Verklaring van reserve-eerste luitenant P.M.R. Versteegh

Verklaring van den Reserve-Kapitein, destijds Reserve 1e Luitenant P.M.R. VERSTEEGH van 2-I-8 R.A.,
afgelegd in de vergadering der Commissie Militaire Onderscheidingen d.d. 13 Maart 1947.
--------------------

  Op het destijds als waarnemend Batterij-Commandant door mij ingediende verslag, alsmede op het verslag van den 2e Luitenant GUDE geef ik aan de hand van de door den Voorzitter der Commissie gestelde vragen de volgende toelichting.

  Wij hebben twee ontijdige springers gehad. De eerste op 11 Mei kan ik niet verklaren; de tweede op 13 Mei was een gevolg van een te warme vuurmond. Ook is het mogelijk, dat, zooals de Kolonel De Ruyter van Stevevinck zegt, de oorzaak gezocht moet worden in een fout in de buis.
  De Luitenant GUDE zat den eersten dag in den waarnemingspost op den uitkijktoren in het Dierenpark. De batterijcommandopost was gevestigd in het restaurant.
  Kapitein CASPERS heeft vanaf het alarm den toestand ernstig ingezien, doch zenuwachtig was hij de eerste dagen niet.
  Het bevel tot stelling veranderen was afkomstig van of via den Afdeelingscommandant.
  Wachtmeester PLIEGER was aan Luitenant GUDE toegevoegd, ik weet niet of hij een kijker had.
  In de normaalstelling was de commandopost gelegen 150 à 200 meter achter de batterij aan een zandweg loopende in N.W. richting. De waarnemer had een waarnemingspost in een boom op een hoogte van 10 tot 15 meter. De Grebbeberg verhinderde het uitzicht aan de rechterzijde.
  De Luitenant GUDE verzocht op een gegeven moment toestemming om te vuren op zichtbare doelen. Even later kreeg hij opdracht vuur-voorbereidingsstaten te brengen naar een afdeeling van I-16 R.A. Hij vatte deze opdracht zoo op, dat hij persoonlijk deze staten moest wegbrengen. Hij voelde er niet voor het vuur te onderbreken en maakte daarom bezwaar.
  Ik heb zelf niet gezien, dat Infanterie met witte lappen, zooals Luitenant GUDE in zijn rapport vermeldt, terugtrok. Ik kon dit ook niet zien; GUDE zat ongeveer 250 meter meer naar voren en hooger.
  De motorrijders, die aankwamen uit de richting van het viaduct, meldden dat de vijand in aantocht was. Zij vroegen om bij mij in stelling te mogen komen, hetgeen ik toestond. De vijand zou volgens hen in boomen zitten langs den Nieuwe Veenendaalscheweg (de weg van de batterij naar het viaduct).
  Ik heb terugtrekkende Infanterie opgevangen. Deze trok terug langs de batterij over den weg van Zuid naar Noord. In totaal heb ik ongeveer 80 man opgevangen. Ik heb ze verzameld bij de batterij en als ik troepen van ongeveer 20 man bijeen had, zond ik deze onder bevel van een onderofficier weer naar voren.
  Ik heb mij practisch nooit in de schuilnis bevonden, alleen 's nachts teneinde te rusten. Ik bevond mij op den grond, waar ik alleen gezichtsdekking had.

  Maandagmorgen heeft aanhoudend iemand van achteren (uit de buurt van "De Koerheuvel") met een geweer op mijn commandopost geschoten.
  De Kapitein CASPERS heeft telefonisch aan de batterij gemeld, dat hij in zijn commandopost beschoten werd door eigen troepen. Ik heb personeel een omtrekkende beweging laten maken om het vuur te doen stoppen.
  De Kapitein CASPERS is Maandagmorgen in de batterij geweest om den toestand te bespreken, aangezien de Afdeelingscommandopost verlaten was bevonden. Hij moest over open terrein.
  Te 11.45 uur heeft Kapitein CASPERS de Afdeelingscommandant opgebeld, doch kreeg geen gehoor. In den commandopost van den Kapitein ben ik nooit geweest.
  Het overleg met Kapitein BALLOT is door den Kapitein CASPERS gepleegd. Ik heb alleen patrouilles uitgezonden naar andere batterijen om te horen wat daar gebeurde.
  Voor zoover ik mij herinner, heeft de Divisie Artillerie Commandant (D.A.C.) gelast de vuurmonden tijdelijk onklaar te maken. Ik meen echter, dat dit niet de D.A.C. van onze Divisie is geweest, aangezien de IIIe Afdeeling deel uitmaakte van een andere Divisie.
  De kapitein CASPERS heeft zich naar Kapitein BALLOT begeven om te trachten verbinding te krijgen. Na terugkomst wilde de Kapitein met de batterij vertrekken. GUDE en ik vonden, dat wij moesten blijven tot hieromtrent orders zouden komen. Wij hebben dit met den Kapitein CASPERS besproken, die zich bij onze meening aansloot. Om het moreel te herstellen, heeft GUDE inderdaad een vuur gelast.
  De vliegtuigen, die ons bombardeerden, waren 5 à 7 in getal.
  Dat de Kapitein CASPERS in den commandopost in zenuwachtigen toestand heeft rondgeloopen, heb ik wel gehoord, doch weet dit niet uit eigen waarneming. Ook heb ik gehoord, dat de Wachtmeester SMIT den toestand aldaar gekalmeerd heeft.
  Bij het rechterstuk hebben wij tweemaal een voltreffer gehad; de eerste maal vóórop de dekking, de tweede maal op de achterrand van de dekking. Eenige uitwerking op het personeel hebben deze voltreffers niet gehad.
  De Kapitein DE BRUINE was Commandant van 1-I-16 R.A.
  Na het vertrek van de vliegtuigen was het tegen 14.00 uur. Wij kregen nog steeds geen orders. De Infanterie was nergens te ontdekken. 1-I-16 R.A. was al weg. Daarom besloten wij ook terug te gaan. Om 11.30 uur heb ik met Kapitein DE BRUINE nog een gesprek gehad. Ik ging naar hem toe om te vragen (wij waren onzen Afdeelingscommandant kwijt) hoe de toestand was. Hij beschouwde de situatie toen heel rustig, waarop ik ook rustig in stelling bleef. Dit was vóórdat Kapitein CASPERS bij ons kwam. Plotseling zag ik 's middags in de stelling van Kapitein DE BRUINE (deze stelling kon ik zien) geen bediening meer; hij was dus verdwenen. Wij besloten toen ook terug te gaan. Met de paarden in Elst hadden wij geen verbinding. De bediening is met munitievrachtauto's teruggegaan. Wij hadden den indruk, dat er geen tijd was om de paarden, die eerst nog opgetuigd en aangespannen moesten worden, uit Elst te laten komen. Volgens verhalen van terugtrekkende Infanterie zou de vijand reeds op ongeveer 50 meter afstand zijn. Mitrailleurvuur hebben wij niet gehad. De oorzaak waarom wij de vuurmonden niet hebben medegenomen, weet ik niet meer.
  Bij den verbindingsmiddelenwagen ontvingen wij weer geweervuur van achteren.
  Kapitein CASPERS is niet geraadpleegd over het terugtrekken van de batterij. Hij had een tijdelijke instorting en aanvaardde ons besluit.
  De vuurmonden hebben wij vernield door een schep zand in de monding te doen.
  Ik weet niet, waarom wij niet gewaarschuwd zijn terug te trekken. Ongeveer twee weken later in Werkhoven heeft Majoor VAN DER WIEL persoonlijk tegen mij gezegd, dat hij toegaf een fout te hebben gemaakt; hij had er niet aan gedacht ons te waarschuwen.

  Luitenant JOOLEN is een rustige man met veel verantwoordelijkheidsgevoel.

  Wachtmeester SMIT was in de oorlogsdagen niet bij mij. Gedurende den mobilisatietijd was hij een buitengewoon goed onderofficier.

  Wachtmeester PLIEGER was een weinig belangrijk wachtmeester, echter zeer plichtsgetrouw.

's - Gravenhage 13 Maart 1947.

P.M.R. Versteegh.

Opgenomen: M.
Typ.: K.

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument
(PDF, 2.22 MB)