand, want die heb ik niet gezien, doch omdat ik niet wist dat ik de stoplijn moest bezetten, had ik maar iets geweten, ik weet het nu nog niet, b.v. dat ik de stoplijn moest bezetten, dan had ik daar in de stoplijn veel beter kunnen blijven zitten dan terug te trekken naar dat smerige bosch zonder eenige dekking of voorbereiding. De terugtocht geschiedde met de wapens afgelegd gereed voor karrenvuur in Oostelijke richting, in ordelijke toestand, geenszins een vlucht. Tijdens de tocht naar de kapitein v.d. Spek heb ik de kapitein v. Heijst niet gesproken, er zijn geen bedieningsmanschappen vanuit de boomen doodgeschoten. Er zijn tijdens de achterwaartsche beweging naar kapitein v.d. Spek geen gewonden gevallen, er was geen artillerievuur in onze nabijheid. Ik heb alleen een viertal huzaren-motorrijders gezien toen ik nog zoekende was langs het landweggetje naar de kapitein Dewez.
  Ik heb mij bij de kapitein v.d. Spek gemeld, deze deelde mij mede het commando over het bataljon op zich te hebben genomen en een stelling wou innemen voor het prikkeldraad. Ik heb de kapitein v.d. Spek een voorstel gedaan omtrent de opstelling van mijn Compagnie (zie schets) waarmede hij accoord ging. De sectiën mitrailleurs waren bezig de stukken op te stellen, ik heb daarnaar gekeken en bevond mij op de straatweg, ik geloof pratende met de luitenant van Veen. Toen plotseling een overval geschiedde. Wij voelden ons geheel omringd door vijand, die handgranaten wierp en pistolen afschoten (plm. 22.30 uur). Onze eigen menschen deden heel weinig, zij waren mijns inziens volkomen bek-af. Ik ben zelf achter een boom gaan liggen en heb met mijn pistool geschoten en in eens stond er een Duitsche soldaat gebukt over mij heen en werd ik gevangen genomen en ben ik met een deel van mijn compagnie en van de 2e compagnie in het Zuidelijkste hoekhuis tegenover het viaduct gebracht.
  In dat huis zijn wij gebleven tot den volgenden morgen plm. 10.00 uur.
  Toen zijn wij de straat op gedreven en ben ik gewond geraakt en ben op de straat blijven liggen tot des avonds plm. 19.00 uur en ben ik opgepikt en verbonden door een Duitsche dokter (maandagavond). Wij zouden met auto's afgevoerd worden en werden in afwachting daarvan in de houtzagerij de Stoomhamer gebracht en plots (plm. 21.00 uur) gingen alle Duitschers weg. In dien nacht werden de huizen om onze verblijfplaats in brand geschoten.
  Den volgenden morgen (Dinsdag) plm. 3.00 uur zijn de Duitschers weer teruggekomen.

Voorgelezen, volhard en geteekend,

w.g. H.J.M. Steenbergen.

Voor eensluidend afschrift,
De kapitein,

(get.) J.K.H. de Roo van Alderwerelt.

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument 1
(PDF, 2.48 MB)
Download brondocument in PDF-formaat Brondocument 2
(PDF, 2.76 MB)