Verklaring van dienstplichtig korporaal G. Damink

Dienstplichtig Korporaal G. Damink, van de Staf 8 R.I., verklaart bij zijn verschijning
voor de Commissie Militaire Onderscheidingen, op 24 Juli 1947:
---------------------

  Ik was ingedeeld bij Sergeant Wint bij de wielrijders patrouille. Ik was opvolger groepscommandant.

  Door het granaatvuur wilden de soldaten van mijn patrouille telkens weg om dekking te zoeken in de loopgraaf. Ik heb 3 maal achter elkaar de jongens uit de loopgraaf moeten halen.

  Wij zijn op patrouille geweest met plm. 8 man, o.a. Sergeant Wint die een bericht moest afgeven aan Majoor Landzaat. Wij kwamen van het westen langs de woning van Ouwehand bij het magazijn, waar Majoor Landzaat was. Soldaat Snijders is gewond geraakt en is het magazijn binnengedragen. Er zijn verschillende explosies geweest vlak bij het magazijn. Ik sprong in een granaattrechter, anderen sprongen er ook in. 1 Sergeant, 1 korporaal en 1 soldaat zijn gesneuveld bij een telefoonsleuf. Hierna zijn wij weer teruggegaan naar de stelling, en zagen toen dat het magazijn in brand stond.

  Na een explosie zag ik dat het prikkeldraad stuk was, het kan ook zijn dat het al stuk was. De stelling werd beschermd door 2 rijen draden. De 2e draad was kapot. Dit heb ik toen gemeld aan de Overste. De draad was kapot over een breedte van plm. anderhalve meter. Hij zei dat het gemaakt moest worden. Hierna heb ik een rol prikkeldraad genomen, ben boven over de borstwering gelopen. Mijn karabijn zette ik tegen een beuk, ik meen dat deze er nog staat. Ik stond op een armlengte van de boom af bij het maken van de draad wat een half uurtje geduurd heeft. De kogels sloegen in de beuk. De draad liep langs de beuk heen. Hierna ben ik in de loopgraaf gesprongen. Toen ik in de loopgraaf was zag ik een Duitser aankomen (ik zag het aan het zilver op de schouder). Iemand van een ander regiment die bij mij was wilde schieten. Ik zei wacht maar even tot hij wat dichter bij is, hierna heb ik hem neergeschoten. Hij zag mij niet daar het goed gecamoufleerd was waar wij zaten. Ik zag er nog 1 of 2 meer, die door een telefoonsleuf kropen, telkens zag ik een helm. Ik heb daar nog op geschoten, of zij geraakt zijn weet ik niet.
  Een poos nadat de moffen weg waren kreeg ik een kogel, waar deze vandaan kwam weet ik niet.

  Woensdag 15 Mei wisten wij dat er gecapituleerd was. Ik lag in een hulpverbandplaats. Toen ik wist dat wij daar 's nachts zouden blijven heb ik tegen de dokter gezegd: "dan ga ik maar weer naar de telefooncentrale, daar liggen mijn dekens nog. Als u toch nog weg mocht gaan, wilt U mij dan roepen?". Dat zou hij doen. Een zwaar gewonde, Gerrits of Gerritsen meen ik, is met mij meegegaan. Die nacht heb ik goed geslapen tot de volgende morgen. Toen bemerkte ik dat alles was weggegaan. Ik ben eerst naar de Spoorlijn gelopen, die gewonde heb ik meegenomen, daarna naar de Utrechtse straat en kwam bij Ouwehand's Dierenpark, waar een Rodekruis wagen stond. De gewonde hebben wij er in gelegd, er stond een dokter bij, daarna ben ik er ook in gegaan. Even later kwam een Duitser die vroeg waar wij vandaan kwamen. Ik zei: "van de berg af". "Oh", zei hij, "er is vannacht nog een Uberleut. und ein Unteroff. gesneuveld" en zei dat hij ons dood zou schieten. Hij kwam met een revolver voor mij staan. Toen reed de chauffeur van de wagen weg met ons erin, naar Arnhem, naar het St. Elisabeth Gasthuis.

  Betreffende Sergeant Wint: hij was een flinke vent.

  Betreffende Kapitein Hulleman: Er waren verschillende jongens die er tussen uit wilden. Hij zei: "iedereen die weggaat schiet ik neer".

  Dinsdagavond toen de Overste met alles wegtrok om een poging te doen over de Rijn te komen heeft hij mij opdracht gegeven het archief van het 8e Regiment te vernietigen. Dit heb ik gedaan door het te begraven in een gat waar het afvoerwater uit de commandopost van de Overste wegliep.

's-Gravenhage, 24 Juli 1947.

G. Damink.

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument
(PDF, 1.25 MB)