Verklaring van dienstplichtig sergeant A. Versluis

Verklaring afgelegd door de tijdelijk sergeant-majoor-instructeur, destijds dienstplichtig sergeant A. Versluis van 3-I-10 R.I. in de vergadering van de Commissie Militaire Onderscheidingen van 7 Augustus 1947.

     Ik was destijds commandant van de commandogroep van 3-I-10 R.I., bestaande uit negen man.
     Op 13 Mei kreeg de kapitein 's middags opdracht met het restant van zijn onderdeel, waarbij naar ik meen twee zware mitrailleurs, zich naar Prattenburg te begeven. Aan de Cuneraweg kwam de Kapitein-adjudant van Overste Van den Briel, die een onderhoud had met den kapitein. Daarna deelde de kapitein mij mede dat we een stelling moesten innemen tusschen de Cuneraweg en een zandweg even voorbij Bergzicht. Wij wisten aanvankelijk niet dat deze opstelling ingenomen moest worden om de aftocht te dekken. Aangekomen hebben we de opstelling aldaar (een greppel dwars op de Cuneraweg) verbeterd, o.a. dieper uitgegraven. De commandopost van de kapitein was in een woonhuis rechts van mij. De kapitein zat daar met zijn ordonnans De Feber. De kapitein zei tegen mij "neem met de mannen van de commandogroep ook maar stelling, des te beter kunnen we de verdediging voeren." Rechts voor mij zat een zware mitrailleuropstelling, terwijl er ook nog een tweede moest zijn. Waar deze lag weet ik niet meer.
     Mijn stelling lag aan 's vijands zijde van het Boschbad.
     We hebben de geheele nacht van 13/14 Mei in stelling gezeten. Ik heb niet geslapen en mijn mannen nog aangespoord wakker te blijven. Ik had zelf een geweer.
     Tegen den morgen kwam de vijand aanstormen. Ik lag niet geheel in voorste lijn want links voor mij en ongeveer 50 meter links van de zware mitrailleuropstelling lag sergeant Mul met een aantal tirailleurs. Hij had naar ik meen geen lichte mitrailleurs. Toen de Duitsers kwamen hebben ook deze tirailleurs, evenals de zware mitrailleurs gevuurd. Ook de sergeanten Gaasbeek en Koeiemans die rechts van mij zaten met eenige tirailleurs en een lichte mitrailleur hebben gevuurd. De Duitsers kwamen over de grintweg en riepen op ongeveer 100 meter afstand: "We zijn vrienden, geef je over" terwijl ze steeds vuurden. Wij vuurden terug. Er vielen Duitsers, doch ik weet niet of dit was omdat zij zich dekten, danwel daar zij sneuvelden. De zware mitrailleur rechts voor mij vloog op een gegeven moment in de lucht. Hoe dat kwam weet ik niet, misschien tengevolge van een handgranaat. Aan de Cuneraweg waren de Duitsers reeds in onze rug doorgedrongen. Ook hierop hebben we, na 180 graden te zijn gedraaid, gevuurd. De Duitsers die over de grintweg kwamen trokken tengevolge van ons vuur langs ons heen. Toen achtte ik het oogenblik gekomen terug te gaan. Mannen van de sergeant Mul (of deze er bij was weet ik niet) zag ik naar de grintweg lopen. Wij hebben nog een moment gevuurd en zijn toen ook tusschen de Cuneraweg en de grintweg achteruit gegaan. We moesten door de Duitsers heen. Kruipende en lopende en als we Duitsers zagen daarop vurende, zijn we teruggegaan. Vanuit het Rusthuis aan de Cuneraweg werden we beschoten. Bij La Montagne stond een Duitse mitrailleur, die ons, toen we aan de weg Elst/Veenendaal kwamen, onder vuur nam. In de boschrand voor we op de weg Elst/Veenendaal kwamen is soldaat Moll naast mij gesneuveld. Ik was voorop gegaan en had geroepen "volgen". Ik dacht dat ik toen ik op de weg Elst/Veenendaal kwam, mijn geheele groep nog bij mij had, doch het bleken allen mannen te zijn van de Mitrailleurcompagnie, die zich bij mij hadden aangesloten. Ik vermoed dat ze waren van het in de lucht gevlogen stuk, waarvan de sergeant Van Leeuwen en de korporaal Stuut waren gesneuveld. Behalve soldaat Moll, was de rest van mijn groep door de Duitsers afgesneden. Ook soldaat De Groot was bij dit gedeelte. Ik heb niets meer van hen gehoord. Wel heb ik na den oorlog in Jutphaas van de Bataljonscommandant vernomen dat de dokter en de veldprediker zes van hen, die gesneuveld waren, hadden gevonden.
     Met de acht man van de Mitrailleurcompagnie ben ik de weg Elst/Veenendaal overgestoken en naar "De Haspel" gegaan. In de verte zagen we militairen. We dachten eerst dat het Duitsers waren, doch later bleek het sergeant Bax met zijn groep te zijn. We spraken af naar onze oorspronkelijke stelling bij De Haspel terug te gaan om aldaar steun te verlenen. Onze administrateur, fourier en sergeant-schrijver, alsmede het personeel van de Bataljonscommandopost waren daar namelijk achtergebleven. Ik ben met korporaal De Zwarte naar de stelling vooruit gegaan. De rest zou op ons wachten. Aangekomen was in de stelling niemand meer aanwezig. Aanwezige munitie hebben we in de broekzakken meegedragen. Toen ik met De Zwarte terug kwam was sergeant Bax nog aanwezig. We zijn verder gegaan in de richting Slaperdijk, langs de spoorbaan in de richting Maarsbergen. In Maarn of Maarsbergen zijn aan hen, die nog geen fiets hadden, rijwielen verstrekt. Burgers zeiden ons dat de Duitsers al in Doorn zouden zitten. We hebben ons door een burger op een motor de weg laten wijzen naar Utrecht. Stellingen aan de route De Haspel/Maarn waren allen verlaten. Bij informatie bij burgers hoe het met de vijand gesteld was, ben ik sergeant Bax met zijn menschen kwijt geraakt.

     Korporaal De Zwarte weet van mij alleen dat ik in De Haspel met hem naar voren ging. Hij behoorde niet tot de commandogroep doch was naar ik meen bij het onderdeel van sergeant Bax.

     Toen de Duitsers aanvielen waren we rechts en links van het door ons te verdedigen terreingedeelte niet meer aangeleund. De rechter nevenopstelling was de vorige avond al verdwenen, toen ik aldaar munitie ging brengen. Wanneer de linker nevenopstelling weggegaan is weet ik niet.

     Mijn commandogroep heeft vanaf het moment dat de Duitsers aanvielen hoogstens vijf minuten stand gehouden.

's-Gravenhage, 7 Augustus 1947.
(get.) A. Versluis.

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument
(PDF, 1.66 MB)