Schrijven van sergeant-capitulant G.J. van den Esschert
VIe DIVISIE MARECHAUSSEE
BRIGADE-LENT.
Lent, 14 Augustus 1941.
In antwoord op het schrijven van U Weledelgestrenge, dd. 26 Juli 1941, nr. 1690 ben ik zoo vrij een van door mij meegemaakte verslag van den oorlog te geven.
Als sergeant-capitulant heb ik gediend bij 3-III-8 R.I., in de functie als sectie-commandant der 4e sectie. Mijn groepscommandanten waren dienstplichtig sergeants. De compagniescommandant was de reserve-kapitein Zwart, wonende Johan de Wittlaan 2 te Arnhem. Bataljonscommandant was de majoor Voigt.
Onze compagnie behoorde tot de Voorpostenstrook en was de meest linksche compagnie. De linker vleugel was aangeleund aan het Nieuwe-Kanaal, de rechter vleugel lag ongeveer 300 meter voor de verharde weg Wageningen-Rhenen.
In den nacht van 9 - 10 mei 1940 zijn wij de stelling gaan bezetten en hebben wij de kwartieren ontruimd, die gelegen waren te Wageningen. Dit alles is betrekkelijk vlug verloopen en zonder stoornis. Mijn sectie zat binnen drie kwartier op zijn plaats.
Direct heb ik een wacht laten betrekken op ongeveer 500 meter afstand voor mijn voorste lijn aan den weg die langs het Nieuwe Kanaal loopt. De verdere dag heb ik besteed aan het verder gevechtsvaardig maken van de mij toevertrouwde sectie en nog eens op hun juiste werkwijze attent gemaakt. In den nacht van 10-11 Mei heb ik wederom een wacht uitgezet, ditmaal onder mijn leiding. Tegen ongeveer zes uur heb ik de leiding overgedragen aan een groepscommandant.
Vlak daarna zagen wij de eerste vijandelijke troepen verschijnen. De juiste tijd is mij ontschoten, ik meen om en nabij negen uur. De Duitsche troepen stelden zich gereed op den binnenweg naar Veenendaal, die evenwijdig liep met de voorpostenlijn en op ongeveer 1000 meter voor mijn stellingen lag. De wacht is toen, na alarm gemaakt te hebben, strijdende teruggetrokken. Daar de afstand te groot was voor onzen mitrailleur M.20, heb ik direct een schets gemaakt, voor aanvrage steun van zware mitrailleurvuur en deze schets door een ordonnans naar de Compagniescommandant gestuurd, die deze weder door gestuurd heeft naar den Bataljonscommandant. Ik heb echter op dien weg geen zware mitrailleurvuur gezien, wat jammer was aangezien nu de vijandelijke troepen vrij spel op dien weg hadden. Zelf ben ik toen nog met een groep de stelling uitgegaan om zoodoende dichter bij te kunnen komen met het vuur van mijn lichte mitrailleur. Wij hebben dan ook wel eenige schade aangebracht doch de druk was voor een groep veel te groot.
Op 30 meter achter mijn linker groep zat een stuk 6-veld. De bediening echter zat alleen maar achter wat houten schotten, aangezien de stelling niet gereed was. Toen ik met mijn groep teruggeslagen ben, had ik het stuk 6-veld opdracht willen geven het vuur op de zich gereed makende vijandelijke toepen te geven, doch de bediening was verdwenen. (commandant: een korporaal)
De Duitschers kwamen steeds dichter naderbij doch konden niet verder naderen, vanwege ons afsluitingsvuur, dan ter hoogte van de tankval, die zonder water was. Daar hadden zij dus een uitstekende dekking tegen ons horizontaal vuur. De afstand bedroeg 330 meter.
Wederom heb ik een ordonnans weg gestuurd met een schets, ditmaal voor artillerievuur (telefoon of seinpatronen bezat ik niet). Hadden wij toen steun gehad, dan waren er door de vijand gevoelige verliezen geleden.
Het terrein links van het Nieuwe-Kanaal zou geïnundeerd worden. De verhoogde weg, tevens afsluiting van het water, lag onder vuur van de sectie van het 19e R.I.
Op een gegeven moment zag ik van uit de stelling den vijand een omtrekkende beweging uitvoeren, om zoodoende over het geïnundeerde terrein ons te gaan insluiten. Ik heb direct de sectie–commandant van het 19e R.I. gewaarschuwd en gevraagd of hij zijn vuur kon verleggen om flankeerend vuur af te geven. Deze sectie is na eenigen tjjd teruggetrokken op mijn sectie.
Volgens de sectie-commandant kregen zij het daar te kwaad. Mijn oordeel was dat zij niet op mijn sectie terug hadden moeten trekken, aangezien zij nu de vijand heelemaal vrij spel gaven op de flank. Uit noodweer heb ik toen mijn linker groep de stelling uitgehaald en langs het kanaal op het vrije veld in stelling gebracht.Door de groote overmacht en het steeds maar opdringen der vijandelijke troepen in front, heb ik deze groep na eenigen tijd weer hun oude plaats laten innemen.
Aangezien ik in plaats van verdedigings- aanvalshandgranaten tot mijn beschikking had, kon ik ook geen handgemeen afwachten. Ik ben toen strijdende teruggetrokken op de commandopost van den Compagniescommandant en daar nadere gegevens en bevelen gevraagd.
Daar de vijand intusschen echter heelemaal door gestoten was op de flank en het terrein achter ons onder vuur lag van eigen troepen, besloot de Compagniescommandant zich over te geven. De andere sectien waren toen al geruimen tijd in Duitsche handen gevallen.
Na den overgave hebben [onleesbaar] voor de Duitschers op de verhoogde stelling moeten plaats nemen in het schootsvak van onze eigen troepen, alvorens wij weggevoerd werden. [Dit gedeelte is onleesbaar gemaakt, maar wijst overduidelijk op Duitse schendingen van het oorlogsrecht]
Ik heb geprobeerd U een zoo getrouw mogelijk verslag te sturen, mochten er tekortkomingen in zijn of mocht het aanvulling behoeven ben ik bereid deze te verstrekken.
Inmiddels verblijf ik hoogachtend,
Uw dienstwillige dienaar,
(get.) G.J. van den Esschert.
|

