Verklaring van dienstplichtig korporaal W.J.A. Herbers
Verklaring afgelegd door Herbers, W.J.A. geboren 29 Januari 1904, in 1940 dienstplichtig korporaal, ingedeeld bij de 4e Compagnie Pioniers, van beroep architect, wonende Catharinastraat 40 te Eindhoven, in de 440e Vergadering der Commissie Militaire Onderscheidingen d.d. 2 April 1951.
----------------
In Mei 1940 heb ik opdracht gekregen mijnen te leggen bij de overweg kilometerpaal 25 van de spoorweg Kesteren-Amersfoort. We hebben bij de mijnen geen rode vlaggen geplaatst of rode paaltjes geslagen, maar we bleven daar op post om dit mijnenveld te bewaken. Wij hadden geen opdracht van onze kapitein ons in verbinding te stellen met de hiervoor in aanmerking komende commandanten om deze mede te delen waar wij mijnen hadden gelegd.De eerste dag kwamen er vliegtuigen die ook wel bommen lieten vallen. Mogelijk ben ik op 12 Mei afgelost en naar Elst gegaan. De sergeant die mij kwam aflossen, heeft echter zijn post verlaten. Naar mijn smaak was zijn houding niet geheel in orde. Ik heb hem toen bij de lunch opgezocht en heb hem gevraagd of, wat de soldaten mij vertelden, waar was. Hij beweerde dat de Duitsers daar waren gekomen en dat hij met zijn mensen was teruggedreven, maar van zijn eigen soldaten hoorde ik dat daar nooit Duitsers zijn geweest. Zijn hele troep was met hem mee gegaan. Ik heb hem voorgesteld samen naar de Kapitein te gaan of dat ik dit alleen zou doen. Ik ben toen met een van mijn soldaten op een motortje naar de Kapitein in Elst gegaan en heb hem gemeld wat er was gebeurd. Omdat ik de ligging van de mijnen goed kende, terwijl de tekening nog niet was uitgewerkt, bood ik aan terug naar de post te gaan. De Kapitein keurde dit goed en gaf mij dus opdracht terug te gaan. Hij wees er mij echter op dat het nu riskanter was dan voorheen. Hij was verschrikkelijk kwaad over het optreden van die sergeant. Tijdens de bezetting heb ik nog een brief van deze sergeant gehad; hij was toen directeur van een arbeidsbureau, naar ik meen in Utrecht.
Ik kon niet meer langs de oude weg naar het mijnenveld gaan omdat deze hevig onder vuur lag. Nadat ik de jongens, die met mij mee zouden gaan, had bijeengebracht, zijn we van Elst over de Veenendaalseweg in de richting Veenendaal gegaan, tot waar de Cuneraweg de Veenendaalseweg snijdt, en van dat kruispunt naar de tunnel van de spoordijk. Daar in de buurt werd de vrachtwagen verborgen en toen zijn we achter de spoordijk, langs naar de overweg, naar de post gegaan. Vrijwel op hetzelfde moment dat wij daar aankwamen was er een infanterie-eenheid die naar voren tirailleerde aan de andere kant van de spoorlijn. De spits was verspreid tot zover gekomen. Hier heb ik twee man zien sneuvelen, die op mijnen trapten. Ik was nog zo snel mogelijk naar voren gerend en had de voorste mensen al roepende getracht te waarschuwen.


Autoweg bij Achterberg (ca. 1937) » meer
De tekening van de gelegde mijnen heb ik bij mij en wil ik U tijdelijk afstaan om er een foto-copie van te laten vervaardigen.


"Hier rust onze kameraad Kees. W. den Haan - 18 Mei 1940 offerde hij zijn leven voor de medemensch - 4e Compagnie Pioniers" (1940) » meer
Na de capitulatie konden de Duitsers ons niet verplichten de mijnen weer te ruimen, maar de burgers hadden er last van, terwijl ook de lijken niet konden worden geborgen. Een van de geneesheren heeft toen onderzocht wie de mijnen had gelegd. Dezelfde mensen die de mijnen hadden gelegd hebben zich toen weer vrijwillig gemeld om deze op te ruimen. Helaas is Kees de Haan hierbij omgekomen. Ik schroefde zelf met de linker hand, zoals was voorgeschreven de doppen van de mijnen af. De Haan wilde, toen ik een mijn onschadelijk maakte, uitwijken, doch nam de bocht te groot en trapte op een andere mijn, in mijn onmiddellijke nabijheid.
De eerste schets werd ter plaatse opgezet en later in de loods te Elst uitgewerkt. De schets is niet op schaal getekend.
's-Gravenhage, 2 April 1951.
W.J.A. Herbers.
|