Verklaring van reserve-kapitein Mr. W.J.M.J. Piët

Reserve Kapitein Piët, Mr. W.J.M.J., verklaart bij zijn verschijning
voor de Commissie Militaire Onderscheidingen, op 23 Januari 1947:
--------------------

  Ik was sectiecommandant bij de 1e sectie van de 11e Compagnie Pag.
De Luitenant Piet die door U bedoeld wordt Generaal kan ik me wel herinneren dat deze was bij III-11 R.I.

  10 Mei 1940 's morgens plm. 5 uur zat ik in Leersum en kreeg opdracht om naar Rhenen te gaan. Mijn opstelling was links, Noord van de brug in de Grebbedijk. Mijn rechter stuk stond plm. 300 meter weer Noord daarvan.
  Het 2e stuk is op 1e Pinksterdag 's morgens 7 uur in opdracht van Majoor Jacometti teruggegaan in de stoplijn, in verband met het ontbreken van een rugweer, waardoor onze eigen zware mitrailleurs in de opstelling schoten, zij zijn 1000 meter teruggegaan naar het Westen links van de zware mitrailleurs van de Kapitein Vestdijk.
  Ik ben bij het 1e stuk gebleven en geprobeerd om op de weg naar Wageningen langs de rechterzijde van de boerderij te schieten. De boomgaard belemmerde mij echter het uitzicht waardoor ik geen vuuruitwerking kon waarnemen. Ik heb ook op de boerderij geschoten daar ik wist dat hier Duitschers in zaten, met brisant-granaten, dit was Oost van mijn opstelling op plm. 400 meter afstand in de sectie van Luitenant Slager.
  Door de boomgaard heen zag ik Duitsche pantserwagens rijden en heb ik een postenketen gevormd van mijn waarnemingspost naar het stuk. Het schot viel dan wanneer ik vanuit de waarnemingsplaats een signaal gaf.
  12 Mei 's middags zat ik met mijn heele stuk in de opstelling en kon net door mijn schietsleuf het voorterrein waarnemen. Een van mijn menschen die eruit was gegaan rapporteerde mij dat er troepen langs trokken van Zuid naar Noord. Ik heb mijn stukscommandant op mijn plaats gezet en ben zelf poolshoogte gaan nemen. Ik heb toen Luitenant Timmermans en Vaandrig De Ridder gesproken die hierbij waren. Luitenant Timmermans was over zijn zenuwen heen en Vaandrig De Ridder heeft verslag uitgebracht. Hij zei dat de Duitschers in het Westen zaten van Heimerstein en van Zuidelijke richting kwamen door de loopgraaf in de dijk naar het Noorden. Hierna heb ik mijn karabijn genomen en zelf op verkenning uitgegaan door de loopgraaf naar het Zuiden. Op de hoogte van Heimerstein heb ik over de rugweer op Heimerstein geschoten, teneinde vuur uit te lokken, dit werd echter niet beantwoord, doch op het voorplein van Heimerstein werd door de Duitschers een witte lichtkogel afgeschoten waaruit bleek dat zij dit punt bereikt hadden. Dit was een teeken voor hun eigen artillerie het vuur te verleggen. Ik ben verder gegaan in Zuidelijke richting, daar ik nog niet geconstateerd had dat de Duitschers werkelijk door de loopgraaf naar het Noorden kwamen. Ik kwam nog bij een loopgraaf waar ik 5 gesneuvelde Nederlanders, door artillerievuur zwaar verminkt, zag liggen. Hierna zag ik beweging van Duitsche troepen op de Grebbedijk Noord van de brug. Ik nam aan dat dit Duitschers waren omdat ik van Vaandrig De Ridder had gehoord dat daar geen Nederlandsche troepen meer waren. Ik ben teruggegaan naar mijn opstelling en bij mijn aankomst constateerde ik dat de troepen waren verdwenen, alleen mijn eigen menschen waren nog in de opstelling aanwezig, ook Luitenant Slager was er nog met naar schatting 1 groep. Ik heb met Luitenant Slager overleg gepleegd en wij besloten te blijven omdat er geen andere bevelen waren. Ik heb telefonisch in de sectie van Vaandrig Wassenaar Majoor Jacometti van den toestand op de hoogte gebracht met verzoek nadere bevelen te geven. De uitgezonden ordonnans is niet meer teruggekomen, waarvan ik later hoorde van een arts van 8 R.I. dat hij zich in een hulpverbandplaats heeft gezelfmoord.
  Luitenant Slager bleef bij zijn eigen opstelling. Later plm. 3 uur toen ik weer eens poolshoogte ging nemen was ook hij verdwenen.
  De 2 man van de gaszoeklichten waren reeds de vorigen dag verdwenen. Van het werk van de zware mitrailleurs in kazemat 19 weet ik niets af. Ik ben weer naar mijn opstelling gegaan en zag 1 sergeant en 3 man uit Zuidelijke richting komen die hadden gedronken en aan de vroolijke kant waren, zij hadden nog verschillende flesschen wijn bij zich. Samen met deze menschen hebben wij toen de Duitschers die in de doode hoek zaten met handgranaten, die zij bij zich hadden, onschadelijk gemaakt. Daarna is er niet meer in mijn schietsleuf geschoten. Deze mannen zijn later weer afgetrokken. Ik liet ze gaan omdat ik ze liever niet bij mijn troep had, in verband met hun toestand.
  's Middags plm. 5 uur constateerde ik dat er witte vlaggen op de Dijk stonden Noord van mijn opstelling. Ik besloot toen, om niet geheel omsingeld te worden, terug te trekken op de tusschenverdediging en ben teruggegaan door de opening in de dijk op de plaats waar de zandtrein de dijk opreed. Het stuk heb ik onklaar gemaakt, ik kon het niet meenemen daar het alleen achteruit in mijn kazemat kon rijden en ik dan midden in het weiland onder direct vuur van de Duitschers uit Heimerstein kwam. In de tusschenverdediging heb ik mij gemeld bij Kapitein Van den Berg en hoorde daar dat Majoor Jacometti was gesneuveld. Ik heb het bevel overgenomen van de sectie van Luitenant Emous die waarnemend Compagniescommandant werd.
  Er waren 3 groepsopstellingen van lichte mitrailleurs die in een kwart cirkel lagen. Deze was oorspronkelijk 33 man sterk doch door de terugtrekkende troepen aangegroeid tot 150 man. Zij stonden naast elkaar in de opstelling, er konden maar 10 man schieten met het oog op de schietgaten. Ik heb een groot gedeelte laten rusten en de rest op post gezet. Ik bleef den geheelen nacht in de opstelling van de middelste mitrailleur, Noord van Weltevreden en heb opdracht gegeven niet te schieten tenzij er kans bestond te treffen omdat de Duitschers vuurden om vuur uit te lokken waardoor zij kans hadden op ons mondingsvuur te schieten.
  De volgende morgen kwam een ordonnans van de Luitenant Emous in mijn opstelling, aan wien ik rapporteerde, dat er geen bijzonderheden te melden waren. Onmiddellijk daarna ben ik naar mijn commandopost gegaan, waar ik den menagemeester, den kok en bijkok aantrof. Ik gaf hen opdracht te zorgen, dat er om 12.00 uur warm eten voor de troep zou zijn. Ik verliet de loopgraaf aan denzelfden kant en zag op ca. 20 meter 5 Duitschers voor mij, deze gooiden enkele handgranaten naar mij, waarop ik weer de loopgraaf inschoot. De handgranaten ontploften zonder mij te raken, ik trok toen mijn pistool, waarop nog 7 schoten zaten, liep weer naar de uitgang en werd toen door de mij gevolgde Duitschers gevangen genomen. Ik werd overgebracht naar de boerderij Laareind, later op den ochtend naar Heimerstein, - daar was een volledige aan- en afvoerplaats van de Duitschers, auto's met ponton- en brugmateriaal, ambulances en munitieauto's -, vervolgens werd ik naar Hotel de Wageningsche Berg vervoerd. Aan het eind van ons verhoor werd ons door den ondervragenden Duitschen officier gevraagd, of er een ingenieur onder ons was, daar zij diens hulp nodig hadden in verband met de moeilijkheden, die zij van de inundatie ondervonden.
  In het rapport aan de Overste Nierstrasz heb ik om redenen van veiligheid niet vermeld, dat de Duitschers langs den weg Wageningen - Rhenen een aanval hebben gedaan, waarbij ze Nederlandse krijgsgevangenen als dekking gebruikten.
  U, Generaal, leest mij voor een passage uit mijn rapport, waaruit blijkt, dat ik na oorspronkelijk van plan te zijn geweest terug te trekken op de tusschenverdediging, hetwelk ik "uitwijken" heb genoemd, pantserwagens zag rijden en toen terug ben gegaan. Dit is juist. Er was toen weer een taak te doen, die urgenter was, ik ben teruggegaan, heb deze pantserwagens trachten te beschieten, dit is het voorval hetwelk ik eerder heb genoemd, waarbij de postenketen werd gebruikt, in verband met de omstandigheid, dat vanuit de plaats van opstelling van het stuk de doelen niet waren te zien.

's-Gravenhage, 23 Januari 1947.

Mr. W.J.M.J. Piët.

(J.v.d.B.)

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument
(PDF, 2.18 MB)