Onderzoek naar gedragingen van reserve-kapitein Prof.Ir. W.J. Dewez

HOOFDKWARTIER VAN DE GENERALE STAF
COMMISSIE VAN ONDERZOEK
--------------------
 

No. CO 739 Vertrouwelijk.
Onderwerp: Res.Kapt.Prof.Ir. W.J. DEWEZ.
Bijlagen: drie.

's-Gravenhage, 5 Maart 1948
Julianakazerne kamer 365,
Wassenaarseweg,
Tel. 774480, toestel 99.

    Met verwijzing naar het slot van onze kanttekening d.d. 26 Februari j.l. No. CO 692 (Op Uwerzijdse kantbrief bij Nota Sectie G 8/70 Geh.) biedt de Commissie U.E. hierbij weder aan de mededeling omtrent de houding van Reserve Kapitein Dewez in Mei 1940, welke U.E. in afschrift werd toegezonden door Hoofd Sectie G 8. Het origineel werd Juni 1945 ingediend bij de C.V.K.O., die haar doorzond aan de C.B.O.B.G. Deze Commissie heeft de zaak onderzocht en op grond daarvan aan de M.v.O. voorgesteld, Kapitein Dewez als officier te handhaven.
    Bovendien gaan hierbij een tweetal processen-verbaal van verhoren.
    Onze Commissie is op grond van haar bekendheid met het verloop van zaken op de Grebbeberg in staat de houding van Kapitein Dewez te beoordelen, mede getoetst aan die van het gros van de andere kapiteins.
    Kapitein Dewez had sedert 11 Mei 1940 een uit verschillende onderdelen samengeraapt detachement onder zijn bevel. Op 12 Mei werd het Bataljon (III-11 R.I.) ingezet, om de stoplijn te versterken, waarbij door onjuiste leiding van de Bataljonscommandant een aanval werd ingezet, die wat het gedeelte ven Kapitein Dewez betreft, succes scheen te hebben, toen deze door het signaal "verzamelen" van zijn Bataljonscommandant werd teruggeroepen. De Bataljonscommandant raakte gewond en is afgevoerd, nadat hij volgens zijn bewering het bevel had overgegeven aan Kapitein Dewez, waarbij deze zich niet bewust is geweest.
    Het onderhoud met de Bataljonscommandant, waarbij deze overgave van commando zou hebben plaats gehad, geschiedde tussen deze officieren op enige afstand van elkaar, waarbij zowel de Bataljonscommandant als Kapitein Dewez zich dekten tegen vuur; een oorverdovend lawaai belette een duidelijke gedachtenwisseling. Er was een ouder Kapitein dan Kapitein Dewez bij het Bataljon, die de aangewezen opvolger van de Bataljonscommandant was en waarvan Kapitein Dewez niet kon vermoeden, dat hij nog in Rhenen was achtergelaten.
    Hierna heeft Kapitein Dewez gedurende de nacht verblijf gehouden met het restant van zijn Compagnie in een deel van de stoplijn. In de vroege morgen vernemende, dat zich in de omgeving de commandopost van Majoor Landzaat, commandant van I-8 R.I. bevond, heeft hij zijn handjevol mannen gesteld onder beve1 van de ter plaatse aanwezige Compagniescommandant en zich naar Majoor Landzaat begeven, teneinde deze in te lichten over de toestand, die dringend aanvulling met troepen vereiste. Op last van Majoor Landzaat is hij bij diens commandopost gebleven, teneinde mede te werken aan de verdediging. Later in de morgen werd deze commandopost aangevallen en toen bevond zich Majoor Landzaat met een groepje officieren en minderen in het Paviljoen van Hotel Grebbeberg, terwijl Kapitein Dewez met een aantal mannen zich bevond in een hooischuur van Ouwehands Dierenpark.
    Tijdens de aanval der Duitsers heeft Kapitein Dewez enige malen contact met Majoor Landzaat gehad en bij zijn voorlaatste bezoek gesuggereerd, dat de Majoor zich aan de dreigende omsingeling zou onttrekken. Majoor Landzaat weigerde dit.
    Bij zijn laatste bezoek moest hij overhaast vertrekken, daar het paviljoen in elkaar geschoten werd en hij Majoor Landzaat dood zag liggen (althans volgens zijn stellige indruk). De schuur, waar hij zich bevond, was in brand geschoten, weshalve hij zich had verplaatst naar een huis. Aldaar heeft hij enige tijd stand gehouden, doch kon hij tenslotte zijn mannen niet meer tot enige actie krijgen, noch ter verdediging, noch voor een poging om zich aan de dreigende insluiting te onttrekken. Aldus was hij gedwongen de weerstand op te geven en zich aan de Duitsers over te geven.
    Er is naar ons oordeel geen aanleiding om verwijzing naar de Krijgsraad te overwegen.
    Kapitein Dewez was door de toestand van de gedemoraliseerde mannen, die hij bij zich had, niet in staat de verdediging ter plaatse voort te zetten.
    Kapitein Dewez heeft gedurende de bezetting goed verzetswerk gedaan.
    Naar ons oordeel is er geen aanleiding om ontslag uit de dienst te overwegen.

De Commissie van Onderzoek,

(get.) V.E. Nierstrasz,
Generaal Majoor tit. b.d.

(get.) F.A.J. de Klerck,
Luitenant Kolonel der Artillerie b.d.

AAN de Chef van de Generale Staf
te
's-Gravenhage.

(Dit verslag is tot stand gekomen door medewerking van L.E.A. Gelderman.)

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument
(PDF, 1.11 MB)