Verklaring van G.J. Bijlsma
Onderzoek i/z : Schriever
Verhoor: Cadet-Vaandrig Bijlsma
2e-1-III-8 R.I.
VERKLARING
Op heden, 12 juli 1941, heb ik ondergetekende R.A. Hueting, ambtenaar bij het Hoofdregelingsbureau, Korte Voorhout 14 te 's Gravenhage, op opgemeld bureau gehoord: Cadet-Vaandrig Bijlsma, Gijsbertus Jan, geboren 19 februari 1918 woonachtig Paramaribosrtaat 15 te 's Gravenhage, die mij het navolgende verklaarde:
''Ik commandeerde de 2e sectie van l-III-8 R.I. De 1e sectie stond onder den res. 1e Luitenant Lindeman, de 3e sectie onder Sergeant - Majoor-Instructeur Blom (te Den Haag) en de 4e sectie stond onder Vaandrig Nahuijsen (Haanplein 6 te den Haag).
Mijn rechter groep onder Sergeant A.H. Reijmes lag in de vork, gevormd door den Wageningschen Afweg en den Grebbedijk, nog voor Rijnzicht. De linker groep onder Sergeant J.D. Rutgers, lag nagenoeg ten Noorden hiervan op plusminus 300 Meter afstand. Daar tusschenin, misschien 150 Meter meer naar het Westen, juist iets ten Noorden van den Wageningschen Afweg, lag de midden groep onder sergeant J.H. Roskam. De ligging van deze stellingen, als ook die aan de andere stellingen van onze Compagnie, is op bijgaande schets aangegeven.
De zware mitrailleur werd door het eerste schot van 3,7 getroffen, dat werd afgegeven door twee stukken die iets bij veiling van Willemsen in de rand te Wageningen stond opgesteld.
Op Zaterdagmorgen 11 mei, in den voormiddag nog voor acht uur, raakte de zware mitrailleur, die ten Zuiden ven ons in de uiterwaarden dichtbij den Rijn was opgesteld en onze rechter flank steeds dekte, onklaar, evenals de 6-Veld, die aan den Grebbedijk was opgesteld, 60 Meter achter de stelling van Sergeant Reijmes die ook door P.A.G. vuur was getroffen.
Tegen 11.30 uur werd de linker stelling van ons (Sergeant Rutgers) overrompeld. De vijanden moeten haar in de rug zijn aangevallen en ook de zware mitrailleur stelling van Luitenant Poortman, iets ten Noorden van deze stelling, viel in Duitsche handen. Naar mij later gebleken is, is de bezetting van deze stelling in hoofdzaak gevangen genomen. Ik was juist bij de middelste stelling (Sergeant Roskam) gekomen en heb nog getracht de linker groep te ontzetten. Wij kwamen toen echter onder het vuur van de stellingen van de 4e sectie, die ons voor Duitschers aanzagen. (Zooals naderhand door den sectiecommandant vaandrig Nahuijsen is verklaard).
Daar wij dus alle aanleuning naar het Noorden en Zuiden misten, gaf ik het bevel aan Sergeant Reijmes om terug te trekken. Ik ben zelf met zooveel mogelijk munitie enz. met de groep van Sergeant Roskam teruggegaan. Wij hebben nog een poging gewaagd om de Duitschers op te vangen, maar dit is mislukt doordat wij weer onder vuur kwamen van de 4e sectie en wij zijn verder teruggetrokken. Ik heb aan Sergeant Reijmes opdracht gegeven, wat er nog over was van mijn sectie in stelling te brengen in onze oude stelling bij den Commandopost, kort bij de boerderij van den Hartog. Wij zijn teruggetrokken, eerst over den Wageningschen Afweg, daarna door de natte sloot aan de Rijnzijde van den weg. Voor de boerderij van Middelkoop moesten wij onder gaas doorkruipen. Wij bestonden toen uit de groep Roskam en de groep Reijmes, maar een man, die aan de Zuidzijde van den Grebbedijk was geweest, J.J. Bruijsten, ontbrak. Hij bleek naderhand te zijn gewond. Ook J.B. Meeuwsen is een anderen weg gegaan en was niet bij ons. Ik weet beslist, dat bij mij waren:
De laatsten droegen samen den lichten mitrailleur. Zij kwamen, door dat zij zoo belast waren, wat achter de troep aan en waren doodelijk vermoeid. Toen wij de boerderij van Middelkoop gepasseerd waren en bij de stelling van Sergeant D.A. Drooggelman waren gekomen en ik daar met de bezetting sprak, kroeg ik den indruk, dat zij terug wilden trekken en daarom achtte ik het raadzaam om daar te blijven en de leiding te nemen. Ik zond Sergeant Reijmes met de 2 groepen verder naar de oude stelling bij den Hartog.
Omdat Schreurs en Schriever totaal uitgeput. waren, gaf ik hun order ook in deze stelling te blijven. Ook Van Kuijk is bij mij gebleven. De 2 groepen gingen achter de stelling van sergeant J. Mulder richting den dijk en vandaar richting stelling Luitenant Lindeman. Ik heb zelf den lichten mitrailleur van Schreurs en Schriever in stelling helpen brengen op de borstwering, omdat wij van daar vuur konden brengen naar links op den Wageningschen Afweg. Korporaal H. Keizer heeft dezen mitrailleur bediend. Ik had Schreurs en Schriever vergunning gegeven eerst wat te rusten en daarna om patroontrommels te vullen, wat zij ook hebben gedaan.
De Duitschers trokken door tusschen den grooten weg Wageningen - Rhenen en den Wageningschen Afweg en hadden onze stelling, die tusschen den boomgaard vorscholen lag, niet in de gaten. Wij schoten met den mitrailleur op de borstwering op deze troepen. Naderhand hebben wij dezen mitrailleur, nadat hij warm geloopen was, nog gewisseld met dien van de mitrailleur opstelling.
Korporaal Keizer kreeg een geweerschot in den buik. Hij viel neer, maar stond weer op. Ik heb hem een noodverband aangelegd en in en lignis gelegd. Dit was omstreeks 14.30 uur. Zelf ben ik toen achter den mitrailleur op de borstwering gaan staan.
De andere mitrailleur in stelling werd bediend door de gewone mitrailleurschutter en helper van deze groep, namen mij niet bekend. Even daarna zag ik krijgsgevangenen van mijn eigen groep ( de stelling Rutgers) zonder tuniek, die ten noorden van de Afweg richting Grebbe liepen, in onze richting kijken, waardoor de Duitschers opmerkzaam werden op onze stelling. Wij vuurden zoo veel mogelijk achter onze menschen langs om de Duitschers te bestrijken, wat mogelijk was doordat wij in hun flank waren.
De Duitschers zijn daarop weer teruggetrokken, maar hebben zich genesteld in het huis van Middelkoop en schoten met een mitrailleur van boven af in onze stelling. Ik had doorloopend een man boven op een ladder gezet, die boven de borstwering uit kon kijken, want vanuit de schietgleuven hadden wij totaal geen uitzicht naar het Noorden. Hoewel wij van alle kanten vuur kregen, werd er toch geen mensch getroffen. Plotseling kwam een handgranaat naast mij neer zonder te springen. Ik greep hem op en wierp hem terug. Ik begreep echter, dat de Duitschers ook in de sloot vlak voor onze stelling waren gekomen en schreeuwde naar onze jongens, uit de stelling te komen en op de rugwering te klimmen, omdat zij anders als ratten in een val zouden zitten.
Hoewel ik het zelf niet gezien heb, is mij naderhand verteld, door de betrokken personen, dat nog 2 jongens op de rugwering zijn geklommen. Beiden zijn gewond geworden. Het waren B.G. De Wolf vermoedelijk uit Arnhem en een jongeman, die naar ik meen Swart heette.
In het Hospitaal in Arnhem heb ik hen naderhand opgezocht en dit van hen gehoord. Ondertusschen regende het handgranaten in de stelling ik denk, dat de jongens daar niet doorheen durfden of konden komen.
Ik had nog wat handgranaten bij mij en heb deze in de richting van de sloot geworpen, tot ik een schot kreeg door het rechter schouderblad en er uit bij het linker sleutelbeen. Ik was niet direct mijn bewustzijn kwijt, maar sloeg met het gezicht tegen den grond en kon mij niet meer bewegen. Ik ben waarschijnlijk vlak daarop tóch buiten bewustzijn geraakt en toen ik weer bij kennis kwam, was het gevecht afgeloopen en hoorde ik geen schieten of schreeuwen, maar zag de stelling in vlammen. De groep Duitschers had zich, in de stellingen waar het niet brandde, verdekt opgesteld.
Ik ben blijven liggen, tot het bijna donker werd, toen kwamen de Duitsche Hospitaalsoldaten, die mij een voorloopig verband aanlegden. Ik ben later nog in de stelling gestrompeld, zoo goed en zoo kwaad als dat ging en daar weer gevallen, maar ik had toen geen begrip, dat nagenoeg alle jongens in de stelling waren gesneuveld.
Naderhand ben ik gebracht naar de boerderij van Middelkoop en dezelfde avond opgehaald en naar Arnhem gebracht en zes weken in ziekenhuis en hospitaal verpleegd.
Voor den aanval op mijn stelling (dat wil dus zeggen, vóór het schieten uit het huis van Middelkoop begon), heb ik een man gestuurd van de le sectie, om te zien, of de stelling van sergeant Mulder (die rechts van de stelling van sergeant Drooggelman lag), nog bezet was. Deze man is niet teruggekeerd. Ik weet beslist, dat dit zeker niet Schreurs of Schriever is geweest.
Ook heb ik nog vóór den aanval begon, een oudere soldaat naar onzen Commandopost gezonden, om den Compagnies-Commandant te zeggen, dat ik mijn sectie liet terugtrekken, maar dat ik zelf in de stelling van Sergeant Drooggelman bleef.
Ik weet zeker dat Schriever, toen de aanval begon, in de stelling was. Daar ik doorloopend op de borst- en rugwering van de stelling ben geweest en dus een goed overzicht had van wat er gebeurde, had ik moeten waarnemen als Schriever op de één of andere manier er in geslaagd zou zijn geweest, om de stelling te verlaten, waaraan ik nog moet toevoegen, dat de ingang van de stelling aan de zijde van den Wageningschen Afweg was.
's Gravenhage, 12 juli 1941
R.A. Hueting
's Gravenhage, 22 juli 1941
Na doorlezing volhardt bij
zijn hiervoren opgenomen
verklaring en teekent:
w.g. G.J. Bijlsma
Voor eensluidend afschrift,
de Ambtenaar,
R.A. Hueting
3565