Verklaring van de dienstplichtig motorordonnans J.C. Kense

Verklaring van de dienstplichtig motorordonnans Kense J.C.
van Staf 8 R.I. afgelegd in de vergadering van de Commissie
voor Militaire Onderscheidingen d.d. 17 Juli 1947.
---------------------

  Ik heb berichten overgebracht naar het IIIe Bataljon in de Nude. Daar heb ik geen vuur gehad. De avond voordat dit bataljon gevallen is ben ik daar nog geweest. Snijders (Schneiders?) zou eerst gaan met Westerlaken achter op de motor. Westerlaken vroeg mij of ik wilde rijden. Dat vond ik best. Toen kwam Hagelücken aan die zei: "Jongens, waar gaan jullie naar toe?". "Naar Wageningen". "Dat had ik wel willen doen". Toen is hij achterop gaan zitten.

  Ik moest naar een pag. onderdeel bij een voetbalveld om berichten over te brengen. Ik heb een scherf van een artillerieprojectiel op mijn helm gehad. Ik lag toen op het grasveld naast een mij onbekend luitenant van de pag. die daar pas was ingedeeld.

  Later heb ik verschillende malen berichten overgebracht onder vuur. In de avond van de eerste Pinksterdag moest ik naar Majoor Landzaat. Toen ik op de hoofdweg Rhenen-Wageningen was, kreeg ik mitrailleurvuur van eigen en van 's vijands zijde. Ik ben van de weg afgegaan en heb mij achter de huizen gedekt. Ik had de motor achtergelaten omdat het veel te gevaarlijk was. Dokter Paris had mij gewaarschuwd. Ik ben door het bos verder gegaan. Het was donker en ik werd onder vuur genomen maar weet niet of dit van vriend of vijand kwam. Ik kwam bij een autogarage aan de achterkant van de huizen. Daar waren twee soldaten. Wij wilden bij het aanbreken van de dag naar Ouwehand's Dierenpark. Wij kregen artillerievuur toen wij wilden gaan. Er kwamen vijftien man terug die ook die garage binnen kwamen. Toen het artillerievuur afgelopen was stelde ik voor aan een onderofficier om gezamenlijk op te rukken naar Ouwehand's Dierenpark. Die onderofficier was de kluts kwijt. Hij zei: "Er is niets anders aan te doen dan ons gevangen te laten nemen". Ik heb gezegd dat dit absoluut niet kon, want ik moest berichten overbrengen. Hij ging er niet mee accoord. Hij zei, dat wanneer ik zou schieten op de vijand hij op mij zou schieten. Ik heb het bericht verstopt in mijn jas om als het mogelijk was door te trekken. Op hetzelfde moment namen drie à vier Duitsers ons gevangen. Wij moesten er uit en werden ontwapend. Ik ben als laatste man eruit gegaan. Wij moesten over de hoofdweg gaan en ons onder aan de Grebbeberg aansluiten bij de andere gevangenen. Ik liep helemaal aan het eind van de troep en ben het eerstvolgende huis ingeschoten. Het hele stel dat voor mij liep kwam ook terug en liep het huis binnen. Wij zijn er weer uitgejaagd. Toen ben ik voorop gaan lopen en met een behoorlijke snelheid tot ik Ouwehand's Dierenpark links van me had waar ik me onder een struik heb laten vallen. De rest liep door. Toen alles rustig was ben ik doorgelopen naar Ouwehand's Dierenpark. Ik kwam in de woning van Ouwehand's Dierenpark bij de luitenant-adjudant De Jong. Toen ik bijgekomen was heb ik mijn bericht afgegeven. Na lezing verscheurde de luitenant het bericht. Ik kreeg geen bewijs dat ik het had afgegeven. Ik dacht bij mezelf: "ik kom vast niet meer terug". Ik ben daar gebleven. 's Avonds zijn we weer gevangen genomen.
  Toen ik daar aankwam zaten zij daar met ongeveer 60 man in Ouwehand's Dierenpark. Na enige tijd kreeg ik een geweer. Een Kapitein van een vreemd onderdeel vertelde: "Wij moeten maar rustig blijven zitten want er zijn Stoottroepen onderweg om ons te helpen". Ik heb gevraagd of dat de manier was, om anderen voor ons de zaak te laten opknappen terwijl wij niets deden. De Kapitein antwoordde: "Neen, wij nemen de stellingen in". Wij zijn toen naar de garage van Ouwehand's Dierenpark gegaan, maar daar was niets te zien of te doen. Ik wilde proberen om met enkelen er tussen uit te trekken en naar Amerongen te gaan via de commandopost van Overste Henning. Wij kregen artillerievuur. Er zat geen dak meer op de garage.
  Wij zagen de witte vlag uitgestoken op Ouwehand's Dierenpark. Wij waren ook omsingeld. Ik heb nog geschoten, maar bij ieder schot kregen wij vijandelijk mitrailleurvuur van drie kanten.

  U vraagt mij, waarom ik er niet alleen op uitgegaan ben toen ik mijn bericht had afgegeven aan luitenant De Jong.
  Ik had alles geriskeerd en van de luitenant De Jong en van de Kapitein ging niets uit, terwijl er 60 man lagen die niets uitvoerden. Dit had mij zeer teleurgesteld. Bovendien had de Kapitein gezegd, dat, wanneer die troep ter versterking niet kwam, hij zou proberen om met het hele stel terug te trekken op de commandopost. Verder kreeg ik daar pas later een geweer.

's-Gravenhage. 17 Juli 1947.
J.C. Kense.

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument
(PDF, 1.41 MB)