Schrijven van kolonel A.M.M. van Loon

Kolonel der Infanterie
A.M.M. van Loon.

Onderwerp:
Rechtzetting.

OVERVEEN, 16 Maart 1948.
Julianalaan 24.

  Mijn aandacht werd onlangs gevestigd op den inhoud van het artikel voorkomende in Elseviers weekblad van 14 Februari 1948 getiteld: Een les in 1948. Klare taal over Mei 1940.
  Aannemende dat het aldaar bedoelde boekwerk inderdaad is samengesteld te Uwen bureele, veroorloof ik mij als oud-commandant der voormalige IVe Divisie, aandacht te vestigen op verschillende in dat boek voorkomende onjuistheden.

  1. Er wordt aldaar - volgens het artikel in Elsevier - gesproken van ...... het doordringen der Duitschers bij de onvolledig vernielde Grebbesluis ......
      Aan die sluis is gelukkig niets vernield geworden. Ware dit gebeurd dan had het inundatiewater c.q. het Rijnwater vrij spel gehad met alle, voor ons, kwade gevolgen daarvan. De Rijn stond op 10 Mei 1940 zeer laag. Mogelijk zou dus zijn geweest dat de inundatie zou zijn afgeloopen.
      Ik neem dus aan dat bedoeld is de brug over het inundatiekanaal nabij de oostelijke helling van de Grebbeberg. Deze brug is door de vernieling in zoodanige toestand gebracht dat passeeren ervan zonder meer niet mogelijk was. De vernieling toch was van dien aard dat toen door deelen van II-19 R.I. in den nacht van 11 op 12 Mei 1940 een poging zou worden gedaan om de voorposten te hernemen, waarbij het passeeren van de vernielde brug noodzakelijk was, dit alleen zou kunnen plaats hebben middels een achterwaarts te voren gereed gemaakte noodbrug.
     
  2. Verder is het onjuist dat de Duitsers bij die brug de stelling zijn binnengedrongen. Dit binnendringen is noordelijker geschied ongeveer bij Heimerstein. Zij hebben zich niet ...... langs de diep ingesneden holle weg naar voren gewerkt ...... Zij zijn noord van dien weg westwaarts opgerukt langs de Heimersteinschelaan.
      Een van de tegenmaatregelen is ook geweest een stoot van een compagnie van II-19 R.I. langs de Heimersteinschelaan onder bevel van Commandant I-8 R.I. en niet langs bedoelde holle weg. Eerst later hebben de Duitsers zich ook zuidwaarts uitgebreid.
     
  3. Er schijnt in het bewuste boek geschreven te zijn dat die holle weg door geen vuurwapenen in de zone der voorcompagnieën werd bestreken. Ook dit is niet juist.
      Zeer kort na de aanvaarding van het commando over de IVe Divisie heb ik - vergezeld van Commandant 8 R.I. en nu wijlen Majoor W.P. Landzaat - het opgemaakte vuurplan der voorcompagnieën o.a. daar ter plaatse in het terrein nagegaan. 't Was toen op voorstel van Majoor Landzaat - zelf oud-mitrailleurofficier - dat ik eenige wijziging in opstelling van enkele zware mitrailleurs goedkeurde.
      Door die wijziging kon - meer dan aanvankelijk - vuur, vooral op den oostelijken ingang van den hollen weg worden gebracht. De hindernis gevormd door de vernielde brug lag daardoor ook beter onder vuur.
      Met de door mij goedgekeurde wijzigingen was toen Majoor Landzaat zeer ingenomen. Hij had deze herhaaldelijk bij mijn ambtsvoorganger voorgebracht doch deze had - zooals Landzaat mij toen mededeelde - niet tot wijziging willen beslissen.
      Dat dus Majoor Landzaat in de maanden die ons toen nog van 10 Mei 1940 scheidden niet bedoelde wijzigingen heeft doen uitvoeren, kan ik niet aannemen.
      Zijn voortvarendheid was mij daarvoor borg.
      Er was dus wel degelijk een door vuur bestreken hindernis.
     
  4. Bovendien was de geheele oosthelling van de Grebbeberg en waren ook de hellingen van den hollen weg nabij die oostelijke ingang voorzien van prikkeldraadversperringen.
     
  5. Verder lees ik in het artikel in Elsevier:
      ...... Op de kunstweg was - ter hoogte van de stoplijn - geen versperring aangebracht ......
      Ook dit is onjuist.
      Voor de geheele stoplijn in het Divisievak was een doorloopende prikkeldraadhindernis aangebracht.
      Ter hoogte waar deze hindernis de kunstweg Wageningen - Rhenen sneed waren Friesche ruiters voor afsluiting van den weg vervaardigd.
      Die hindernis is ook werkelijk geplaatst. Dit is mij door Commandant I-8 R.I. bericht en werd in mijn verslag over de oorlogshandelingen der IVe Divisie, onder dd. 10 Mei 1940 vermeld.
     
  6. Voor het bestrijken van het westelijk gedeelte van den hollen weg en vooral van den westelijken uitgang daarvan, was behalve de infanterie vuurwapenen ook pag. aangewezen.
      Aanvankelijk was hiervoor een modern stuk pag. bestemd doch toen dit elders meer noodig bleek moest worden volstaan met een stuk 6 cm. Veld.
     
  7. Weer verder lees ik: Door verschillende oorzaken was de verplaatsing der voor de Nederlandse tegenaanval bestemde troepen vertraagd, zoodat deze niet op tijd kon aanvangen en de artillerie onbekend gelaten (onderstreeping van mij vL.) met deze vertraging, het vuur eenige uren te vroeg afgaf.
      Ook deze zinsnede vereischte rechtzetting.
      Inderdaad is de tegenaanval later ingezet dan was uitgewerkt. Ik zelf vernam dit ook niet direct en kon dus geen nadere bevelen aan de artillerie doen toekomen.
      Toen mij het later inzetten van de infanterieopmarsch bekend werd is het geprojecteerde artillerievuur in overeenstemming met de vertraging herhaald.
      De uitdrukking ...... de artillerie onbekend gelaten ...... dient dus in een ander daglicht te worden gezien dan vermoedelijk de bedoeling van de(n) schrijver(s) is geweest.
     
  8. Ook lees ik: ...... Verder noordelijk - tot Kruiponder toe - gingen tussen 16.00 en 20.00 uur achtereenvolgens alle onderdelen, welke in de frontlijn stonden terug ......
      Ook dit is niet juist.
      Op het bericht dat in de omgeving van Kruiponder onderdeelen teruggingen heb ik maatregelen genomen voor herstel door aldaar een eskadron wielrijders in te zetten.
      Deze maatregelen behoefden niet tot uitvoering te komen omdat intusschen bericht binnenkwam dat bedoeld frontgedeelte nog (of weer) was bezet.
      Hoe laat dit bericht binnen kwam herinner ik mij niet meer. Wellicht zou de toenmalige Commandant van het eskadron wielrijders hier omtrent inlichtingen kunnen verstrekken. Hij toch zal nog wel weten wanneer hij werd teruggeroepen.
      Ook onze troepen direct noord van Heimerstein zijn toen nog ter plaatse gebleven.
      Een teruggaan van alle onderdeelen is dus niet juist.
      Aan het slot van bovenvermelde zinsnede lees ik: ...... De gevolgen op de meer achterwaarts opgestelde troepen waren demoraliserend ......
      Hoe dit den schrijver(s) van het bedoelde boekwerk is gebleken wordt niet vermeld. Daarom en mede om het hierboven door mij naar voren gebrachte onthoud ik mij vooralsnog hierop in te gaan.
  Met het bovenstaande vertrouw ik vooral de(n) schrijver(s) van Beknopt overzicht van de Krijgsverrichtingen der Koninklijke Landmacht van dienst te zijn geweest. Ik schreef het na ruggespraak met den toenmaligen Chef van mijn Staf. Het geeft dus meening en opvatting weer van ons, die in de Meidagen 1940 belast waren met commando en leiding op den Grebbeberg.
  Nimmer is ons door de(n) samensteller(s) van het boekwerk naar die meening en opvatting gevraagd. Ik noem dit een zonderlinge, vreemde handelwijze. Zij is naar mijn meening ook ongepast in verband met de kritiek die wordt uitgeoefend.
  Deze handelwijze is grievend tegenover hen die zich niet meer kunnen verdedigen. Voor hen, voor 8 R.I. in zijn geheel, voor mijn Staf en mijzelf heb ik met dezen brief het gebeurde op en om den Grebbeberg in Mei 1940 willen rechtzetten.
  Ik hoop dat U aanleiding moge vinden den inhoud ervan ter kennis te brengen van de(n) schrijver(s) van het boek en voor zoover noodig van de Redactie van Elseviers Weekblad.

De Kolonel der Infanterie o.n.a.
w.g. A.M.M. van Loon.


Aan:
den Heer Chef van den Generalen Staf
te 's-G R A V E N H A G E.

============================================================

AFSCHRIFT.

MINISTERIE VAN OORLOG
Chef van de Generale Staf.
Sectie G 8 (Krijgsgeschiedenis).
No. G 8/398
Bijlagen: twee
Onderwerp: Rechtzettingen.

's-Gravenhage, April 1948.
Kanaalweg 2, telefoon 557566.

  Naar aanleiding van Uw brief van 16 Maart j.l. waarvan de Chef van de Generale Staf de behandeling aan mij heeft opgedragen, deel ik U het volgende mede.
  De samenstellers van het "Beknopt Overzicht" hadden opdracht op korte termijn een summiere beschrijving te geven van de Krijgsverrichtingen op Nederlandse bodem in het tijdvak 10-19 Mei 1940, omdat het samen stellen van het grote Generale Stafwerk als gevolg van de nauwkeurige en grondige wijze waarop dit wordt bewerkt, geruime tijd zal duren. Er is daarom gestreefd geworden om in dit beknopte boekwerk alleen datgene op te nemen wat met stelligheid bekend was en bovendien bevestigd werd door officiële en andere gegevens ontvangen van meerdere zijden. Het was niet mogelijk en ook niet nodig hiervoor nogeens de honderden troepen-commandanten vooraf te horen waarvan de officiële gevechtsberichten en dagboeken beschikbaar waren.
  Wetende, dat er nog een onderzoek zou plaats hebben naar het beleid van hogere commandanten en in het bijzonder ook naar dat van de Commandant IVe Divisie, is met opzet omtrent bevelvoering en beleid van Commandant IVe Divisie in het Beknopt Overzicht niets vermeld en daarover ook geen critiek uitgeoefend. Eerst in het Grote Stafwerk zal dit ter sprake kunnen worden gebracht.
  De redactie van Elsevier heeft slechts grepen genomen uit het boekwerk waardoor de feiten niet in het juiste licht komen te staan. Bedoeld artikel is zonder voorkennis van Sectie G 8 gepubliceerd. Het had dan ook aanbeveling verdiend, indien U Uwe opmerkingen niet had gebaseerd op een kranten artikel doch op het boek zelf. Niettemin zijn de medewerkers van de Sectie Krijgsgeschiedenis gaarne bereid naar aanleiding van Uwe vermeende rechtzettingen, waarbij overigens geen bronnen worden vermeld, waarop zij zijn gebaseerd, U uitvoerig in te lichten. Ik verwijs daarvoor naar bijgaand overzicht.

De GENERAAL-MAJOOR b.d.
Hoofd Sectie G 8,

w.g. D.A. van Hilten.

Voor eensluidend afschrift,
De Luitenant-kolonel b.d.
(get.) F.A.J. de Klerck.

AAN:
de Hoogedelgestrenge Heer
A.M.M. van Loon,
Kolonel der Infanterie O.N.A.
OVERVEEN.

============================================================

AFSCHRIFT.

Bijlage behorende bij brief Chef Generale Staf Sectie G 8 Nr. 398 dd. April 1948.
------------------------------------------

  Voor wat de nummering betreft wordt verwezen naar het als bijlage gevoegde afschrift van de brief van Kolonel van Loon.

  1. Inderdaad is hier bedoeld de onvolledig vernielde brug over de sluiskolk; de brug zat aan de Wageningse zijde nog met 4 balken vast. S.M.I. Ligthart (2e Sectie 8e Compagnie Pag.) had deze onvolledige vernieling onmiddellijk aan de Bataljonscommandant I-8 R.l. gemeld. De vernieling was zodanig geweest, dat man voor man over de Grift kon komen, ook zelfs werd gebruik gemaakt van schotbalken en van een verbogen hek naast het vernielde brugdek. Luitenant Suilen van 2-II-19 R.I. was op 11/12 Mei zelf met de Sectie van vaandrig Menzo op deze wijze aan de overzijde van de Grift kunnen komen. Voor het overzetten op 11/12 Mei van een geheel bataljon (II-19 R.I.), hetgeen juist zo snel mogelijk moest geschieden, was natuurlijk het gebruik van een "noodbrug" noodzakelijk. Die noodbrug was enige uren later wel geslagen, maar door de Duitsers. Ook enkele Duitse patrouilles waren reeds in de vroege ochtend van 12 Mei er in geslaagd aan de Westzijde te komen en hebben van de voet van de Grebbeberg uit de opstellingen op het Hoornwerk (van Luitenant Niemandsverdriet) en Zuid daarvan (vaandrig Staphorst) in de rug onder vuur kunnen nemen.
     
  2. Hier is men vermoedelijk verkeerd ingelicht, want meerdere verhoren en gevechtsberichten bevestigen dat de Duitsers bij de sluis over de grift waren gekomen en niet bij Heimerstein. Het open terrein aldaar leende zich niet voor een overgang over de Grift. De Duitsers waren met groepen van de sluis uit door de holle weg naar het Westen en het Noorden (richting Heimerstein) gestoten (pl.m. 14.00 uur).
      Tevens waren zij Zuid van de holle weg geweest en hadden de aldaar aanwezige kazematten 7, 5 en 6 in de rug genomen (pl.m. 14.30 uur). De prikkeldraadversperringen langs de Oosthelling van de berg werden door de Duitsers vermeden.
      In 1940, kort na de capitulatie, had men (o.a. de Commandant Veldleger) in de hellingen van de holle weg, door de Duitsers gegraven schuttersputten geconstateerd. Na overschrijding van de sluis is een Duits kanon (paw.) in stelling gekomen aan het eindpunt van de Cuneraweg en heeft het vuur geopend op de loopgraven aan de Grift in de richting van Heimerstein.
      De bezetting in de omgeving Heimerstein week deels naar het Noorden, deels naar het Westen uit. In volgorde van tijd, krijgen we nu eerst de U bekende tegenstoot van Jacometti in de richting holle weg, (pl.m. 16.00 uur) dan de tegenstoot door de bezetting van de stoplijn in het terrein Zuid van de holle weg (pl.m. 17.00 uur), vervolgens werd door U ingezet III-11 R.I. (stoplijn bezetten). Ook aan weerszijden van de holle weg en gelijktijdig met het bezetten van de Spoorbaan gaf U bevel voor een tegenstoot door 1-II-19 R.I. (van Divisiereserve), in het vak van I-8 R.I. (pl.m. 17.45 uur). De Bataljonscommandant deed deze uitvoeren in de richting Heimerstein, omdat de andere tegenstoot Zuid van de holle weg (zie hierboven) reeds was gelast.
     
  3. Nabij de Oostelijke ingang van de holle weg lag de vernielde brug over de Grebbesluis als hindernis, welke hindernis niet of onvoldoende door vuur was bestreken. Kazemat 15, (aan de Cuneraweg) die onder meer vuur moest brengen op de sluis, kon dit niet vanwege de hoge bomen en het, nog niet afgebroken, hotel nabij de sluis. De bezetting van de kazemat had bovendien de opstelling ontijdig verlaten. De zware mitrailleurs in kazemat 7 en ook in 6 en 5 konden geen of onvoldoende vuur in Oostelijke richting geven, als gevolg van door de beschieting gevelde bomen.
      Het vuur uit deze kazematten was bovendien niet bestemd voor de hindernis (Grebbesluis); vanwege hare hoge opstelling kon het vuur ook nooit op de sluis worden gebracht, wel op het Hoornwerk, Grebbedijk, e.d.
      Het was uitgesloten dat men, in 't algemeen "wijzigingen" in de plaats van de zware mitrailleurs had kunnen doen aanbrengen, omdat ze in gietijzeren koepels stonden en de plaatsen van deze kazematten, reeds in 1939 waren verkend en vastgesteld, toenmaals rekening houdende met te verrichten opruimingen.
      Op grond van deze verkenningen had het Stellingbureau - van Kasteelen - de kazematten in 1939 gebouwd. Majoor Landzaat kon dus aan dat vuurplan niets meer veranderen.
     
  4. De hellingen van de holle weg hadden op de belangrijkste plaatsen juist geen hindernissen, getuige het feit dat de Duitsers daaruit de kazematten 7, 6 en 5 in de rug kwamen en getuige ook de gevonden schuttersputten in die hellingen (zie ook ad. 2). De opmars van II-19 R.I. op 11/12 Mei door de holle weg naar de Sluis, werd nabij de Oostelijke uitgang van die holle weg niet gehinderd door Friese ruiters. Dat er weinig mitrailleurvuur in de holle weg lag, zal vermoedelijk zijn oorzaak vinden in het geringe, beschikbare aantal dier wapens, in verband met het bezetten van een te breed front, om nog hier en daar "aanvulling" van vuur te krijgen.
     
  5. Er was op de kunstweg, ter hoogte van de stoplijn, wel een hindernis (Friese ruiters), doch in nacht 11/12 Mei en daarna was die hindernis niet geplaatst, vermoedelijk doordat II-19 R.I. er door heen was gegaan. Ook de bezetting van de stoplijn ter plaatse was in deze zeer nalatig geweest, door de versperring niet meer aan te brengen (te sluiten).
      Even vóórdat de Duitsers op 12 Mei op deze plaats de stoplijn doorstootte, is een bespanning van 6 veld (van 11 R.I.) zonder hinder van de Friese ruiters te hebben ondervonden, in Oostelijke richting op hol kunnen slaan. Ook andere "ooggetuigen" bevestigen de afwezigheid van een versperring op de kunstweg ter hoogte van de stoplijn, op het moment (avond 12 Mei) dat de Duitsers er in slaagden, de stoplijn aldaar te doorboren.
     
  6. Voor het bestrijken van het Westelijk gedeelte van de holle weg, ter hoogte van de stoplijn, stond een stuk pag., (6 veld) dat, bij één der bezoeken van de Commandant Veldleger aan de Grebbeberg kort na de capitulatie, er nog stond, terwijl geconstateerd werd dat er geen of slechts enkele projectielen bleken te zijn verschoten. Uit andere gegevens bleek dat kort vóór de doorbraak der Duitsers door de stoplijn (12 Mei pl.m. 22.00 uur) het bewuste stuk door een onbekende met een handgranaat onbruikbaar werd gemaakt, waarop de bediening vluchtte. Dientengevolge heeft het kanon op het moment der doorbraak geen vuur afgegeven.
     
  7. Ook deze rechtzetting moet anders worden gezien, want de feiten waren: De tegenaanval werd, na enige discussie, gesteld op 4.30 uur.
      Zij ving eerst aan te 7.00 uur. De artillerievuren - die om de ons bekende redenen veel te ver weg waren geprojecteerd - werden prompt om 4.30 uur afgegeven, dus veel te vroeg.
      De vuren werden wel herhaald en wel om: 5.45 en 6.30 uur, terwijl om 7.20, 8.20 en 8.30 uur op Wageningen werd gevuurd en één vuur lag te 7.15 uur 1000 meter West van Wageningen. Er zijn dus geen vuren te 7.00 uur afgegeven in overeenstemming met de vertraging.
      De indruk bestaat, dat men - nadat de bevelen voor de tegenaanval waren gegeven - daarna te weinig gedaan heeft om de "uitvoering" van die bevelen te verzekeren. Dit is ook daarom onbegrijpelijk, omdat men op het Stafkwartier IVe Divisie wist dat de verbinding tussen Divisiecommandant en Luitenant-Kolonel Land (Commandant Aanvalstroepen) niet goed was. Er waren te weinig deugdelijke maatregelen genomen om het vorenbedoeld contact te verzekeren, opdat tenminste de toch al geringe vuursteun op de juiste tijd, verleend had kunnen worden. Verklaarbaar is nu ook dat de Divisiecommandant het later inzetten van de tegenaanval ook niet direct heeft vernomen.
     
  8. De hier weergegeven situatie is niet juist.
      Tussen 16.00 en 20.00 uur zijn inderdaad alle onderdelen uit de frontlijn verdwenen. Ik schakel hier uit het blijven zitten in het uiterst Noordelijk deel van de frontlijn, zelfs tot enige dagen na de capitulatie, van een groep onder vaandrig Klooster.
      Evenwel is het nu nog steeds een mysterie gebleven, waarom de Divisiecommandant op 12 Mei de beide eskadrons, uitgezet tegenover Kruiponder en Oost van Laareind heeft teruggeroepen? Als reden hiervoor wordt opgegeven: "omdat intussen bericht binnenkwam dat bedoeld frontgedeelte nog (of weer) was bezet". De toenmalige Kapitein van de Generale Staf Lefèvre de Montigny, kort geleden daarover gevraagd zegt: "Nadat bericht was ontvangen dat de rest van de frontlijn ook was gevallen, had het geen zin meer het gedeelte Kruiponder en Zuid daarvan te heroveren". Dus twee tegenstrijdige zienswijzen. Vermoedelijk is het terugroepen dus geschied op een bericht, waarvan de betrouwbaarheid onvoldoende is onderzocht. Het bericht is nimmer afkomstig geweest van de Compagniescommandant in voorste lijn, want die was zeer teleurgesteld, toen hij bemerkte dat de huzaren teruggingen juist op een moment, waarop de verovering van het betrokken deel der frontlijn zeker zou zijn gelukt. (Volgens de Compagniescommandant zaten er weinig of geen Duitsers in dat gedeelte van de frontlijn).
      De Commandant van het Noordelijk eskadron geconfereerde met de Compagniescommandant ter plaatse, welke Compagniescommandant met zekerheid wist te vertellen dat Kruiponder en omgeving door eigen troepen was verlaten (van vaandrig Klooster wist hij niets). Terwijl de eskadronscommandant overwoog de aanval tot de volgende ochtend uit te stellen, kreeg hij bericht dat hij terug moest. Het gevolg is geweest, dat de Compagniescommandant met de rest van zijn Compagnie ook is teruggegaan, waardoor een gat ontstond in de tussen verdediging van het vak van II-8 R.I. Het eskadron en deze Compagnie zijn over paal 25 aan de spoorbaan verder Westwaarts teruggegaan, welke teruggaande beweging demoraliserend werkte op de, in de lijn paal 25 en verder Noordwestelijke richting, gelegen onderdelen. Ook het andere eskadron, eveneens teruggaande over paal 25, had aan de verwarring mede schuld.
      De reeds verzwakte tussenverdediging, waar dit eskadron was ingezet, had niet aan de teruggaande beweging meegedaan, doch was in de ochtend van 13 Mei door intussen geïnfiltreerde Duitse patrouilles deels gevangen genomen, dan wel teruggegaan.

Voor eensluidend afschrift,
De Luitenant-kolonel b.d.
(get.) F.A.J. de Klerck.

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument 1
(PDF, 5.63 MB)
Download brondocument in PDF-formaat Brondocument 2
(PDF, 6.10 MB)
Download brondocument in PDF-formaat Brondocument 3
(PDF, 8.04 MB)
Download brondocument in PDF-formaat Brondocument 4
(PDF, 1.89 MB)
Download brondocument in PDF-formaat Brondocument 5
(PDF, 2.17 MB)
Download brondocument in PDF-formaat Brondocument 6
(PDF, 7.12 MB)
Download brondocument in PDF-formaat Brondocument 7
(PDF, 7.32 MB)
Download brondocument in PDF-formaat Brondocument 8
(PDF, 6.41 MB)