Verklaring van dienstplichtig sergeant J.J. Riemens

Verklaring van den sergeant majoor instructeur (s.m.i.) J.J. RIEMENS, destijds dienstplichtig sergeant bij
1-II-19 R.I., afgelegd in de vergadering der Commissie Militaire Onderscheidingen d.d. 27 Januari 1947.
--------------------

  Onze Bataljonscommandant was de Majoor VAN APELDOORN. Mijn Compagniescommandant was de Kapitein VAN ALEWIJK. Mijn Sectiecommandant was aanvankelijk de 1e Luitenant WIJNANDS, (3e Sectie). Tijdens den aanval op den Grebbeberg was ik Commandant van de 4e Sectie.

10 Mei
  In opdracht van den Compagniescommandant moest ik vanuit de school in Rhenen het station aldaar bezetten. Nadat soldaten van de Genie de boomen aan de overkant van het station hadden laten springen, waardoor groote schade ook aan het station ontstond, is door mij de bewaking van het station, in opdracht van mijn Compagniescommandant, opgeheven en heb ik mij met mijn sectie gemeld op den commandopost, gelegen ten Westen van de spoorlijn. Daarna hebben wij de stellingen achter de spoorlijn betrokken.

11 Mei
  De stellingen werden beschoten door vijandelijk artillerievuur. Eén van onze soldaten werd door een granaatscherf in zijn buik gewond op plm. 150 meter voor de stelling. Ik ben onder het artillerievuur naar hem toe gekropen, heb hem verbonden, daarna op mijn rug genomen en hem kruipende van dekking tot dekking naar den commandopost gebracht, waar hij verder is behandeld.

12 Mei
  Tegen den avond van den 12en Mei kreeg onze Compagnie opdracht om via den grooten weg en langs Ouwehands Dierenpark naar den Grebbeberg te gaan. Mijn sectie was de voorste van de Compagnie. Bij het viaduct kreeg ik het bevel van den Compagniescommandant om op te rukken naar de Grebbe en de stoplijn te bezetten. Het begon al donker te worden. Zoodra wij den weg verlieten (voorbij de prikkeldraadversperring) verspreidden wij ons in tirailleur-linie en kwamen in het open terrein onder vijandelijk vuur. Wij dachten aanvankelijk, dat de Duitschers in de stoplijn zaten. Wij hoorden geregeld korte vuurstooten en wisten niet waar dit vandaan kwam. Later bemerkten wij, dat dit uit de boomen kwam. Wij hoorden die geluiden overal, maar zagen verder niets en niemand.
  Later kwam er bericht van den Bataljonscommandant (via den Compagniescommandant), dat wij moesten probeeren een aanval te doen over den Grebbeberg heen.

13 Mei
  Om een uur of 3, 4 in den morgen gaf de Compagniescommandant ons daartoe eerst de order, om met een patrouille van totaal vijf man (ik inbegrepen) tot over den Grebbeberg door te dringen, teneinde het voorterrein te verkennen op vijandelijke patrouilles en te zien waar het vijandelijk artillerievuur lag. (Voor de patrouille heb ik vrijwilligers gevraagd). Wij werden n.l. geregeld 's nachts beschoten.
  Ik zat Noord van den grooten weg naar Wageningen (ongeveer 120 meter er van af).
  Bij de patrouille behoorden o.a. dpl. soldaat KRIKKE (een oud koloniaal) en een korporaal (mogelijk VAN OS).
  Wij gingen recht vooruit. Wij hadden geen handgranaten bij ons - alleen geweren -. Wij werden gedekt door een zwaren mitrailleur van 8 R.I. Ik meen, dat die Luitenant is gesneuveld (Luitenant FOLMER?). Die mitrailleur heeft ons tweemaal gedekt (over ons heen). Ik ben kruipende vooruit gegaan (plm. 200 meter). Wij hebben geen prikkeldraad gezien. Links ben ik blijkbaar door een opening van het prikkeldraad gekropen. Links van ons was open terrein, rechts bosch en de straatweg. Na de genoemde 200 meter kregen wij vijandelijk vuur. Daar zaten parachutisten. Wij hebben later een parachutist gevangen genomen.
  Hij was gekleed in een camouflage-broek en had rubberschoenen aan. KRIKKE heeft hem gevangen genomen. Dat heb ik gezien. KRIKKE lag gedekt, toen hij dien parachutist uit een boom schoot.
  Toen ik het voorterrein had verkend, ben ik teruggegaan.
  Ik heb gezien, waar het vijandelijk artillerievuur lag (tegen de glooiing aan van den Grebbeberg). Ik was terug tegen een uur of 9. De kapitein ALEWIJK zei, dat ik mijn plaats in de stoplijn weer moest innemen. Daarna kregen wij weer een aanval op de stoplijn, waarbij de Kapitein VAN ALEWIJK in het gezicht gewond werd. Ik stond bij den mitrailleur. De mitrailleurschutter viel uit en toen ben ik zelf gaan vuren. De mitrailleurschutter van de rechter groep viel ook uit. De Commandant van de rechter groep (sergeant E.A.G. VELDKAMP) kwam met zijn mitrailleur en zijn groep naar mij toe, omdat ik een beter schootsveld had dan hij. Wij hebben den aanval tegengehouden. Wij legden een spervuur. Wij hebben de Duitschers niet meer teruggezien. Daarna kregen wij zwaar vijandelijk artillerievuur. De stellingen werden in puin geschoten en de jongens wilden er van door. De Kapitein VAN ALEWIJK, de Luitenant WIJNANDS en de onderofficieren hebben hen tegengehouden. Toen de vijandelijke druk tenslotte te groot werd, moesten wij terugtrekken. Wij hadden verschillende dooden en gewonden. Een Luitenant van een stuk veldgeschut achter ons gaf het bevel door. Hij riep: "Jullie moeten terug, want wij kunnen het niet houden". De Luitenant Wijnands en ik hebben toen den Kapitein VAN ALEWIJK gezocht, maar niet meer kunnen vinden. (Even tevoren kwam een gedeelte van 8 R.I. bij ons in de stellingen. Deze menschen waren bij de twee bunkers aan den grooten weg, ter hoogte van de Grift, teruggeslagen. Kapitein VAN ALEWIJK, Luitenant WIJNANDS en ik hebben daar orde in gebracht. Vaandrig VAN NEER is wel bij ons geweest in de stoplijn).
  Wij zijn daarop door het bosch teruggetrokken. Tijdens dezen terugtocht zag ik een patrouille van ongeveer 20 Duitschers, die menschen voor zich uit dreven, gekleed in overhemden en militaire broeken, maar ik kon niet zien of het Hollanders waren. Eerst kwamen wij over een open stuk terrein en kwamen daarna terecht in Achterberg. Daar hebben de Luitenant WIJNANDS en ik ons gemeld bij den Bataljonscommandant. De Majoor VAN APELDOORN zei, dat wij terug moesten trekken naar fort Honswijk. Daar zijn wij gevangen genomen vlak na de capitulatie. De Overste-Fortcommandant deelde ons mede, dat Nederland had gecapituleerd en dat wij ons aan de Duitschers moesten overgeven.

  Kapitein ALEWIJK was flink.
  De soldaat KRIKKE, de Luitenant WIJNANDS en de sergeant VELDKAMP waren ook flink.
  Sergeant VELDKAMP heeft tot het laatste toe stand gehouden. Hij is zelf achter de mitrailleur gaan staan. Sommige jongens wilden er tusschenuit gaan en hij heeft geholpen dit te verhinderen. Dat kwam bij mij ook voor. Ik heb gezegd als ze dit deden, zou ik schieten.

's-Gravenhage, 27 Januari 1947.

(get.) J.J. Riemens.

Opgenomen: FMV.
Typ.: K.

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument
(PDF, 1.77 MB)