Bericht betreffende voortgang stellingbouw

A F S C H R I F T .

COMMANDANT
VAN HET VELDLEGER.


Sectie I.1 en V.
Nr. 51 G.

Onderwerp:
Stellingbouw.

G E H E I M

Hoofdkwartier, 3 Januari 1940.

Bij mijn bezoeken welke ik den laatsten tijd aan de stellingen bracht, heb ik den indruk ontvangen, dat de ijver in het afwerken daarvan - welke ijver half November overal sterk was toegenomen - bij eenige onderdeelen aanmerkelijk is verminderd.

Weliswaar was aanvankelijk het zeer hooge water hier en daar hinderlijk en geeft vervolgens de vorst sedert half December moeilijkheden, maar dit neemt niet weg, dat in beide gevallen b.v. de aanvoer van voorbewerkte materialen en van zand en het verwerken daarvan zonder bezwaar voortgang zouden kunnen vinden. In elk geval was en is het mogelijk in de nabijheid van de te verrichten werkzaamheden depôts van zand en materiaal op te slaan, om van elke gunstige wending in de weersgesteldheid onmiddellijk gebruik te kunnen maken. Voorts blijft het mogelijk aan de bekleedingen te werken, de ruimten achter de schotten met zand te vullen enz. Waar dit niet is geschied, dient zulks, zoolang de vorst intensieven stellingarbeid belemmert, alsnog plaats te vinden, opdat, zoodra de dooi weer intreedt onmiddellijk de achterstand kan worden ingehaald.

Een ieder, van hoog tot laag kan er niet diep genoeg van zijn doorgedrongen, dat de grootst mogelijke kracht van de thans door het Veldleger bezette stellingen een essentieele voorwaarde kan vormen voor ons onafhankelijk volksbestaan.

Daarnaast moet een ieder de overtuiging met zich dragen, dat o.m. de eigen bestaansmogelijkheid op het gevechtsveld beter is gewaarborgd, naarmate de stelling meer dekking biedt, derhalve meer is afgewerkt.

Ik verwacht dan ook zoodra de weersomstandigheden daartoe ook maar weer eenigszins de gelegenheid geven, dat de arbeid met de uiterste krachtsinspanning van alle erbij betrokken instanties wordt voortgezet, opdat binnen den kortst mogelijken tijd de stellingen gereed zijn.

In het bijzonder in die stellinggedeelten, die door de moeilijkheden, welke het terrein en de aanvoer van grond boden, achter bleven, moet veel meer voortgang in de stellingwerkzaamheden komen.

Dit betreft in de eerste plaats de Liniedijk over nagenoeg het geheele gedeelte van Roode Haan tot de Eem en voorts de werken aan den Oostelijken Eemdijk.

Deze zoo noodzakelijke voortgang o. m. te bevorderen door:

  1. het voorkomen van stagnaties in den aanvoer van grond en voorbewerkt materieel;
  2. het z.g. nog verder inschakelen van burgerwerkkrachten en van aannemers;
  3. het op de maximum sterkte en gedurende vier volle werkdagen per week tot 16.00 uur - tijdstip van neerleggen van pionierarbeid - gestaag doen arbeiden door den troep, waarbij er op te rekenen dat een van de beide overschietende dagen de Zaterdag moet zijn, terwijl voorshands de Zaterdagmiddag moet worden besteed voor beoefening van sportspelen.

Ten aanzien van het tewerkstellen van burgerwerkkrachten merk ik op dat indien zij aan overeenkomstige stellinggedeelten arbeiden als de troep zij niet met dezen moeten worden vermengd doch beiden afzonderlijk af te werken vakken moeten ontvangen, waarbij als het ware tusschen den troep en de burgerarbeiders concurreerend moet worden gewerkt, rekening houdende met den aftrek veroorzaakt door de oefeningsdagen.

In verband met het gestelde onder c. zij nog opgemerkt, dat alle lagere commandanten hun ondergeschikten dienen te overtuigen van den noodzaak, om de stelling in den kortst mogelijken tijd haar grootste afstootende en dekkende kracht te geven; daarnaast dienen zij zelf het voorbeeld van arbeidzaamheid te geven en zeer zeker niet aarzelen, om met de grootste kracht tegen die elementen op te treden, waarvan geconstateerd wordt, dat zij niet overeenkomstig de gegeven bevelen handelen. Alsdan zal het geen twijfel lijden of de stellingbouw zal verloopen op de wijze zooals ik dit wensch. In beginsel zullen alle compagniescommandanten en bij de compagniën ingedeelde officieren den geheelen dag bij het werk aanwezig moeten zijn. De man mag niet den indruk krijgen dat hij alleen gelaten wordt, niets werkt rondhangen en om het werk heenloopen meer in de hand dan dit. De verschillende commandanten zullen daarentegen het verwerken van stukarbeid eischen en dit waar noodig met den dag opgeven tot een redelijk maximum is bereikt. Werkt het erbij betrokken onderdeel dit binnen den normalen werktijd af, dan staat niets eerder inrukken dan 16.00 uur in den weg, omdat dan veel meer wordt geleverd dan anders het geval zou zijn.

lk stel als eisch, dat uiterlijk 17 Februari 1940 ten aanzien van den stellingbouw aan het volgende volledig is voldaan:

  1. de frontlijn, de opstellingen van de compagnies reserves, de opstellingen voor de tusschenverdediging, alsmede die in de stoplijn moeten geheel gereed zijn;
  2. de frontborstweringen, rug- en zijweren - alles geheel bekleed -, loopgraafroosters, afvoer regenwater, hulpposten en latrines moeten zijn voltooid;
  3. de watervoorziening, het aanvoeren van warm eten, de aanvoer van munitie, het afvoeren van gewonden enz. moeten zijn verzekerd;
  4. alle groepsschuilplaatsen (welke verwarmd moeten kunnen worden), alle hulpverbandplaatsen en alle commandoposten moeten met grond zijn afgewerkt en bekleed, terwijl gemeenschapsloopgraven van de gevechtsopstellingen naar de bijbehoorende schuilplaatsen volledig tot stand moeten zijn gekomen, alsmede de noodzakelijke inrichtingen, behoorende bij de gevechtsopstellingen, schuilplaatsen en gemeenschapsloopgraven, als latrines, gelegenheid voor passeeren, mogelijkheid voor vervoer van draagbaren;
  5. de anti-tank kanalen moeten gereed zijn en de daaruit afkomstige grond zijn verwerkt;
  6. de schetsen, staten en bepalingen van het vuurplan, genoemd in punt 96 en 97 I.R.=II A moeten bij elk onderdeel gereed liggen;
  7. alle voorbereidingen voor het afgeven van de gewenschte artillerievuren moeten zijn getroffen; de vuurvoorbereidingsstaten moeten gereed zijn;
  8. de waarnemings- en uitkijkdienst moet zijn geregeld. enz.

Resumeerende eisch ik - en stel de erbij betrokken commandanten hiervoor verantwoordelijk - dat 17 Februari a.s. de stelling volledig kan worden bezet en verdedigd, terwijl de troep daarin moet kunnen legeren en worden verpleegd.

Wellicht ten overvloede wijs ik er op, dat alle stellingbouwwerkzaamheden geheel rekening moeten houden met - en passen in - het z.g. "betonplan", waarvan ik U de beginselen toezond in mijn brief van 11 December j.l. Sectie I.1 nr. 5404 G.

Aangezien ik Hoofd Sectie V van mijn Hoofdkwartier heb opgedragen mij regelmatig in te lichten omtrent de werkzaamheden in de stelling, den voortgang en den stand der stellinginrichting, zoo verzoek ik U mij zoo spoedig mogelijk te doen berichten op welke - onder c. bedoelde - werkdagen in het, onder Uwe bevelen staand, stellinggedeelte regelmatig zal worden gewerkt.

De Luitenant - Generaal,
Adjudant in B.D. van H.M. de Koningin,
Commandant van het Veldleger,
(get.) J.J.G. Baron van Voorst tot Voorst.

Voor eensluidend afschrift,
De 1e Luitenant,
(get.) W.J. van Tiel.

Aan:
o.m.
Commandant IIe Legerkorps.

Bron: collectie T.L. Houdret, in mei 1940 reserve eerste-luitenant bij 1-I-15 R.A.

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument
(PDF, 18.48 MB)