Verklaring van kapitein-adjudant D.T. Hendriks

HOOFDKWARTIER VAN DE GENERALE STAF
COMMISSIE VAN ONDERZOEK
--------------------
 

P R O C E S - V E R B A A L

    Op heden de 26e Januari 1948 verscheen voor onze Commissie D.T. Hendriks, geboren 20 Mei 1893, wonende Boulevard Heuvelink 67 te Arnhem, in 1940 Kapitein-Adjudant van Commandant IVe Divisie, die ons het volgende verklaarde:

    "In de mobilisatie was ik Adjudant van Commandant IVe Divisie en ben daarna Commandant 4 M.C. geworden. Als Adjudant trad toen op de reserve 1e Luitenant Van Houten. Toen de Kapitein Puffius elders gedetacheerd werd, ben ik weer teruggekomen bij de Divisiestaf. Dit was omstreeks half April. Kapitein Puffius is weer teruggekomen op 10 Mei en ik bleef Adjudant. In de commandopost bevonden zich onder meer vier onderkomens, no. 1 bezet door de Divisiecommandant en de Chef van de Staf en de Kapitein Puffius, no. 2 door Kapitein Van Buuren, de dokter, de paardenarts en de gasofficier, no. 3 door mij, de Luitenant Van Houten en nog een officier, waarvan mij de naam is ontschoten. Tegenover het onderkomen van de Divisiecommandant bevond zich dat van de Divisieartilleriecommandant (D.A.C.). Al deze onderkomens kwamen uit op een loopgraaf, die even voorbij ons onderkomen ophield.
    Over het algemeen is mij die dagen de tactische toestand niet bekend geweest. Wel is mij bekend, dat de Legerkorpscommandant in de avond van 11 Mei te ongeveer 23.00 á 24.00 uur bij de Kolonel Van Loon is geweest en deze opdracht gaf de voorposten te doen hernemen met de daaruit teruggetrokken troep, hetgeen de kolonel onmogelijk achtte. Verder heb ik op 12 Mei mondeling een opdracht ontvangen van de opmars naar de Grebbeberg van I-24 R.I. Hierbij is de gang van zaken geweest, dat ik bij de Chef van de Staf werd geroepen, een korte uiteenzetting kreeg van de toestand en de opdracht voor I-24 R.I., waarbij grote haast was. De Divisiecommandant en de Chef van zijn Staf waren toen voortdurend in actie geweest. Het bezoek van de toenmalige Chef van de Generale Staf Fiévez is mij niet bekend geweest. Ik hoor dit nu voor het eerst, evenals de aanwezigheid in de avond van 12 Mei van de Kolonel Nijland met zijn Chef van zijn Staf.
    Op 13 Mei in de namiddag bevond ik mij met één van mijn beide toegevoegde officieren in ons onderkomen; op een ogenblik kwam de andere toegevoegde officier binnenrennen, die mij mededeelde, dat alles verlaten was. Ik ben toen gaan kijken en vond de hele commandopost volkomen verlaten. Ook het bewakingspersoneel was verdwenen. Naar schatting zal het geweest zijn ongeveer 13.00 uur, althans enige tijd na 12.00 uur. Wij hebben toen de centrale en de telefoontoestellen onklaar gemaakt en ons te voet begeven naar de hoofdweg, waar wij niemand van de Staf vonden, maar wel een chaos van troepen, voertuigen en auto's en hollende paarden. Bij Elst vond ik de Kolonel Van Loon met zijn Chef van de Staf, die bezig waren met het opvangen van troepen. Ik werd belast met het doen innemen van een opnamestelling van opgevangen troepen. Ik heb geen flauw idee van de tijd, die verlopen is tussen het vertrek van de andere officieren van de Staf en ons.
    Ik bevond mij West van Elst en heb daar, toen het reeds donker was, de nog aanwezige troepen doen terugtrekken, nadat ik geen enkel bevel ontvangen had en ik geen contact had met mijn Divisiecommandant."

Voorgelezen, volhard en getekend,

(get.) D.T. Hendriks,
Kapitein.

De Commissie van Onderzoek,

(get.) V.E. Nierstrasz,
Generaal Majoor tit. b.d.

(get.) F.A.J. de Klerck,
Luitenant Kolonel der Artillerie b.d.

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument
(PDF, 2.52 MB)