Verslag van majoor J. de Kruyff

A f s c h r i f t.

Commandant III-24 R.I.

Nr. 66 P.

Commandopost, 18 Mei 1940.

Verslag opmarsch III-24 R.I. op 12 Mei 1940 en uitvoering opdrachten van 13 Mei 1940.

-----------------------------------

  Op 12 Mei 1940 was het bataljon gelegerd te Beusichem.
  Te 17.00 uur ontving ik opdracht van Commandant Brigade B., dat het Bataljon van oever moest verwisselen en over Wijk-bij-Duurstede oprukken naar Amerongen.
  Na het ontvangen van dit bevel heb ik terstond laten eten en de troep marschvaardig maken. Voorts heb ik terstond de pontveeren bij Beusichem en Wijk-bij-Duurstede laten verkennen teneinde de overgangsmogelijkheden voor het bataljon te onderzoeken. De veeren bleken geheel open te liggen voor luchtaanvallen terwijl slechts halve compagnieën tegelijk over konden gaan en een of twee voertuigen tegelijk. Het overzetten zou meer dan 2 uur in beslag nemen. Uit een mededeeling van den Commandant der luchtdoelartillerie te Beusichem bleek mij, dat te Culemborg een pontonbrug lag, die bovendien zwaar beschermd werd door luchtdoelartillerie. Waar ik aldus zekerheid had, dat het bataljon daar zonder stoornis van oever zou kunnen verwisselen, besloot ik van Beusichem over Culemborg de noordelijke Lekoever te bereiken en over Wijk-bij-Duurstede naar Amerongen te marcheeren.
  Om 18.00 uur stond het bataljon tot afmarsch gereed toen ik onmiddellijk achter elkaar twee mededeelingen ontving.
  1e. De burgemeester (van Everdingen) van Beusichem had van den veerbaas bij 't pontveer te Beusichem een mededeeling ontvangen dat zoojuist bij 't Beusichemsche pontveer op een weiland aan den Zuidelijken Lekoever 2 Duitsche vliegtuigen waren gedaald.
  2e. Opgebeld door Commandant Ve Divisie te Zoelmond die mij mededeelde, dat te Ravenswaaij 7 Duitsche vliegtuigen waren gedaald. Hij verzocht mij om onmiddellijke beveiliging van zijn Stafkwartier, door het uitzenden van een gewapende afdeeling naar Ravenswaaij.
  Naar aanleiding van deze beide berichten nam ik terstond de volgende maatregelen:
  1e. Ik stuurde één sectie met drie lichte mitrailleurs onder bevel van een officier, op rijwielen naar het veer te Beusichem, om de bemanningen der gedaalde vliegtuigen gevangen te nemen.
  2e. De 3e Compagnie van mijn bataljon (kapitein van Harrevelt) kreeg opdracht naar Ravenswaaij te marcheeren om den strijd aan te binden met eventueel zich daar bevindende landingstroepen. De uitslag daarvan te berichten aan Commandant Ve Divisie. Vervolgens door te marcheeren naar 't pontveer bij Wijk-bij-Duurstede, zijn compagnie over te zetten naar de Westelijke uitgang van Wijk-bij-Duurstede het Bataljon in te wachten en daarbij aan te sluiten. Mocht het bataljon reeds zijn gepasseerd dan zou ik een ordonnans achterlaten met opdracht voor kapitein van Harrevelt, om door te marcheeren naar Amerongen en daar bij het bataljon aan te sluiten.
  Vervolgens marcheerde ik te 18.30 uur met de rest van 't bataljon en den trein af.
  Tusschen Beusichem en Culemborg moest het bataljon éénmaal dekking zoeken voor een "stekend" vijandelijk vliegtuig. Nabij Culemborg passeerde ons een escadrille Nederlandsche vliegtuigen, vliegende langs de Lek in Oostelijke richting.
  Inmiddels sloot zich vóór Culemborg weder bij het bataljon aan de sub 1 genoemde sectie op rijwielen die had vastgesteld, dat de twee bij het pontveer te Beusichem gedaalde vliegtuigen van Nederlandsche nationaliteit waren.
  Marcheerende met één compagnie voorhoede met 1 sectie zware mitrailleurs, twee lichte mitrailleurs voor luchtbescherming van de trein, twee sectien zware mitrailleurs gereed voor luchtafweer op de karren en een sectie achterhoede, werd de weg gevolgd over Oord-Wijk-bij-Duurstede naar Amerongen (35 km). Aankomst te Amerongen op 13 Mei 1940 te pl.m. 2.00 uur. Hier meldde ik mij bij Commandant 24 R.I.
  Te 3.00 uur kwam hier ook aan de 3e compagnie onder kapitein van Harrevelt. Hij rapporteerde, dat te Ravenswaaij geen vijandelijke vliegtuigen waren gedaald. Hij was daar éénmaal beschoten door een lichte mitrailleur, doch heeft niet kunnen achterhalen of dat een vijandelijken dan wel een Nederlandsche mitrailleur is geweest. Hij vermoedde echter een vijandelijke mitrailleur met eenige parachutisten.
  Op den dijk vóór Amerongen rustte het bataljon nu in afwachting van het vervoer met vrachtauto's naar Amerongen.
  Ik kreeg namelijk inmiddels van Commandant 24 R.I. de mededeeling, dat hij het bevel zou voeren over 11 G.B. en III-24 R.I. om daarmede een Divisie-reserve te vormen in het bosch Lijstering vt. 166-442. Het IIIe Bataljon links frontbreedte pl.m. 400 meter, diepte eveneens pl.m. 400 meter met de rechtervleugel aan 't eindpunt van den kunstweg van kp. 107 aan den kunstweg Amerongen - Rhenen in noordelijke richting loopende met het front naar het Zuidoosten. De keukentrein op te stellen in 't bosch nabij den kunstweg ten Zuiden van hoogte 46.9 vt. 166-443 en de gevechtstrein in de boschpunt bij de samenkomst kunstwegen ten Oosten van kilometerpaal 105 kunstweg Amerongen - Rhenen vt. 164-443.
  Medegedeeld werd, dat bij 't aanbreken van den dag door Overste Land met 4 bataljons een aanval zou worden ingezet vanuit een uitgangsstelling nabij Achterberg vt. 168-442 in Zuidelijke richting met het doel een deuk in het Zuidelijkste deel der Grebbelinie weer recht te maken en zoo mogelijk den doorgedrongen vijand weer terug te drijven. Deze aanval zou worden gesteund door 300 Engelsche vliegtuigen. (die echter nooit zijn verschenen.)
  Omstreeks 5.00 uur was het bataljon vervoerd en bij kilometerpaal 107 aan den straatweg Amerongen - Rhenen uitgeladen. Onmiddellijk werd naar de opstellingsplaats afgemarcheerd welke te 6.00 uur was ingenomen, waarvan mededeeling aan Commandant 24 R.I. werd gedaan, alsmede (op diens verzoek) aan den commandant der IVe Divisie, die het bevel in dat vak voerde.
  Na het uitzetten der beveiliging in front, flank en rug en het in de richting van den vijand uitzenden van een patrouille om contact te zoeken met de eigen troepen in het voorterrein, ging het bataljon in het bosch rusten. De troep was buitengewoon vermoeid na den 35 km. langen marsch en het lange langs den weg liggen in Amerongen. De gevechtswaarde was dus zeer gering maar het moreel uitstekend.
  Aangezien mij zulks was opgedragen begaf ik mij vervolgens naar den Commandopost van Commandant 24 R.I., die ik daar echter niet aantrof. Hij hield zich op nabij kilometerpaal 107 aan den straatweg Amerongen - Rhenen waar ik hem bezig zag de rest van I-24 R.I. onder 2e luitenant Beets te verzamelen en te reorganiseeren. Hij deelde mij mede voornemens te zijn den Commandant IVe Divisie te verzoeken, het commando aan mij te mogen overdragen, om zelf met het gereorganiseerde I-24 R.I naar de voorste lijn te gaan.
  Ik ben daarop naar mijn eigen Commandopost gegaan, heb de opstelling van het bataljon geïnspecteerd waarbij ik tot de ontstellende conclusie kwam, dat het bataljon was opgesteld in de lijn der eigen artillerie, terwijl in den rug van 't bataljon nog meer eigen artillerie (o.a. 10 cm. en luchtdoelartillerie) was opgesteld. Deze artillerie vuurde op de vijandelijke artillerie met afstanden van 2500 - 4500 meter. Deze vijandelijke artillerie beantwoordde het vuur zodat mijn bataljon zonder eenige dekking gedurende ongeveer 8 uur voortdurend onder de scherfwerking lag van granaatkartetsvuur van wisselende hevigheid. Gelukkig bereikten de meeste scherven niet den grond maar sloegen de stammen en kruinen der boomen aan stukken. Dat de troep dat vuur doorstond zonder te retireeren, moet eensdeels geweten worden aan de groote vermoeidheid (velen sliepen onder 't granaatvuur rustig door) andersdeels aan 't hooge moreel der compagniescommandanten en officieren, die niet schroomden zich naar de gevaarlijkste punten te begeven om de manschappen toe te spreken en door hun voorbeeld kalm te houden. Slechts éénmaal, toen een voltreffer in de compagnie van Harrevelt sloeg en daar twee dooden en verschillende gewonden maakte, dreigde daar een oogenblik een paniek te ontstaan. Ik was echter juist op dat oogenblik aanwezig en kon, ondanks het feit, dat het artillerievuur toen zeer intensief was, de orde geheel herstellen en den troep zijn opstelling weer doen innemen.
  Inmiddels bereikte mij het bericht, dat ik het commando over de beide bataljons op mij moest nemen. Ik gaf het bevel over het bataljon over aan kapitein Tjerks en begaf mij naar den Regimentscommandopost in 't zoogenaamde huisje van Waller (dat ook onder artillerievuur lag.)
  Ik moet nog opmerken, dat het in het door ons bezette bosch ook buiten het feit dat daar artillerievuur op lag, lang niet veilig was. Telkens werd men bij 't loopen door het bosch opgeschrikt door 't knallen van knetterpistolen of beschoten door enkele personen, gewapend met repeteergeweren en gekleed in blauwe overalls, die uit de boomen en het struikgewas het vuur openden op al wie zich van den troep verwijderde. Ikzelf ben op deze wijze 4x beschoten. De schutters verplaatsten zich onophoudelijk zoodat zij, als ik er met een patrouille op afging of trachtte hen te achtervolgen, verdwenen waren om een oogenblik later weer elders op te treden. Waarschijnlijk waren zij bedoeld om het moreel te schokken.
  Er gebeurde overigens niets en beide bataljons rustten in hunne opstellingen tot ik ongeveer 14.30 uur bericht ontving, dat sterke vijandelijke infanterie oprukte tegen de Koerheuvel vt. 166-441. Met de wetenschap dat Overste Smit met I-24 R.I. in voorste lijn was en waarschijnlijk aan den spoordijk opgesteld en niet wetende welke bezetting daar overigens lag, meende ik te moeten aannemen, dat hij terug was geslagen en er een doorbraak dreigde. Ik besloot derhalve hem te hulp te komen en ontbood daartoe bij mij majoor Bender (Commandant 11 G.B.) en kapitein Tjerks (Commandant III-24 R.I.).
  Ik gaf aan majoor Bender de opdracht met zijn bataljon versterkt met III-24 R.I. min 3-III-24 R.I. ( die ik als regimentsreserve in de hand wenschte te houden) een uitgangsstelling in te nemen in den rand van 't bedekte terrein ten Westen van kunstweg kilometerpaal 107 in Noordelijke richting loopende en met den rechtervleugel aangeleund aan den kunstweg Amerongen - Rhenen. Hij moest zich over een frontbreedte van pl.m. 1000 meter ontwikkelen en snel voorwaarts rukkende, den spoordijk hernemen en mij daarvan berichten.
  Reeds vroeger kreeg ik in den Commandopost de telefonische opdracht van Commandant IVe Divisie om bij hem in den Commandopost te komen. Hieraan voldeed ik en gaf hij mij opdracht om door een kapitein een opnamestelling te laten verkennen in het terrein ten Westen van den kunstweg van School vt. 163-443 naar Veenendaal, over een frontbreedte van 1200 meter voor twee bataljons en 2 compagnieën zware mitrailleurs.
  Tijdens het uitvoering geven aan deze opdracht ontving ik in mijn Commandopost het telefonisch bevel van Commandant IVe Divisie: "Onmiddellijk terugtrekken in Westelijke richting!" Aangezien dit bevel niet werd gegeven met vermelding van het codewoord gaf ik er geen uitvoering aan maar belde Commandant IVe Divisie op om bevestiging te krijgen. De verbinding bleek reeds verbroken. Ik stuurde een ordonnans naar den Commandopost - IVe Divisie om te zien of deze nog was bezet. Werd onbezet bevonden. Voor de zekerheid liet ik dit verder onderzoeken. (Van kapitein van Harrevelt hoorde ik later, dat de Commandopost inderdaad was verlaten en dat men hem uit een personenauto (met stafofficieren?) nog had toegeroepen: "Terugtrekken in westelijke richting".)
  Waar de artillerie reeds terugtrok en langs den straatweg Rhenen - Amerongen ongeordende infanterie terugtrok, besloot ik onder achterlating van een scherm, terug te gaan tot de boven aangegeven lijn van opnamestelling, welke stelling ik liet bezetten door 1-III-24 R.I., kapitein Scherpbier.
  In volmaakte orde trok vervolgens III-24 R.I. terug tot Elst alwaar ik een Stafofficier van IVe Divisie vond, die opdracht gaf met 2 compagnieën (2-III en 1-III) een opnamestelling in te nemen à cheval van den straatweg Amerongen - Rhenen nabij kilometerpaal 103. Hij deelde mij mede, dat deze compagnieën de eerste waren die in volkomen orde en gevechtsvaardigheid terugtrokken. Intusschen nam ik nu ook 3-III terug, die tot dat oogenblik in opnamestelling had gestaan bij School vt. 163-444.
  Zelf ging ik door naar Amerongen waar ik Commandant IVe Divisie vond. Ik vroeg of het bevel "onmiddellijk terugtrekken in Westelijke richting" inderdaad door hem was gegeven. Hij bevestigde dit en tevens, dat verzuimd was het codewoord op te geven.
  Nadat door Commandant IVe Divisie versche troepen in 's-vijands richting waren uitgezonden, kon ik mijn bataljon ten slotte te Amerongen verzamelen, laten eten en rusten en gereed maken voor den afmarsch (als achterhoede) naar Vreeswijk. Met een totaal uitgeputte troep werd te 21.00 uur afgemarcheerd en op 14 Mei 1940 omstreeks 8.00 uur werd Vreeswijk bereikt en aldaar gelegerd.
  Naar mijne meening was het teruggaan op 13 Mei 1940 niet noodig, omdat op dat oogenblik geenerlei druk door den vijand werd uitgeoefend. Wel was het artillerievuur in den loop van den dag in hevigheid toegenomen en het vermoeden gewettigd, dat eerlang een vijandelijke aanval zou volgen. Deze is eerst in den volgenden nacht gekomen, na een heftige artilleriebeschieting en had onmiddellijk succes.

De Majoor,
(get.) J. de Kruyff.

Aan Commandant 24 R.I.
Voor eensluidend afschrift,
(get.) J. de Kruyff.

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument
(PDF, 3.83 MB)