Verklaring van reserve-kapitein Th.C. Vrolijk

Reserve Kapitein VROLIJK, Th.C.; van I-29 R.I. verklaart bij zijn verschijning
voor de Commissie Militaire Onderscheidingen, op 5 Juni 1947:

    Ik was Commandant van de mortieren van het 29e regiment bij het 1e bataljon.
    10 Mei 1940 zijn wij gemarcheerd vanuit Haren over Oyen naar Dreumel. Hier kwamen wij om plm. 19 uur aan. De volgende dag zouden wij doorgaan naar Wijk bij Duurstede. Na veel moeite kreeg ik een kwartier om plm. 22.30 uur. Er waren veel troepenconcentraties hier. Om 23 uur kwam er een ordonnans bij mij met het bericht dat ik op het bataljonsbureau moest komen. Hier werd mij gezegd dat wij deze nacht moesten doortrekken naar Wijk bij Duurstede. Wij zijn gemarcheerd naar Tiel, de brug overgegaan en moesten bij Mourik afwijken wegens de inundatie. Met de veerpont zijn wij over de Lek gegaan naar Wijk bij Duurstede. Hier zijn wij weer verder gemarcheerd, onderweg zijn wij op een auto geladen en gebracht naar het gedekte terrein West van de Spoorbaan. Ik meen dat wij daar om plm. 2 uur 's nachts aankwamen. Plm. 4 uur 's morgens 11 Mei kregen wij opdracht de duitsers die doorgedrongen waren in onze stellingen op de Grebbe terug te dringen en de stelling te heroveren.
    Wij zijn met de troep naar de uitgangsstelling gegaan over de Cuneraweg in noordelijke richting, Noord-Oost van het viaduct bij paal 26 van de spoorweg Veenendaal - Rhenen. Het 1e bataljon was rechter voorbataljon. Het 3e was linker voorbataljon. Majoor Hillen was Bataljonscommandant (B.C.). De mortieren hadden voorlopig nog geen orders, moesten wachten op nadere bevelen.
    Wij zijn rechtstreeks naar voren opgerukt tot bij de 5-sprong bij Achterberg. Hier was ook de commandopost. Op mijn vraag om nadere bevelen kreeg ik van de B.C. bevel: "afwachten". Later nog verschillende malen gevraagd om orders maar kreeg geen bericht. De B.C. Majoor Hillen was nergens te vinden, ook bij andere afdelingen bleek hij niet te zijn. Na de capitulatie heb ik gehoord dat hij in het begin al een bekkenschot had ontvangen en hij langen tijd bewusteloos had gelegen waar hij later door de duitsers krijgsgevangen is gemaakt. Ook zijn Adjudant Luitenant Nottrot was gesneuveld.
    Bij de 5-sprong kregen wij granaat- en mitrailleurvuur. Het vuur kwam steeds dichter bij. Ook kregen wij een bombardement. Uit het voorterrein kwamen troepen terug met alle officieren die beweerden dat zij moesten terugtrekken en de uitgangsstelling weer bezetten. Er kwamen hoe langer hoe meer mensen terug. Het schieten kwam dichterbij. Er kwam een hevig bombardement uit de lucht links van de tunnel. Dit gaf een morele inzinking. Toen onze mortieren in de uitgangsstelling zaten kwamen veel mensen terug door de tunnel. Zij waren erg vermoeid en trachtten onze mensen van de rechter vleugel mede te trekken. Ik was ongeveer in het midden van de stelling, plm. 150 à 200 Meter van de tunnel af. Ik ben daar naar toe gegaan en zag daar verschillende officieren van andere regimenten die beweerden dat zij bericht hadden gekregen om de uitgangsstelling weer te betrekken. Toen ik bij de tunnel kwam zag ik dat de mensen erdoor gingen en naderbij gekomen zag ik de weg, ik meen de Cuneraweg richting Veenendaal bezaaid met mensen. Dit was geen teruggaan meer maar een vlucht. Ik ben direct terug gegaan en mijn 1e Luitenant Hietbrink bevel gegeven het commando zolang over te nemen. Ik zag een fiets op de berm van de weg liggen waar ik opsprong en wilde de mensen inhalen. Enige honderden meters verder zag ik Overste Land midden op de weg staan. Hier stapte ik af. De Overste stond met zijn revolver in de hand. Hij zei tegen mij: "het wordt een debacle, zij lopen allemaal weg". Ik zag dat het met een fiets onbegonnen werk was. Er stond een motorordonnans met een zijspan op de weg. Ik zei tegen hem: "als de bliksem naar voren tot wij ze voorbij zijn". Toen wij alle mensen voorbij waren ben ik boven op het zijspan gaan staan. Ik heb hen gezegd rechts en links van de weg een stelling te formeren. Het werd een dichte drom van mensen, bijna 1000. Er werd ook gezegd: "Kapitein, U bent niet van mijn afdeling". Ik zei dat kan mij niet schelen. Ik vraag alleen ben jij Nederlands soldaat of ben je het niet. Ben je het wel dan ga je direct in de stelling rechts, ben je het niet dan schiet ik je neer. Dit was ongeveer ruim 1000 Meter vanaf de tunnel. De mensen zijn allen met de stukken in de stelling opgenomen. Even later kwam ook Overste Land bij mij. Hij zei: "het is verschrikkelijk, de officieren doen ook helemaal niet wat ik zeg, zij staan maar bij de boerderij bij elkaar". Ik heb toen tegen de officieren gezegd een gedeelte van de stelling voor hun rekening te nemen, om naderhand tot schifting over te gaan. Eerst namen zij mij nog kwalijk dat ik hun mensen opdrachten gaf.
    Toen de stelling links en rechts van de weg geformeerd was ben ik naar de Overste gegaan en heb hem gezegd dat er geen mens weg was, hij gerust kon zijn en dat de officieren een deel van het commando in handen hadden genomen. Ik vroeg hem of ik terug kon gaan naar mijn afdeling. Hij zei: "neen, U blijft vanaf dit moment ingedeeld bij mijn staf." Dit heb ik vervolgens medegedeeld aan Luitenant Hietbrink en gezegd dat hij het commando op zich moest blijven houden.
    De Overste zei dat wij nog versterking moesten zien te krijgen. Ik ben met de Overste medegegaan naar Overste van den Briel. Deze wilde hem niet te woord staan. De verstandhouding tussen hen bleek niet al te best. Hij stond met een ordonnans te praten en liet de Overste staan. Hij gaf iemand opdracht om ons naar een kamer te brengen en zou straks even bij ons komen. Wij hebben in totaal 10 minuten gewacht, waarna ik tegen de Overste zei dat wij niet langer konden wachten. De Overste was in een tamelijk gedeprimeerde toestand. Wij zijn toen naar Overste van den Briel gegaan die bezig was enige officieren aanwijzingen op de kaart te geven. Hij trok zich van ons niets aan. Tussen die bezigheid door zei hij tegen de Overste: "ik heb geen orders voor versterking, zeg maar tegen de mensen dat zij gerust kunnen zijn en dat zij de divisie-stelling in de rug hebben". Wij zijn terug gegaan. Hier bleek bij de troepen weer dezelfde paniekstemming te zijn ingetreden en waren weer op dezelfde wijze aan het terugtrekken. Ik heb voor de 2e maal een stelling geformeerd. Hierbij hadden wij niet het voordeel van een borstwering, daar het vlak land was. Ik heb de mensen met een pionierschop ieder voor zich zelf een borstwering laten maken. Stukken Pag. en zware mitrailleurs werden opgesteld toen de stelling weer in orde was. Toen zei de Overste: "ik zie het zelf, de mensen zijn zo moreel kapot dat wij eerst versterking moeten hebben". Hierna ben ik met de Overste weer terug gegaan naar Overste van den Briel. Hij gaf geen versterking en zei weer dat wij tegen de mensen moesten zeggen dat zij de divisie-stelling in de rug hadden. Ik antwoordde hem dat dat niet voldoende was, dat zij moreel en lichamelijk uitgeput waren. Wij zijn naar de zg. divisie-stelling gegaan waar een officier bij stond. Deze stelling bleek 800 Meter te zijn achter de door mij geformeerde stelling. Later bleek het echter een gemarkeerde stelling te zijn. Weer bij onze stelling aangekomen waren de mensen groepsgewijze ordelijk aan het terugtrekken onder commando van Kapitein Termaten. Deze had intussen blijkbaar order gekregen verder terug te trekken. Hoe hij aan de order is gekomen weet ik niet. Ik zei tegen de Overste dat het absoluut nodig was dat de mensen wat te eten kregen. Ik ben met Luitenant Teurlings met een auto er op uit gegaan om te proberen aan levensmiddelen te komen, en heb deze in Amerongen en Elst verzameld. Intussen was het nacht geworden. Wij konden niet meer langs dezelfde weg terug, deze bleek al bezet te zijn door de duitsers. Langs een omweg zijn wij terug gekomen. Wij kwamen onderweg troepjes tegen die zeiden dat alles weg was. Ten langen laatste zijn wij in Jutfaas terecht gekomen en bleek Kapitein Termaten daar ook te zijn aangekomen. Kapitein Termaten was commandant van 1-I-29 R.I..

    Betreffende Kapitein Stevens: In Beuningen heb ik van anderen, o.a. Luitenant Ruurward het verhaal gehoord zoals vermeld in de verklaring die ik mede heb ondertekend. Dit heb ik zelf niet medegemaakt.

    Betreffende Luitenant Ruurward: Hierover heb ik ook van anderen gehoord, doch niet zelf gezien.

's-Gravenhage, 5 Juni 1947.

Th.C. Vrolijk.

Opgen.: J.v.d.B.

(Dit verslag is tot stand gekomen door medewerking van mr. L.E.A. Gelderman.)

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument
(PDF, 2.23 MB)