Verslag van reserve-eerste luitenant A.B.H. Vlielander

HOOFDREGELINGSBUREAU
REGELINGSBUREAU LANDMACHT
Afdeeling I C.
-----
No. 1334.
Onderwerp:
Krijgsgeschiedenis.
-----
  's-Gravenhage, 1 Februari 1941.
Willem Lodewijklaan 1.


         Ik zal het op prijs stellen een zoo nauwkeurig mogelijk verslag van U te ontvangen nopens hetgeen U persoonlijk met Uw peloton heeft beleefd in de oorlogsdagen van 10 - 15 Mei.
         Het is daarbij van belang, dat U scherp onderscheid maakt tusschen hetgeen U zelf hebt gezien en ondervonden en hetgeen U van "hooren zeggen" weet. Dit laatste heeft waarde, omdat daarin dikwijls aanduidingen gevonden worden omtrent onopgehelderde zaken.
         In Uw verslag ware onder meer duidelijk te doen uitkomen:

  1. Wie Uwe ondercommandanten waren (zoo mogelijk met tegenwoordige adressen);
  2. Welke opdrachten zijn ontvangen, hoe die zijn uitgevoerd en welke omstandigheden daarop van invloed zijn geweest;
  3. Welke aanraking U met den vijand heeft gehad (waar, wanneer, hoe sterk naar schatting, wat voor troepen, enz.);
  4. Welk contact U met eigen troepen (afzonderlijk officieren) hebt gehad (waar, wanneer, met wie, tot hoelang e.d.);
  5. Wanneer, op wiens bevel en onder welke omstandigheden U zijt teruggetrokken en hoe die terugtocht is uitgevoerd.
  6. Is Uw onderdeel voortdurend volledig in de hand geweest, of zijn er personen op eigen gezag verdwenen, dan wel verdwaald of om andere reden van het onderdeel afgeraakt.

         De beantwoording van het bovenstaande is noodzakelijk om een juist inzicht te krijgen in het verloop der gebeurtenissen waardoor een juiste geschiedschrijving ontstaat.
         Indien U een getypt verslag verstrekt, is toezending in duplo wel zeer gewenscht.

De Luitenant-Kolonel
van den Generalen Staf,
(get.) V.E. Nierstrasz.

Aan:
Reserve 1e Luitenant A.B.H. Vlielander
Numansdorp.


------------------------------------------------------------------------------

Donderdag, 9 Mei 1940
Op Donderdagavond omstreeks elf uur bracht ik met mijn auto onze eskadronscommandant, de Ritmeester Van der Voort van Zijp naar een bespreking met den regimentscommandant en maakte gedurende deze bespreking van de gelegenheid gebruik de posten, die bij de verschillende versperringen waren geplaatst, te controleeren. Hier vond ik alles in orde; alle posten deelden mij echter mede ongeveer 11.30 uur zware ontploffingen uit Oostelijke richting te hebben gehoord.
Teruggekeerd op het regimentsbureau heb ik den Overste hiervan in kennis gesteld.
Den volgenden morgen reveille om 3 uur, een half uur later verscheen een groot aantal vliegtuigen op groote hoogte in Westelijke richting vliegend. De kenteekenen waren eerst niet met zekerheid vast te stellen. Terugkeerende toestellen vlogen echter lager en een enkel toestel schoot met mitrailleur. In verband met de kwetsbaarheid zoo snel mogelijk afgemarcheerd. Order ontvangen met mijn peloton in reservestelling te komen bij paal 19,6 kunstweg Ede - Arnhem en de vernieling op den kunstweg uit te voeren.
Alles voor vernieling klaar gemaakt, echter met het laten springen gewacht, teneinde het verkeer in Westelijke richting zoolang mogelijk gelegenheid te geven door te gaan.
Na een ontvangen bevel van den regimentscommandant, dat ook de vernieling op den kunstweg oogenblikkelijk moest worden uitgevoerd, dit gedaan om pl.m. 8.45 uur. Even voor dat ik liet springen, kwam een auto met een genie-officier uit Oostelijke richting. Deze deelde mij mede landmijnen te gaan halen, die in het vak Schweizerhöhe moesten worden gelegd en vroeg, de weg zoolang open te houden. Aangezien hij dacht anderhalf uur noodig te hebben, was het, gezien het zoojuist ontvangen bevel, onmogelijk hieraan te voldoen. Ik heb hem doorgelaten en daarna de vernieling uitgevoerd.
Na de ontploffing was een viertal boomen, waarom een lading was aangebracht, blijven staan. Na een 20-tal minuten te hebben gewacht, ging ik met Korporaal Booker kijken. Een tiental meters van de eerste boom, dook Booker plotseling weg en ik volgde zijn voorbeeld. Op hetzelfde moment sprongen de ladingen. Booker had iets zien rooken, en hierop zeer juist en snel gereageerd.
Om ongeveer kwart voor twaalf bericht ontvangen, klaar maken voor vertrek; het eskadron moest terug gaan in de richting Langenberg.
Een patrouille onder bevel van den kornet Van Limburg Stirum bleef achter, bereden op motorrijwielen met twee huzaren van mijn peloton, Dijkers en Bonkerk, en een lichte mitrailleur.
's-Avonds ontvingen wij bericht, dat alle drie gesneuveld waren. Slechts de ook bij hun ingedeelde motorordonnans ontkwam.
In Langenberg een reservestelling betrokken. Na de afmarsch van het regiment voegde zich een peloton pantserwagens bij ons. Onze opdracht was de terugtocht van het regiment te dekken.
Om ongeveer 19.30 [30 doorgehaald] uur ontving ik bevel met eskadron af te marcheeren. De Ritmeester zou per auto nakomen. Gemarcheerd met ruime afstanden voor vijandelijke vliegtuigen.
Om 21.00 uur Leersum bereikt en in de bosschen een bivak betrokken, wachten geplaatst, enz.

Zaterdag, 11 Mei 1940
Bij het aanbreken van den dag opstelling paarden gewijzigd, in verband met vliegeractie.
Om 12.30 uur kreeg het eskadron bevel af te marcheeren naar Driebergen en ik werd vooruit gezonden om kwartier te maken.
In Driebergen overnacht.

Zondag, 12 Mei 1940
Om 6.00 uur opdracht met het eskadron naar Leersum te marcheeren. De Ritmeester ging vooruit per auto.
Om 17.30 uur daar aangekomen en het eskadron werd opgesteld in de bosschen bij Commandopost Commandant 4 R.H.
Rijwielen werden aangevoerd en wij werden bereden gemaakt op rijwielen.
10.30 uur afgemarcheerd naar Driebergen.
15.00 uur wederom afgemarcheerd naar Leersum
16.15 uur in Leersum aangekomen.
Pl.m. 17.30 uur in regimentsverband afgemarcheerd in de richting Rhenen.
Pl.m. 18.30 uur kreeg het eskadron opdracht zich in het bezit te stellen van Kruiponder, dat door eigen troepen verlaten was.
Het bleek, dat op den marschweg reeds mijnenversperringen waren gelegd, die wij echter in colonnes met eenen nog konden passeeren.
Naar ik meen, bij Weteringsteeg rijwielen achtergelaten en met den Ritmeester en de andere Pelotonscommandant naar voren gegaan. Wij kwamen aan de Commandopost van Kapitein Wiersinga. Deze vergezelde ons naar voren tot de Koningshoeve, teneinde het aanvalsterrein te verkennen.
Kapitein Wiersinga deelde mede, dat Kruiponder door vijanden was bezet, voorzien van talrijke automatische wapens. Het werd te donker om verder te verkennen.
Handgranaten, noch zware mitrailleurs, die ons ter beschikking zouden worden gesteld, waren gekomen.
Teruggekeerd bij het eskadron bleek door Luitenant Peeters een bevel te zijn gebracht van den regimentscommandant, dat het eskadron zich onmiddellijk zou melden bij de W van VreeWijk [op de kaart], aanval was afgelast.
Naar dit punt gemarcheerd en in den loop van den nacht werd het eskadron gereed gesteld aan den Noordweg, ten Westen van spoorbaan Amersfoort - Rhenen.
Ik kreeg opdracht met eenige manschappen het terrein te verkennen tot aan de spoorlijn, er rekening mede te houden, dat in het terrein eigen troepen en vijand door elkaar zouden zitten. Eigen partij was gedemoraliseerd.
Loopgraaf aan de spoorlijn in tact gevonden. Men had geen verbinding gehad met den Commandant. Eenig vuur ontvangen uit huizen van de overzijde van de spoorlijn.
Teruggemeld bij den eskadronscommandant en bevindingen medegedeeld. Het eskadron ging daarna voorwaarts tot aan de spoorlijn. Hier in stelling gekomen. Eenigen tijd later ontvingen wij bevel terug te gaan naar de uitgangsstelling.
Intusschen was het vijandelijk artillerievuur heviger geworden en wij zochten zooveel mogelijk dekking in en achter de huizen.
De Ritmeester was inmiddels weggegaan, in verband met een ontvangen order.

Klik hier voor een uitvergroting
Verlofpas verleent aan 1e luitenant A.B.H. Vlielander (2-3 R.H.) (3 mei 1940)
De troep hield zich uitstekend. Typeerend voor de rust en koelbloedigheid was bijvoorbeeld het volgende.
In de Commandopost had een korporaal wat eieren gevonden. Ik vroeg hem er voor mij een paar te bakken. Deze waren juist in de pan, toen een treffer voor op het huis kwam. Rustig werd verder gebakken. Een moment later een treffer vlak achter het huis in de tuin. Deuren eruit, glaswerk naar binnen, enz. Aangezien het mij leek, dat het wellicht speciaal op de Commandopost was gemunt, - mogelijk was het heen en weer loopen gesignaleerd, - gaf ik bevel de commandopost een honderd meter verder te verplaatsen. De korporaal zei: "Zonde van het ei, Luitenant, verderop is misschien niets te vinden." Hij kreeg echter een goede ingeving en volgde met pan en eieren, die op de nieuwe post verder werden gebakken.
Toen het artillerievuur in hevigheid toenam en speciaal de huizen het doelwit leken, gaf ik bevel in het omliggende terrein dekking te zoeken. Hier vonden wij tot onze groote vreugde goed ingerichte loopgraven, waaraan wij ongetwijfeld te danken hebben, dat wij niet meer verliezen hadden. Tot nu toe was van mijn peloton 1 man gedood en 1 zwaar gewond.
Het artillerievuur nam zeer in hevigheid toe. Granaten en scherven huilden over de loopgraaf, het zand stoof naar binnen. Geen enkele treffer kwam in de loopgraven. Ook nu bleef de rust en het moreel zeer goed, zelfs de noodige grappen werden nog verkocht.
Bij ons in de loopgraven waren ook de Majoor De Kruijff en zijn Luitenant-Adjudant, die korten tijd te voren bij ons waren gekomen.
Bij zijn terugkomst gaf de Ritmeester ons bevel, ons groepsgewijze te begeven naar en in stelling te komen bij viersprong V van Vreewijk [op de kaart].
Na den Ondercommandant het bevel te hebben medegedeeld, afgemarcheerd.
Direct na de afmarsch per rijwiel, die door de daling zeer snel ging, sloegen eenige granaten zeer dichtbij in. Door de stof en rook van de ingeslagen granaten den zijweg aan mijn rechterhand voorbijgereden. Direct daarop nog een paar granaten, waarvan een zoo dichtbij, dat ik door de luchtdruk tegen de grond werd geslagen.
In het dorp het peloton opgewacht, waarbij bleek, dat slechts enkele manschappen, waaronder de Wachtmeesters De Boer en Nieuwenhuis, dezelfde weg hadden genomen.
Vanuit Rhenen geprobeerd de opgegeven plaats te bereiken, hierbij echter van zeer nabij uit Zuidwestelijke richting door eigen troepen met mitrailleurs en karabijnvuur beschoten. Gelukkig konden wij ons dekken achter een glooiing in het beboschte terrein. Op ons roepen werd het vuur steeds heviger, zoodat wij ons tenslotte maar stil hielden. Nadat het vuur was opgehouden nog eenigen tijd gewacht, daarna verder gemarcheerd. De boschrand waaruit wij vuur ontvangen hadden, bleek nu verlaten. Even later vonden wij een infanteriepost die mededeelde, dat kort geleden een troep cavaleristen naar den straatweg was gegaan. Ik vermoedde, dat dit ons eskadron was en vond inderdaad hier een 40 man met den opperwachtmeester Breeman. Deze deelde mij mede, dat zij weder onder artillerievuur waren gekomen en het verband met het eskadron kwijt waren geraakt.
De namen van de aanwezige manschappen genoteerd en het bevel op mij genomen.
Een inmiddels aangekomen majoor, naar ik meen artillerist, riep mij bij zich en gaf mij, nadat ik hem onze opdracht en ervaringen had medegedeeld, bevel, om 500 meter naar voren te gaan en den weg af te sluiten.
Gezien de vermoeidheid van mijn menschen vroeg ik, even te mogen rusten, hetgeen hij toestond. Even later kwam een motorordonnans met het bevel, dat ons regiment moest verzamelen ter hoogte van de steenfabriek.
Ik heb dit den Majoor medegedeeld, die toen zijn order introk. Aan den mij vergezellenden ordonnans, - wij waren 400 meter verder terug gaan rusten, - gaf ik opdracht te zeggen, dat de troep zich moest klaar maken voor de afmarsch en volgde hen even later.
Ik werd echter teruggeroepen door den Majoor, die mij verzocht te blijven, daar als wij weg gingen, hij ook zijn menschen niet zoo kon doen standhouden. Ik heb hem nog gewezen op het gering aantal van mijn menschen, tegenover hetgeen onder zijn bevel stond en het belang, dat ons regiment zich vereenigde. Hij drong echter met klem aan, dat wij niet zouden weg gaan, waarop ik geantwoord heb: "Goed Majoor, ik zal 500 meter voor U uit stelling nemen."
Bij mijn menschen aangekomen, die reeds stonden opgesteld voor afmarsch in Westelijke richting, deze rechtsomkeer laten maken en terug gemarcheerd. Door de terugstroomende troepen konden wij slechts zeer langzaam vorderen. Op het punt aangekomen, bleek mij, dat de Majoor er niet meer was. De Opperwachtmeester deelde mede, dat hij zeker gezien had, dat de Majoor in een auto in Westelijke richting was weg gereden.
Ik ben toen omgekeerd en vond bij de steenfabriek onze Ritmeester, waar een versperring tegen parachutisten [of pantserwagens, slecht leesbaar] werd opgericht.
Bevel gekregen de menschen naar hun peloton te doen terugkeeren en met mijn peloton naar de Commandopost van den regimentscommandant te gaan en daar in stelling te komen.

Tot zoover het relaas, dat ik kort na de capitulatie op schreef en wat ik woordelijk heb weergegeven. Hetgeen ik thans verder vertel, is dat, wat ik mij thans nog herinner.
Door mijn peloton werd de Commandopost van den regimentscommandant beveiligd. Deze post was op een driesprong, die iets Westelijker lag dan de steenfabriek. Er stond ook eenig luchtdoelgeschut en er werd een paar maal gevuurd op laag overkomende vliegtuigen.
Ons eskadron heeft, toen het regiment zich naar Elst verplaatste, de achterhoede gevormd. Aan de Oostzijde van Elst werd alarmkwartier betrokken.
De huizen waarin de manschappen rustten, werden door sterke posten beveiligd.
Mitrailleurs opgesteld.
Een paar granaten sloegen nog dichtbij in en een korte vuurstoot werd bij vergissing van een zware mitrailleur ontvangen, daar men een paar menschen had zien wegloopen en per ongeluk in onze richting schoot.
De keukenwagens waren keurig op tijd en er werd een zeer goede maaltijd verstrekt.
Na een paar uur kregen wij opdracht met het eskadron naar Leersum te gaan, waar alarmkwartier werd betrokken. Zeer vroeg in den morgen, kregen wij bericht, de afmarsch van het eskadron naar Utrecht, in den rug te beveiligen. De marsch verliep zonder dat wij door vliegtuigen gehinderd werden, dank zij een laag hangende mist.
Wij kwamen te Utrecht aan en het eskadron werd in de Maliebaan opgesteld.
De troepen werden door een van de ziekenhuizen onthaald op broodjes en koffie. Direct na den middag werd afgemarcheerd naar het Achtersloot bij IJsselsteijn. Ik ben vooruit gegaan om kwartier te maken.
De bevolking waarschuwde mij, dat er parachutisten in de omgeving zaten, waarom ik mij niet heb bekommerd en waar ik ook geen last van heb ondervonden.
Tal van verbrande papiertjes werd door mij gevonden, waarop nog leesbaar was "Firma Bervoets, te Rotterdam". Geruchten deden de ronde over een geweldige ramp, die zich te Rotterdam zou hebben afgespeeld.
Later hoorden wij, dat Nederland had gecapituleerd.

Numansdorp, d.d. 1 April 1949.

Reserve 1e Luitenant A.B.H. Vlielander.

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument 1
(PDF, 1.00 MB)
Download brondocument in PDF-formaat Brondocument 2
(PDF, 6.90 MB)
Download brondocument in PDF-formaat Brondocument 3
(PDF, 17.44 MB)
Download brondocument in PDF-formaat Brondocument 4
(PDF, 2.24 MB)