Rapport van H. Nahuijsen
Rapport
Nadat gedurende de nacht van 10 op 11 Mei het artillerievuur zeer hevig was op de respectievelijke doelen Wageningen en Grebbestelling werd tegen de ochtend het artillerievuur klaarblijkelijk verlegd naar de voorposten en leek het mij dat de projectielen voornamelijk insloegen in de richting Annahoeve. Verdere activiteit van de vijand werd nog niet waargenomen ongeveer 9.00 uur kwam een ordonnans van de commandant linkergroep 4e sectie die mij berichtte dat door de vijand veldgeschut in stelling werd gebracht aan den Haarweg. Dit bericht met het verzoek tot artilleriesteun werd doorgezonden naar de C.C.
Iets later berichtte mij dezelfde groepscommandant dat er van een der groepsopstellingen van 3-III-8 R.I. een witte vlag waaide. Verdere activiteiten van den vijand viel nog niet waar te nemen.
Plotseling weerklonk er een afgrijselijk gegil uit de stellingen die schuin voor ons in de boomgaard lagen n.l. de linker groepsopstelling van de 2e sectie van 2e sectie 1-III-8 R.I. en een zware mitrailleuropstelling.
Een poosje later zagen wij beweging in de boomgaard en maakten zich hieruit als het ware kleine patrouilles los. Het vreemde was echter dat voorop menschen figuurtjes liepen die hun handen omhoog schenen te houden, waarachter gedekt enkele manschappen volgden. Toen deze patrouilles zich in onze richting begaven, heb ik onmiddellijk het vuur doen openen. Zoowel de mitrailleurschutter als de geweerschutters hadden last van het beperkte zicht dat ze van het voorterrein hadden, ondanks dat de schietsleuven zoo geconstrueerd waren dat de sectoren elkaar overlapten en gezamenlijk het geheele voorterrein bestreken. Praktisch bleek het vuren uit de sleuven echter zeer moeilijk. Terwijl de mitrailleur doorvuurde liet ik de manschappen stelling nemen op de rugweer die lager was dan de borstweer. Hier lagen ze gedekt en hadden een goed schootsveld naar alle kanten.
Nu werd de mitrailleur verplaatst. Het voorterrein werd nu ook uitstekend bestreken. Het volgende bewijst dit:
Toen een patrouille ons met kleine sprongen trachtte te naderen werd een van hen tijdens een sprong getroffen. De patrouille zocht onmiddellijk dekking. Onmiddellijk echter trachtte een ander de getroffene naar zich toe in een greppeltje te trekken. Hij gaf zichzelf daarbij bloot en ook hij werd getroffen. Weer trachtte een derde de eerst getroffene weg te trekken (blijkbaar was dit een commandant) en ook hij werd getroffen. Deze patrouille lag op dit moment ook juist in het snijpunt van het vuur van mijn mitrailleur en een flankerende mitrailleur waarschijnlijk van de 1e of 2e sectie.
Een ordonnans van mij die op dit ogenblik met veel moeite teruggekomen was van mijn rechtergroep opstelling berichtte dat deze stelling reeds verlaten was bij zijn aankomst aldaar. De ordonnans die verbinding hield met de linkergroep kwam niet terug.
Terwijl wij frontaal de aanval met succes afsloegen waren wij door onze plaats op de rugweer ongedekt voor een aanval van achteren. De vijand bleek echter intusschen reeds ver doorgedrongen te zijn in het vak van 3-III-8 R.I.
Plotseling weerklonk er dan ook van schuin achter een mitrailleur en rolden wij in de haast de rugweer af. Een van de manschappen bleef getroffen liggen. Ik gaf bevel, dekking te zoeken in de greppel langs de verkeersweg. De mitrailleur schutter die de mitrailleur droeg kon niet zoo snel mee en werd hierbij in het vrije veld getroffen. Waar hij ons belangrijkste wapen bij zich had, moest hij met de mitrailleur door mij met behulp van sergeant Jansen en korporaal Verhoeven met veel moeite weggesleept worden. Toen we in de greppel aankwamen bleek dat de commandant linkergroep met eenige manschappen zich bij de rest gevoegd had. Hij bleek zeer overstuur en gaf opgewonden antwoord over zijn, volgens hem, onhoudbare positie in de linkergroep opstelling daar zijn nevenstellingen, n.l. Die van 3-III-8 R.I. grootendeels overgegeven waren en van enkele de witte vlag reeds waaide. Ik beval hem toen ter plaatse stelling te nemen. De manschappen werden door sergeant Jansen en ik ingedeeld zoodat we stelling namen 1 (zie tekening). De mitrailleur had door de val geleden maar kon eindelijk weer schietklaar gemaakt worden. Al dien tijd onderhield de vijandelijke mitrailleur uit de richting Annahoeve het vuur op ons terwijl een tijdje later mitrailleur vuur kwam uit de verlaten linkergroep opstelling.
Toen we dit vuur beantwoordden, ging hier een witte vlag omhoog om dan weer onmiddellijk het vuur op ons weer te hervatten. Een poosje later werd deze mitrailleur verplaatst en vulde/ rukte (??) langzaam op. Met onze vuurkracht was het nog maar slecht gesteld. Enkele der manschappen waren hun geweren kwijt, terwijl anderen hun geweer zoo slecht vastgehouden hadden bij het loopen door de modderige greppel, dat de grendels vastzaten. De mitrailleur deed echter nog dienst, al haperde hij van tijd tot tijd. Tevens werd omstreeks deze tijd het vijandelijk artillerievuur verplaatst van richting Annahoeve naar de bataljonscommandopost en kwamen wij ook nog onder artillerievuur te liggen. Hierdoor werd een der manschappen getroffen, die een scherfwond in zijn been verkreeg. Door al deze omstandigheden moet ik wel terug doordat de vijandelijke mitrailleur langs de weg maar steeds oprukte.
Op dit moment kwam naar mij toe de menagemeester van het bataljon die mij vroeg “wat hij met de bataljonsvoorraden die opgeslagen waren in boerderij A (zie tekening) moest doen. Terwijl de sergeant Jansen de manschappen in stelling bracht bij Grenshoeve 2 (zie tekening) ben ik met de menagemeester meegegaan en hebben nog met behulp van een blik petroleum de boerderij in brand gestoken. Toen ik de manschappen tegenkwam, was daar net aanwezig de bataljonsadjudant die teruggekeerd was van een tocht naar 3-III-8 R.I. Hij deelde mij mede dat er een nieuw front gevormd zou worden om de bataljonscommandopost heen terwijl ik ter plaatse de flank moest beveiligen. Als ik iets naar voren kon, was dit beter. Werd mijn toestand hopeloos, dn moest ik terugtrekken op de Steenfabriek de Blauwe Kamer bij het Opheusdense veer. Waar mijn verkenning nog de overtuiging gaf dat ik weer naar voren kon, ben ik weer door de greppel langs de weg opgerukt. De commandant rechtergroep die door de compagniescommandant naar mij teruggestuurd was, stuurde ik als (ordonnans?) naar de bataljonscommandopost om deze commandant te berichten dat ik mij langs de weg naar vooren verplaatste zooals de bataljonsadjudant het liever had.
Ter hoogte van de brandende boerderij werden wij een hevig mitrailleurvuur ontvangen uit een boerderij B (zie tekening). Hier 3 (zie tekening) namen we stelling en namen hooiberg en boerderij onder vuur. De mitrailleur werd kort hierna door een kogel getroffen die recochetteerde op de weg. Onze vuurkracht bestond nu nog slechts uit 2 geweren waarmee gevuurd kon worden. Volkomen gedesillusioneerd besloten sergeant Jansen en ik terug te trekken naar de Steenfabriek. Het leek ons op dit moment het gemakkelijkste deze fabriek te bereiken door langs de greppel naar de Grebbe terug te trekken en aldaar achter de dijk langs naar de steenfabriek te gaan. Dit is door ons ook gedaan, alleen kostte de tocht achter de dijk zeer veel moeite omdat wij vanaf de Grebbe beschoten werden. Een korporaal werd hierdoor nog aan het been gewond. Tegen den avond bereikten we de steenfabriek waar we de luitenant Lindeman troffen met eenige manschappen. De meesten van de manschappen hadden geen wapensmeer of hadden een onbruikbaar geweer. Vanuit de Grebbe begon men toen nog de steenfabriek te beschieten met artillerievuur en werd onze toestand op de steenfabriek zeer hachelijk en zag het er tevens niet naar uit dat alles nog zou terugtrekken naar de steenfabriek om het als laatste bolwerk te gebruiken.
De luitenant Lindeman stelde toen ook voor naar de Betuwe over te steken waar nog weer uitgerust konden worden. Na een moeilijke overtocht kwamen wij in de Betuwe, waar onze gewonden verzorgd werden en wij te Kesteren van droge kleeding voorzien werden. De luitenant Lindeman voerde bespreking met de commandant ter plaatse en verkreeg een vrachtauto die ons de Betuwe in zou brengen en dan de Rijn weer over te steken en ons te begeven naar Werkhoven waar volgens luitenant Lindeman de treinen van 8 R.I. aanwezig waren om ons weer volkomen uit te rusten. Deze nacht overnachtten wij in een klein gehucht ergens in de Betuwe daar iedereen meer dan uitgeput was en de auto heel langzaam vordede door het vaker aanhouden door posten langs de wegen.
De volgende dag marcheerden wij naar Wijk bij Duurstede. Deze marsch duurde zeer lang want om de kilometer werden we aangehouden door posten langs de weg. Wij werden dan gefouilleerd of moest de luitenant Lindeman met de commandanten besprekingen voeren om ons door te laten. Dit was een gevolg van de zeer strenge consignes die deze posten hadden gekregen daar het bevel doorgekomen was dat vijandelijke parachutisten in allerlei kleding geland waren. Op deze wijze kwamen wij zeer laat in de avond in Wijk bij Duurstede aan waar wij overnachtten. De volgende dag marcheerden wij naar Werkhoven. Hier werden wij van wapens en uitrusting voorzien en zouden naar de Grebbe teruggestuurd worden. Een poosje later kwam het bericht dat de divisie terugtrok en werd onze vrachtwagen met de trein naar Vesting Holland teruggevoerd.
24 Augustus 1941
De vaandrig
H. Nahuijsen
Haanplein 6
Den Haag
3567