Verslag van reserve-kapitein Ph.J.C. Dijs

24e regiment
IIe Bataljon
3e Compagnie.

Verslag over de krijgsverrichtingen bevattende de reconstructie der gegevens gevraagd in de brieven van Commandant Veldleger Sectie I No. 195 G d.d. 27 Mei 1940 en Commandant Brigade B. Sectie I, 1 No. 2028 d.d. 31 Mei 1940.

1940.

  9 MEI.      Tegen middernacht werd, na ontvangen bericht, bevel gegeven de stellingen van de eenheid Middelveld volledig te bezetten. De uitvoering geschiedde volgens het destijds opgemaakte memorandum, graad van strijdvaardigheid 3.
 
  10 MEI.      In de stelling aangekomen kwam al spoedig het bericht, dat de graad van strijdvaardigheid 4 was ingetreden. Te 3.45 werd bericht aan de B.C., dat de onderdeelen van de eenheid Middelveld hun opstellingen hadden ingenomen. In de lucht werd een buitengewoon aantal vliegtuigen waargenomen, gaande in de richting Oost naar West; eenige uren later op de dag ook gaande in tegenovergestelde richting. Toen eenige vliegtuigen wat lager vlogen werd vastegesteld, dat zij behoorden tot Duitsche nationaliteit. Al spoedig opende de Luchtdoelartillerie, opgesteld vlak achter ons stellingterrein, op de Puyflijkschestraat, het vuur op deze vliegtuigen; welk vuur na een half uur bij herhaling succes had. Door enkele onzer mitrailleurs werd op enkele zeer laagvliegende vliegtuigen eveneens het vuur geopend. Een parachutist uit een neergeschoten vliegtuig werd door een onzer vóórsecties gevangen genomen, gefouilleerd en naar commandopost v/d Bataljonscommandant doorgezonden. Overigens had de dag een rustig verloop; munitiedepots werden gevuld; aanvulling van munitie en aanvoering van stroo vonden plaats; de maaltijden werden regelmatig uitgedeeld. De versperringen op het Kerkpad werden gesloten. Aangevangen werd met boomen te kappen.
 
  11 MEI.      Na middernacht kwamen de bevelen, dat de keukentrein bataljonsgewijs zich verzamelen moest te Wamel en de eenheid Middelveld zich gereed moest maken voor den terugtocht. Nadat aan deze bevelen uitvoering was gegeven, kwam te ca. 4 uur het bevel voor den terugtocht, met achterlating van een ijl scherm. De voorposten waren nog aanwezig. Het scherm zou voor de eenheid Middelveld bestaan uit een Zware Mitrailleur opgesteld in kazemat No. 8 en vier Lichte mitrailleurs, onder bevel van een officier. Het geheele scherm zou gecommandeerd worden door Kapitein Buwalda van 2-II-24 R.I. Verder werd mij opgedragen het bataljon na het verlaten der stellingen te geleiden, waarvoor nadere orders zouden volgen. Als commandant van het scherm van mijn vak werd aangewezen de 1e Luitenant Doyer, terwijl bepaald werd dat de stellingen A, 2, 4, en 5 met Lichte Mitrailleurgroepen bezet zouden blijven alsmede de kazemat No. 8 met een Zware Mitrailleur.
  Nadat ik met de eenheid Middelveld op de Puyflijkschestraat was teruggetrokken en deze troepen verzameld had op deze straat West van huis te Leeuwen heb ik aldaar den Kapitein Westerduin, Commandant M.C.-II, ontmoet, die mij namens den B.C. opdroeg het Bataljon via Wamel - Tiel - Grootebrug te geleiden naar Maurik.
  De bij mijn eenheid ingedeelde Zware Mitrailleurs heb ik overgedragen aan Commandant M.C.-II, die reeds een gedeelte zijner compagnie alhier verzameld had, het stuk 6 veld heb ik opdracht gegeven zich bij de treinen te Wamel te voegen. Het commando mijner Compagnie heb ik overgedragen aan de 1e Luitenant v.d.Griend. Aan alle aanwezige onderdeelen heb ik de geheele marchroute met de eindbestemming Maurik medegedeeld en last gegeven zich aan de West rand van Wamel te verzamelen om aldaar op mijn bevel verder te marcheeren. Mocht ik aldaar of iemand namens mij niet aanwezig zijn dan moest zelfstandig naar Maurik gemarcheerd worden. Daarop ben ik per rijwiel doorgereden naar Wamel om onderweg de overige troepen en treinen van het Bataljon te verzamelen, hetwelk mij ten Westen van Wamel gelukt is, behalve een gedeelte van 2-II-24 R.I. onder Luitenant Noorbergen, waarvan ik inmiddels had vernomen, dat dit gedeelte zelfstandig doorgemarcheerd was in richting Tiel. Na de overtocht te Tiel heeft het Bataljon gerust in Tiel en brood gegeten. Aldaar heb ik ook den B.C. ontmoet, welke doorging naar Maurik. Na de rust heb ik de noodige kwartiermakers onder bevel van 1e Luitenant Eisink op rijwielen naar Maurik vooruit gezonden met bevel zich te melden bij den B.C. Het Bataljon is via Grootebrug - Den Haag gemarcheerd in de richting Maurik. Onderweg passeerde ons het scherm per autobus. Verder ontving ik tijdens deze marsch bericht namens den B.C., dat het Bataljon moest doormacheeren naar Eck en Wiel. Aldaar aangekomen bleken de kwartieren gereed te zijn, kon de troep een warme maaltijd nuttigen en tot rust komen.
 
  12 MEI.      Op Zondag 1e Pinksterdag is ons Bataljon te ca. 17.15 afgemarcheerd naar Amerongen. Gemarcheerd werd met veiligheidsmaatregelen in front, welke beveiliging verricht werd door 3-II-24 R.I. waaraan toegevoegd 1 sectie Zware Mitrailleurs. Te Amerongen aangekomen ontvingen wij mededeeling, dat ons Bataljon onder bevel kwam van Luitenant Kolonel Land. 3-II-24 R.I. moest zich opstellen op een pleintje Noord van Kasteel Amerongen. Gerust kon hier worden bij de wapens. Na dat warm eten was verstrekt werd gewacht op nadere bevelen. Dit wachten heeft den geheelen nacht tot het dag werd geduurd en is een kwelling geworden. Omstreeks 11.30 uur werd ik ontboden bij den B.C. in den Rooden Leeuw. Ons Bataljon zou opgesteld worden in de bosschen Oost van den kunstweg Elst - Veenendaal, ca. 800 M. Zuidoost van Kilometerpaal 8 van dien weg front Zuidoost. Groepeering: twee compagnieën vóór, één compagnie achter. (3-II). Geen gevechtsopstelling voorloopig.
 
  13 MEI.   
Klik hier voor een uitvergroting
Situatieschets van Reserve Kapitein Ph.J.C. Dijs (3-II-24 R.I.)
  Aldaar zou gegeten worden. Vervoer met auto's naar deze opstelling. Nadien is deze opstellingsplaats veranderd in weerszijde van de Zuidelijksten kunstweg, Zuid van Dikkenberg (v166 -455). Het vervoer zou plaats gehad hebben gedurende den nacht, het begon bij het aanbreken van den dag.
  Het aantal auto's bleek weldra te gering te zijn. Nadat ca. een derde van het bataljon opgeladen was, waren geen auto's meer beschikbaar. Dit transport is afgereden onder bevel van den B.C., hetwelk met veel storingen eindelijk gelukt is. Oorzaken: te weinig auto's, plaats van inlading ongeschikt en het willekeurige ingrijpen van andere onderdeelen in de aankomende auto's. Het was reeds 7.00 uur geweest toen de laatste afdeeling op de plaats van bestemming aankwam. Gelet op de vermoeienis van de troep ontstaan door het lange wachten, de betrekkelijk kleine afstand, het slecht geregelde vervoer, zou een voetmarsch naar het operatieterrein, aangevangen om bijvoorbeeld 22.00 uur, doeltreffender zijn geweest. Nadat de troep brood ontvangen had en bezig was zich ter plaatse te groepeeren ontving ik bericht namens den B.C. met het bataljon af te marcheeren naar den Zuidelijken Meentweg, om aldaar een tegenstoot te doen. Aldaar aangekomen ontving ik bij snijpunt spoorweg - Zuidelijken Meentweg, nadat 1 en 2-II-24 R.I. reeds gepasseerd waren, van den B.C. opdracht mij op te stellen bij kruispunt de Weteringsteeg - Zuidelijke Meentweg, richting Zuidoost; toegevoegd M.C. 2 secties, 1 stuk 6 veld en 1 sectie 24 Mortieren van 8.
  Opstelling Bataljon: 1e Compagnie; linker vóór compagnie marcheert in een vak 500 meter breed Noord en evenwijdig aan de Weteringsteeg; 2e compagnie, rechter vóór compagnie marcheert op dezelfde wijze Zuid van genoemden steeg; 3e compagnie, reserve compagnie marcheert achter beide compagnieën. Bij den Kunstweg loopende van Achterberg in Noordoostelijke richting moest het Bataljon omzwenken naar Kruiponder, waarbij 2-II moest komen te Kruiponder; 1-II moest komen Noordwest van Kruiponder; 3-II moest komen Zuidwest van Kruiponder.
  Daar ik als geleider van het Bataljon eerder bij de spoorwegovergang was dan mijn compagnie en de toegevoegde onderdeelen, terwijl de troepen door het vijandelijk artillerievuur met eenige afstanden langs kwamen en spoed betracht moest worden, had ik mijn bevelen aan de onderdeelen om een opstelling als schets a te verkrijgen, achtereenvolgens moeten geven.
  Ik had de onderdeelen gelast zich in deze formatie met verkorte afstanden op te stellen tegenover de Weteringsteeg, op en achter de Zuidelijke Meentweg, om vandaar op mijn bevel op te marcheeren. Verder had ik hen medegedeeld hoe geleidelijk, eerst langs en op de Weteringsteeg, gemanoeuvreerd zou worden om tot het einddoel en groepeering b te komen en ons onderdeel aldaar van reserve compagnie, rechter compagnie zou worden. Een en ander had ik de ondercommandanten op een schets duidelijk gemaakt.
  Verkenningen konden niet worden gedaan.
  Van eigen troepen al of niet in het voorterrein en in welken toestand was niet bekend. Van het terrein zelf dito. Van de stellingen van eigen troepen dito. Van de versperringen van eigen troepen dito. Van de vijand kon niets bijzonders positiefs worden vernomen. Wel hoorde men artillerievuur van vijand en eigen troepen en op verschillende plaatsten mitrailleurvuur.
  Toen ik, nadat ik de laatste onderdeelen hun opdracht had medegedeeld, bij de Weteringsteeg kwam, bleek dat de B.C. het reeds aanwezige deel van de reserve naar voren had doen gaan. Overigens bleek mij door het aanwezig zijn van ijzerdraadversperringen en loopgraven, dat vooral in het begin de opmarsch in den bevolen vorm niet mogelijk zou zijn geweest. De onderdeelen moesten hoofdzakelijk op den weg oprukken. Geleidelijk had ik den bevolen vorm kunnen formeeren en op het oogenblik van het terugtrekken der compagnie was de opstelling als schets c.
  Tijdens den opmarsch werkte het aanwezig zijn van eigen militairen niet behoorende tot ons bataljon, welke stellingen bezet hadden en hieruit meermalen terugtrokken zeer nadeelig op het moreel van onzer troep. Temeer daar het gerucht zich verspreidde dat de vijand gebruik maakte van Nederlandsche uniformen. Een militair op een paard die van vijands zijde kwam aanhollen en schreeuwde "Terug de Duitschers komen" werkte verwarringstichtend. Toen op dit paard geschoten werd en zulks van verschillende kanten werd herhaald werden eigen menschen geraakt. Ook dit werkte funest. Ik heb toen alleen door de onderdeelen voortduurden voorwaarts te drijven den troep in bedwang kunnen houden. Verschillende ondercommandanten en manschappen hielpen moedig hieraan mede. Langzamerhand werd de troep rustiger. Op een gegeven moment bleek mij dat mijn vóórsecties kwamen ter hoogte van de vóórcompagnieën welke door vijandelijk vuur niet verder konden. Deze tropen der vóórcompagnieën hadden stelling genomen in bestaande stellingen. Het vijandelijk vuur was toen hevig en kwam van verschillende kanten vóór en op de zijden van ons. Mijn voorsecties en eenige Zware mitrailleurs hebben aldaar op de zelfde hoogte eveneens stelling genomen en vijandelijke doelen bevuurd. Ik heb toen verkend en overwogen om in plaats dat de 2e voorcompagnie voor mij heen zou trekken de mogelijkheid zou bestaan om met mijn onderdeel, geheel of gedeeltelijk reeds nu om de 2e flank van de 2e voorcompagnie te komen, doch èn het voortdurend terugtrekken van Nederlandsche troepen aldaar, en het vijandelijk vuur van mitrailleurs, artillerie en vliegtuigen maakten dit niet met succes uitvoerbaar. Bovendien kwam het bericht van verzamelen op den Zuidelijken Meentweg
  De activiteiten van de vijand was nu op zijn hevigst. Teruggetrokken werd op en langs de Weteringsteeg. Het vijandelijk artillerievuur en de vliegtuigen maakte het noodzakelijk, dat in kleine groepen moest worden teruggetrokken. Persoonlijk heb ik mij o.a. in een sloot moeten dekken tegen een groep vliegtuigen welke bommen lieten vallen en na omcirkeling verschillende malen terugkwamen. Tevens werd een scherpe prikkelende geur waargenomen, weshalve ik het verstandiger vond het gasmasker op te zetten.. Of dit strijdgas geweest is kan ik niet beoordelen. Toen ik op den Zuidelijken Meentweg was aangekomen had ik mijn rijwiel opgehaald en naar het einde over de spoorweg gefietst om aldaar onze troepen te verzamelen, ieder bij zijn eigen onderdeel. Dit mislukte. Mij onbekende officieren behoorende tot de andere bataljons welke reeds teruggetrokken waren, verzamelden 10 man plus een kaderlid, welke groepen in een boschrand Zuid van den weg moesten gaan liggen. Toen ik bezig was mijn Compagnie te verzamelen werden mijn menschen door een majoor evenzoo gelast. Spoedig kwam men hierop terug en moest stelling worden genomen in een lijn ca. 700 Meter noordelijker, links en recht van den kunstweg Achterberg - Prattenburg, alwaar op last van den overste Land, een Kapitein de troepen en aankomende manschappen links en recht het terrein in dreef. Officieren moesten zich over de linie verdeelen. Ik bevond mij in het stellinggedeelte tusschen laatstgenoemde Kunstweg en den spoorbaan, zijnde een soort greppel met walletjes vóór en achter. Op deze wallen hoog opgaande struikgewas. Achter iedere wal lagen militairen, dus twee dik. Alles dicht bezet. Kader en officieren willekeurig verdeeld. Het doel was stelling nemen. De toestand was dusdanig, dat het mogelijk was, dat zoo nu en dan militairen zich zijdelings konden verwijderen, daar de stelling voortdurend breeder werd. In het gedeelte waarin ik mij bevond gebeurde zulks niet.
  Op een gegeven oogenblik, nadat een kwartier te voren door de stelling het bericht gegaan was "niet vuren, doorgeven", hetwelk achteraf bleek niet van overste Land afkomstig te zijn geweest, werd onze stelling bestookt door vuur uit automatische wapens. Dit vuur werd waar mogelijk beantwoord door onze stelling. Tegelijkertijd werd vanuit de stelling achter mij een tamelijk luid spreekkoor gehoord, roepende, "Wir wollen kapitulieren", hetwelk drie à viermaal werd herhaald. Ik liet eenige soldaten in de richting van het koor vuren en schreeuwde dat men zwijgen zou. Toen het stil was begaf ik mij achter de stelling om na te gaan van wie dit spreekkoor kwam. Bovendien hing hoog aan de struiken boven hun hoofden en voor den vijand duidelijk zichtbaar een witte doek, circa vijftig centimeter in het vierkant. Ik vuurde niet op hen, daar ik den troep niet meer zenuwachtig wilde maken en het mij van belang scheen precies te onderzoeken, wat er aan de hand was. Daar kort hierop bevel tot een sprong terug werd gegeven, heb ik hen door een mijner onderofficieren in bedwang laten houden. Bij een boerderij aangekomen gaf hij als zijn naam op Koning, terwijl de andere officier Luitenant Brinkman zou zijn. De naam van den onderofficier wist hij niet, ook niet nadat ik hem gedreigd had te zullen neerschieten, indien hij het over een minuut nog niet wist. Daarop begaf ik mij met Luitenant Koning naar den overste Land, die vlak bij de boerderij bleek te zijn. De overste zegde Luitenant Koning arrest aan. Op mijn vraag stemde de overste er in toe dat Koning onder bewaking bleef van mij sergeant, aan wien ik bevel gaf met den arrestant den troep te volgen. (Luitenant Koning werd uiteindelijk voor den krijgsraad gebracht, alwaar tevens de mededaders gerapporteerd werden.)
  Ter hoogte van meergenoemde boerderij werd wederom stelling genomen en werd hevig gevuurd van weerskanten, waarna het mij gelukte een deel mijner compagnie weder te verzamelen. Vervolgens werd al vechtende sprongsgewijze teruggegaan tot den lijn der divisiereserve, waarna het bataljon werd verzameld, bij viersprong van kunstwegen (vt 165-446).
  Op bevel van den B.C. marcheerde ik daarop met het bataljon via Ursulahoeve naar Amerongen, alwaar een verkeersofficier ons mededeelde, dat onze treinen reeds vertrokken waren en wij door moesten gaan naar Houten. De B.C. voegde zich in Amerongen weder bij ons.
 
  14 MEI.      Verder op den weg vernamen wij van verkeerstroepen dat 24 R.I. via Neerlangbroek naar Vreeswijk moest.
  Na eenige kleine rusten en één van 1 uur kwam het bataljon om ca. 11 uur te Vreeswijk aan.
  Deze marsch was zeer vermoeiend, weinig rust, geen eten of drinken.
  Voor het laatst was geslapen van Zaterdag op Zondag en gegeten Maandagmorgen vroeg.
  In Vreeswijk werden kwartieren betrokken en zouden wij stellingen te betrekken krijgen, die hoofdzakelijk bestonden in de aanwezigheid van materialen om ze te kunnen bouwen. Dit hinderde ons daar wij dachten aan onze mooie stellingen te Druten, waarin wij niet gevochten hadden.
  Toen kwam de wapenstilstand.


Druten, 8 Juni 1940.
De Reserve Kapitein.
Ph.J.C. Dijs.
(3-II-24 R.I.)

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument 1
(PDF, 4.59 MB)
Download brondocument in PDF-formaat Brondocument 2
(PDF, 7.34 MB)