Verklaring van dienstplichtig sergeant A. Dekker

Verklaring van den dpl. sergeant A. Dekker van M.C.-I-8 R.I. afgelegd in de
vergadering der Commissie Militaire Onderscheidingen d.d. 27 Januari 1947.
------------------------------------------------

  Ik was Stukscommandant van Koepel 6. De sergeant Van Meeteren was mijn Sectiecommandant.
  Op 10 Mei ben ik eerst in Rhenen geweest. Ik was tijdelijk ingedeeld bij de luchtdoel. Daarna ben ik met mijn stuk naar de stellingen gegaan, waar wij ongeveer om 6 uur aankwamen.
  Op den tweeden dag kregen wij voor het eerst wat artillerievuur. De Duitschers waren doorgedrongen in de voorpostenstellingen tusschen Wageningen en Rhenen. Ik had geen kijker. Ik heb gevuurd op 1.500 meter. Mijn Sectiecommandant zei, dat ik daar moest vuren op Duitschers, die Hollanders krijgsgevangen maakten.
  Zondagmorgen kregen wij hevig artillerievuur en zat sergeant Van Meeteren blijkbaar juist achter mijn koepel, terwijl de deur gesloten was. Hij schijnt daar gewond geraakt te zijn en is naar achteren gebracht door een korporaal. Dit hoorde ik een paar uur later. (Zaterdagsmiddags heeft hij assistentie voor artillerie ingeroepen. Dat hij om olie is geweest, weet ik niet. Ik kreeg wel olie later). De mitrailleur is tweemaal stuk geweest. De eerste maal hebben wij hem zelf gemaakt, de tweede maal is hij hersteld door den mitrailleurhersteller, die door een ordonnans is opgehaald. Dit heeft inderdaad nogal even geduurd.
  Wij gaven in hoofdzaak storingsvuur af op den dijk, opdat de vijand niet kon naderen en op de Steenfabriek. Ik zat met drie man in de koepel. Ze waren rustig (mogelijk hebben de menschen in de schuilloopgraaf er achter geschreeuwd (gehuild).)
  Sergeant Van Meeteren was tot het moment, waarop hij is weggebracht, buitengewoon flink. Hij liep ongeacht welk vuur van de eene koepel naar de andere. Hij zorgde steeds voor den aanvoer van munitie. Wij beschikten steeds over 10 banden (behalve den laatsten dag). Hij zorgde ook voor eten en sprak den eersten dag 's morgens direct de menschen toe; later ook nog geregeld. Hij deed geregeld waarnemingen door zijn kijker. Hij heeft niet gewaarschuwd, dat hij wegging. Ik trad op een gegeven moment op als zijn plaatsvervanger. Sergeant Van Dalen zat in koepel 5.
  Alle drie de mitrailleurs zijn geregeld door blijven vuren, totdat de munitie op was (op 12 Mei). De dijk hebben wij tot het laatst onder vuur gehouden. Wij moesten tenslotte terug. De rechter-sectie was verdwenen. De Duitschers kwamen in de boschwachterswoning rechts van ons. Ik heb menschen uitgestuurd naar het Bataljonsbureau om orders, aangezien ik niet wist waar mijn Sectiecommandant was. Die ordonnansen konden niet verder doorkomen. Zij werden beschoten vanuit het bosch. Hierop zijn wij met de sectie (koepels 5 en 6) teruggegaan naar den commandopost van den Majoor Landzaat. Daartoe heb ik het bevel gegeven. Wij gingen schuin door de bosschen naar den hoofdweg. (De ordonnansen waren tegengehouden bij de boschwachterswoning). Wij gingen op een ander punt door de stoplijn.
  Wij zijn daarop ingedeeld met acht man bij het Paviljoen. Ik heb niet meegemaakt, dat Majoor Landzaat sneuvelde. Ik ben den volgenden dag met 4 man van het Paviljoen weggegaan, om steun van de pag. te vragen voor een tegenaanval op het Paviljoen. Pag. was er niet meer. Wij konden niet meer terug, want de Duitschers zaten reeds om het Paviljoen. Wij zijn door het mijnenveld gegaan naar Rhenen tot aan de Koerheuvel en bemerkten daar, dat er gevuurd werd vanaf de Cuneratoren.
  Hierop bogen wij af naar Achterberg en evenwijdig langs den grooten weg door het terrein gaande, kwamen wij in Amerongen. Vandaar gingen wij richting Utrecht.
  Ik heb 's nachts niet gerust (van 9 Mei tot den 2den Pinksterdag). Ik was in de koepel of in de stelling zelf. Met zijn drieën kwam er niet veel van zitten. De gasafvoer was niet goed. Het gas werd niet afgezogen, daarom moesten wij zoo nu en dan de deur van de koepel openzetten.

's-Gravenhage, 27 Januari 1947.

A. Dekker.

 

------------------------------------------------

V R A G E N L I J S T.

  1.  Welke opstelling had U aanvankelijk met Uw personeel?
  Aanvankelijk was ik Stukscommandant van Koepel 5. Nadat mijn Sectiecommandant sergeant Van Meeteren gewond was, volgde ik hem op. Mijn opstellingsplaats is echter bij koepel 5 geweest.

  2.  Wanneer bent U daaruit teruggetrokken en waarheen en langs welken weg?
  Ik ben teruggetrokken 1e Pinksterdag 's middags te ca. 3.30 uur, naar de commandopost van mijn Compagnie Commandant. Ik heb daartoe gevolgd den weg door het bosch langs de stoplijn en de hulpverbandpost.

  3.  Om welke reden geschiedde dat teruggaan?
  Omdat links van mij op den berg bij de zandafgraving en rechts van mij bij het bouwland bij de boschwachterswoning zich vijand bevond. Bij de zandafgraving was plm. 10 man van den vijand op den berg gekomen en bij het bouwland waren 2 zwaren mitrailleurs door den vijand opgerold met front naar de stoplijn. Intusschen werden wij ook uit vliegtuigen beschoten met mitrailleurvuur.

  4.  Had U vijand voor (achter) U?
  De vijand was links en rechts van mij, ik kon nog achteruit.

  5.  Wie stonden er onder Uw bevel en zijn deze allen met U teruggetrokken?
  Onder mijn bevel stonden koepels 5, 6 en 7. De bezetting van de koepels 5 en 6 zijn teruggetrokken geheel compleet.

  6.  U heeft medegedeeld, den Majoor Landzaat te hebben zien vallen. Zooals echter uit andere verklaringen blijkt, bent U uit het Paviljoen gevlucht, toen dit nog niet was ingestort en voordat Majoor Landzaat was gesneuveld. Hoe kunt U dit verklaren? Zoudt U eventueel bereid zijn onder eede te bevestigen, dat U Majoor Landzaat hebt zien vallen?
  Ik ging 2e Pinksterdag op eigen initiatief te ca. 10.00 uur 's morgens uit het Paviljoen naar de stelling van het IIe Bataljon om hulp te halen. Daarbij sneuvelde sergeant Van Dalen bij de stellingen van II-8 R.I.
  Bij mij waren 6 man, n.l. Hendriks, Makkaaij, De Mou, Van Drempt, korporaal Hottinga (van III-8 R.I.) en sergeant Van Dalen. Behalve korporaal Hottinga allen behoorend tot de 3e sectie van M.C.-I-8 R.I. De stellingen van II-8 R.I. waren bijna geheel verlaten. Ik ben toen teruggekeerd naar het Paviljoen met mijn manschappen.
  Toen ik bij het Paviljoen kwam te omstreeks 12.00 uur, zag ik Majoor Landzaat in het Paviljoen staan. Even later zag ik dat hij viel. Ik dacht dat hij dood was, maar kon niet zeggen gezien te hebben, dat hij een schot kreeg. Ik zou niet zeker durven verklaren, dat hij dood was. Onmiddellijk daarna ben ik weggegaan met Makkaaij, Hekeren, Van Drempt en De Man; door het Dierenpark gingen wij over Achterberg naar Utrecht.
  Later hoorde ik van Makkaaij, dat de Majoor nog gezegd zou hebben: "Jullie hebben dapper gevochten, houdt verder stand", althans woorden van die strekking. Zelf heb ik den Majoor niets hooren zeggen.
  Bovenstaande verklaring, dat ik den Majoor heb zien vallen, zou ik onder eede willen bevestigen, doch niet, dat hij op dat moment gesneuveld is.

  7.  Volgens U is sergeant Van Dalen in Ouwehandsch Dierenpark gesneuveld. Volgens andere verklaringen heeft dit plaats gehad ten Noorden van het Dierenpark bij de loopgraven van een andere compagnie. Heeft U zich wellicht in de plaats vergist?
  Ik verklaar thans, dat sergeant Van Dalen gesneuveld is bij de stellingen van II-8 R.I. gelegen ten Noorden van het Dierenpark.

Bovenstaande verklaring opgemaakt ten overstaan van reserve Kapitein F. Dales te Nijmegen, 11 December 1940.

De sergeant,
(get). A. Dekker.

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument 1
(PDF, 2.62 MB)
Download brondocument in PDF-formaat Brondocument 2
(PDF, 2.58 MB)