Verklaring van dienstplichtig soldaat J. Krikke

Verklaring afgelegd door den dienstplichtig soldaat J. KRIKKE van 1-II-19 R.I.
in de vergadering van de Commissie Militaire Onderscheidingen op 9 Januari 1947.
--------------------

  Ik was destijds ingedeeld bij 1-2-19 R.I. Mijn Compagniescommandant was Kapitein VAN ALEWIJK, mijn Sectiecommandant adjudant onder-officier (adj.o.o.) VAN KRIMPEN. Ook was bij ons ingedeeld sergeant VELDKAMP. Sergeant RIEMENS was bij de 3e sectie; ik heb hem in de oorlogsdagen niet zien optreden.
  Zondag 12 Mei tegen 5 uur 's middags ging de compagnie naar voren den Grebbeberg op. Ik ging niet aanstonds mee, er waren namelijk twee van onze jongens door een granaat zwaar gewond. Ik ben bij hen gebleven tot er een hospitaalsoldaat verscheen. Daarna ben ik per fiets achter den troep aangegaan. Ik heb mij gemeld bij de sectie. Ik moest van Kapitein VAN ALEWIJK met soldaat J. KELLY het voorterrein in ter verkenning. In het terrein zijn wij een halven dag gebleven. Wij bevonden ons achter het dierenpark en konden tengevolge van het vuur niet terug. Het vuur kwam van beide zijden: van Hollandsche en van Duitsche zijde. Het was mitrailleurvuur. Toen dit vuur ophield zijn wij terug gegaan, ik meen tegen den avond. Ik meldde mij weer bij adj. o.o. VAN KRIMPEN. Den nacht van Zondag op Maandag ben ik alleen nog het terrein in geweest gewapend met mijn geweer en 60 patronen. Ik ben er op eigen gelegenheid op uit gegaan, in de stelling was niets te doen. Ik heb geen Duitscher gezien; wel heb ik waargenomen waar de zware mitrailleurs van eigen troepen stonden.
  Maandagochtend was de troep eenigszins in de war. Af en toe werd er onnoodig geschoten, hoewel de Kapitein verboden had te vuren.
  Dien Maandagochtend merkten wij, dat er een parachutist in een boom zat, die met een machinepistool op ons vuurde. Wij konden echter niet zien waar hij zat. De Kapitein vroeg vrijwilligers om hem op te sporen. Ik meldde mij hiervoor aan, vond den parachutist en schoot hem aan. Hij kwam later naar onze stelling en overleed aldaar.
  Later gaf de Kapitein opdracht onze plaatsen in te nemen, omdat hij een aanval verwachtte. Er is nog een Duitsch soldaat voor onze stelling geweest. De Kapitein vroeg hem het wachtwoord, waarop hij weg sprong. Er werd op hem geschoten evenwel zonder succes. Ik ben nog achter hem aangegaan doch kon hem niet achterhalen. 's Middags kregen wij een stormaanval. De Duitschers kwamen plotseling in groote getale al schreeuwende op ons af. Het was net alsof er een school uit ging. Wij hebben met alle wapens geschoten tot de munitie op was en de mitrailleurs door het langdurig vuren onklaar waren geworden. Ik schoot met een mitrailleur, hoewel ik geweerschutter was. De Sergeant VELDKAMP had mij hiervoor aangewezen. Toen onze munitie op was drongen de Duitschers door in onze stellingen. Eenigen van ons sprongen er uit, waaronder ik. Wij moesten over een weggetje dat onder mitrailleurvuur lag. Velen durfden niet, ik kwam er echter over. Ik ging in de richting Rhenen en kwam terecht achter de spoorbaan. Daar was een stelling waarin zich een mij onbekende 1e Luitenant bevond. Hij vroeg mij hoe het in het voorterrein was. Ik stelde hem de vraag of hij met zijn troep mee ging om onze soldaten uit het voorterrein te halen. Hij antwoordde daarvoor geen opdracht te hebben en vroeg mij of hij het op de plaats waar hij was zou kunnen houden. Ik antwoordde dat dit afhing van de beschikbare munitie. Hij zeide zes trommels per mitrailleur te hebben, waarop ik te kennen gaf dat dit te weinig was. Ik kreeg een mitrailleur waarmede ik nog op de Duitschers schoot die van af het Dierenpark kwamen en Hollandsche soldaten voor zich uit lieten gaan. De Duitschers kwamen van den Grebbeberg naar beneden, zoodat ik over onze jongens heen kon vuren. Een gedeelte van hen kon daardoor nog ontkomen. Toen mijn mitrailleur stuk ging ben ik terug gegaan naar Elst. Daar was majoor VAN APELDOORN, 1e Luitenant WIJNANDS en Sergeant RIEMENS. 's Morgens ben ik per fiets naar Gouda gegaan, ik wilde naar Rotterdam omdat daar nog gevochten werd. In Gouda gekomen hoorde ik dat de capitulatie was aangekomen.
  Kapitein VAN ALEWIJK was een zeer flink officier.
  Vaandrig VAN NEER ken ik niet.
  Sergeant VELDKAMP was een kranig onder-officier. Op ieder moment wist hij zijn bevelen te geven.

's-Gravenhage, 9 Januari 1947.

(get.) J. Krikke.

Opgenomen: M.
typ. Th.

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument
(PDF, 1.09 MB)