Verklaring van den kapitein G.J. van Buuren

UITTREKSEL.

Verklaring van den Kapitein Van Buuren afgelegd op 22 Juni 1940.
------------------------

    Op 12 Mei 1940 ontving ik opdracht van Commandant IVe Divisie om contact op te gaan nemen met Commandant I-8 R.I., daar de telefoonverbinding verbroken was en Commandant IVe Divisie in het onzekere verkeerde omtrent het verloop van het gevecht op de Grebbe. Op weg naar bedoelde commandopost kwam ik bewesten Rhenen losloopende groepjes terugtrekkende soldaten tegen waarbij geen kader aanwezig was. Gekomen bij den Westelijke rand van de stad Rhenen, ter hoogte van de samenkomst: Rijksstraatweg met weg naar Koerheuvel, zag ik bij de badloods bijeen een vrij sterke troep soldaten, waarbij een officier, die daar blijkbaar rustten. Ik heb mij naar bedoelden officier begeven om inlichtingen te vragen omtrent zijn aanwezigheid aldaar met zijn onderdeel. Dit onderdeel bleek te zijn een Compagnie van III-11 R.I. onder commando van den reserve Kapitein Mr.Dr. Franssen. Ik heb den reserve Kapitein Franssen gevraagd waar zijn Bataljonscommandant was. Hij wist mij dit niet precies te zeggen, daar hij in het stadje Rhenen kwartier aan het maken was voor zijn Bataljon.
    De plaatselijke situatie niet kennende en steeds meer terugtrekkende troepen waarnemende, heb ik den Kapitein toen opdracht gegeven in plaats van te rusten, ter plaatse den Westrand van Rhenen af te sluiten en de terugtrekkende soldaten tegen te houden en te doen verzamelen. Na een heen- en weergesprek omtrent de bevelsverhouding, waarbij de Kapitein Franssen mij in een eenigszins zenuwachtigen toestand uitdrukkelijk vroeg, of ik hem dit gelastte, heb ik, dit bij gebrek aan overleg met Commandant III-11 R.I., uitdrukkelijk gelast, om ter plaatse het terugvloeien van soldaten te beletten. Hij vroeg mij toen, of hij in plaats van ter plaatse (de badloods) eenige speling mocht hebben in de plaats van het stelling nemen, daarbij wijzende naar de vernauwing van het aldaar gevormde pleintje nabij een huizenrand, aan den straatweg. Dit heb ik den Kapitein Franssen toegestaan.
    Daarop heb ik mij verder begeven in Oostelijke richting door de hoofdstraat in Rhenen, alwaar ik steeds meer terugtrekkende troepen in los verband, doch van grootere sterkte en met witte zakdoeken zwaaiend, tegenkwam.
    Mijn voornemen was om bij het viaduct, waar alles, zich in Westelijke richting begevende, over moest, een nieuwe wacht te plaatsen ter tegenhouding van de terugtrekkende troepen.
    Bij het viaduct aangekomen, trof ik daar aan den reserve Kapitein Höpink, van 1-IV Bataljon P.A.G., dien ik bovengenoemde opdracht verstrekte.
    Mijn opdracht volvoerd hebbende en terugkeerende om verslag uit te brengen aan Commandant IVe Divisie, heb ik, in Rhenen teruggekeerd, getracht contact op te nemen met Commandant III-11 R.I., teneinde hem als voorloopige opdracht op te dragen tot elken prijs bij het viaduct Rhenen en de stad Rhenen zelf stand te houden. Aangezien niemand in de hoofdstraat mij de juiste plaats van Commandant III-11 R.I. kon zeggen, heb ik mij bij het aantreffen van een officier en een vaandrig opdracht gegeven een geïmproviseerde dorpsverdediging te organiseeren. Mij verder willende begeven naar commandopost IVe Divisie trof ik, bij den Westrand van Rhenen gekomen zijnde, niet meer aan de Compagnie van den reserve Kapitein Mr.Dr. Franssen. Dezen haalde ik in ongeveer ter hoogte van de oprijlaan van de villa van den Heer Waller. Den Kapitein Franssen vragende, waarom hij niet aan de opdracht had voldaan om den Westrand van Rhenen af te sluiten, antwoordde hij mij dat hij een betere stelling aan het zoeken was. Daarop heb ik hem opgedragen nu in elk geval stelling te nemen vanaf den Rijn, die vlak langs den weg stroomt, en de oprijlaan van Huize "Waller". Deze lijn bood een goed schootsveld, alsmede een goed overzicht, zoowel over den weg als over het terrein, ter opneming van terugtrekkende troepen. Met nadruk heb ik hem daar wederom opdracht gegeven, de terugtrekkende troepen tegen te houden en om zoo noodig indruk te maken, het vuur op de terugtrekkende troepen te openen.
    Daarop heb ik mij verder begeven naar de commandopost, alwaar ik nog zekerheidshalve de patrouille Politietroepen ter sterkte van 1 sergeant en 6 man inlichtte omtrent den toestand en hen opdroeg zich eveneens naar den Rijksstraatweg te begeven ter hoogte van den Stokweg om de nog doorgesijpelde troepen op te vangen; eveneens met opdracht zoonodig het vuur te openen op vluchtende eigen troepen.
    Na verslag uit gebracht te hebben aan Commandant IVe Divisie omtrent het gebeurde, ontving ik opdracht van Commandant IVe Divisie om met genoemde patrouille Politietroepen op te rukken in Oostelijke richting en alle terugtrekkende troepen weder onder bedreiging van vuur op te drijven in Oostelijke richting tot de lijn waarvan de Compagnie van den reserve Kapitein Mr.Dr. Franssen stelling had genomen, om van daar uit de Compagnie in Oostelijke richting voortgaande het terrein te zuiveren van terugtrekkende troepen.
    Komende op het snijpunt van den Stokweg met den Rijksstraatweg bij de patrouille Politietroepen meldde deze Commandant mij, dat troepen waren tegen gehouden met uitzondering van de Compagnie van den Kapitein Franssen, waarbij gevoegd was een mitrailleurcompagnie en een Compagnie Pag., welker Commandanten zich onder protest onder de bevelen hadden moeten stellen van den reserve Kapitein Franssen, welke zich beriep op last te handelen van Commandant IVe Divisie bij monde van den Kapitein Van Buuren, om alle terugtrekkende troepen onder zijn commando te stellen, teneinde bij Remmerden (steenfabriek aldaar, ongeveer 1 kilometer ten Westen van den Stokweg, achter Commandopost IVe Divisie) een stelling in te nemen.
    Woedend, dat de reserve Kapitein Franssen ten tweede male tegen mijn orders in een nog meer Westwaarts gelegen stelling wilde innemen, heb ik hem achtervolgd.
    Bij de steenfabriek aangekomen, trof ik aldaar inderdaad de Compagnie Franssen aan, waarbij tegelijkertijd Commandant III-11 R.I. uit richting Rhenen aankwam en den Kapitein Franssen rekenschap vroeg over het gebeurde. Na eenige woordenwisseling tusschen Franssen en Commandant III-11 R.I., welke zeer heftig was en waarbij ik bemiddelend optrad, heeft Commandant III-11 R.I. door zeer veel tactvol optreden en toespreken van den troep bereikt, dat de troep weer rechtsomkeert maakte en merkbaar opgelucht weder in Oostelijke richting trok.
    Op mijn verzoek Commandant III-11 R.I. meenemende in mijn auto om zich weder spoedig naar Rhenen bij zijn Bataljon te kunnen voegen, maakte Commandant III-11 R.I. hiervan gebruik, doch wenschte niet voorbij den reserve Kapitein Franssen te rijden, aangezien de Majoor Van der Ploeg er zeker van was, dat hetzelfde zich zou herhalen, aangezien hij reeds eenige malen genoodzaakt was geweest, den reserve Kapitein Franssen voor zwakheden terecht te wijzen (o.a. dekking zoeken, Holleweg).
    Daarom heb ik Majoor Van der Ploeg naar Rhenen gebracht, alwaar hij zijn Bataljon verzamelde voor het verder uitvoeren van zijn opdracht.
    Voor eventueele getuigen komen in aanmerking: de Chauffeur De Bruin van het Troependetachement IVe Divisie, de oppasser van Majoor Van der Ploeg en de sergeant der Politietroepen.
    Meer kan ik U niet verklaren.
    Na de voorlezing van zijn verklaring volhardt hij daarbij en onderteekent hij deze.

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument
(PDF, 4.93 MB)