Verslag van reserve-eerste luitenant Mr. W.J.M.J. Piët

   

Verslag van den Reserve 1e Luitenant Mr. W.J.M.J. Piët, Commandant van de 1e
Sectie, 11e Compagnie Pantserafweergeschut, van 10 tot 15 Mei
ingedeeld bij het 8ste Regiment Infanterie.
----------------------------------

de nacht van 9 op 10 Mei      Den 9 Mei lag mijn Sectie als onderdeel van het 11e R.I. in Leersum, waar ik des avonds om 20.00 uur over de radio vernam, dat met ingang van 10 Mei de buitengewone verloven wederom zouden worden toegestaan, waardoor ik den indruk kreeg, dat de spanning minder was geworden.
24.00 uur      Toen ik om 24.00 uur het tegenover mijn kwartier gelegen café verliet, zag ik een motor-ordonnans voor de deur van mijn kwartier staan, die moeite deed de bewoners te wekken.
   Hij deelde mij mede, dat dien nacht om 5.00 uur graad van gevechtsvaardigheid 3 bereikt moest zijn.
   Daar ik op de hoogte was met de indeling van mijn Sectie bij 8 R.I., en mijn instructies luidden, dat ik op graad 3 in de Grebbedijk in stelling moest komen, begaf ik mij naar het kwartier der manschappen.
00.30 uur      Den daar aanwezigen Sergeant-wachtcommandant, heb ik voor mijn Sectie bevelen gegeven, waardoor bereikt werd, dat ik om 4.30 uur marsvaardig was, om 5.00 uur de aangewezen opstellingsplaatsen bereikte en om 5.15 uur gevechtsklaar was, in zoverre dit in verband met het volgende mogelijk was.
sterkte van de Sectie.      Mijn Sectie was als volgt samengesteld:
Commandant: ondergetekende;
Commandant 1e stuk: Sergeant Capitulant J. Renshof, Hilversum;
Commandant 2e stuk: dpl. Sergeant Tendoeschate, adres onbekend;
Richter 1e stuk: Korporaal F. v. Rooijen, Zwolle;
Richter 2e stuk: Korporaal C. de Bree, Enschede;
8 soldaten, 3 ordonnansen, 3 chauffeurs, 1 zijspanrijder.
toestand gevechtsopstellingen.      Bij aankomst bleek mij, dat de mij aangewezen gevechtsopstellingen (door burgerwerklieden vervaardigd) waren als volgt:
I. gevechtsopstelling rechter stuk volledig klaar;
II. gevechtsopstelling linker stuk als volgt: (zie Schets 1)
    a. kazemat gebouwd;
    b. spoorrails aangebracht;
    c. geen borstweer en zijweren;
    d. geen rugweer;
    e. de loopgraaf was daar over een flinke lengte ten dele van borstweer en geheel niet van rugweer voorzien;
    f. het zandtreintje, dat steeds in bedrijf was, was oorzaak van het onaf-zijn van deze kazemat;
de door mij ter plaatse getroffen maatregelen  
Klik hier voor een uitvergroting
Situatieschets 1 behorende bij het verslag van reserve-eerste luitenant Mr. W.J.M.J. Piët (11e Compagnie Pag.) (1941)
   Behalve de manschappen, die ik nodig had om de munitie, noodrantsoenen, stroo enz., in kazematten en onderkomens te brengen, heeft iedereen van mijn Sectie den gehelen Vrijdag gewerkt om de borstweer gevechtsklaar te maken. Ook de burgerwerklieden zijn dien gehelen dag in touw geweest. Men was echter voor den aanvoer van grond voornamelijk afhankelijk van hetgeen het treintje aanbracht.
   Tussen het schot voor den rugweer en de rails van het treintje was een ruimte van 0.50 m tot 1 meter, zodat er dus geen gelegenheid was daaraan ernstig te werken, de smalle punt (zie schets 1) heb ik vol laten gooien en den Commandant 2e stuk opgedragen om, zodra het werk ophield enkele lorries als rugweer achter de kazemat te plaatsen, hetgeen ook is geschied.
   Het stuk op een andere plaats zetten, had theoretisch wel gekund, maar dan was er nog meer werk geweest om het gevechtsklaar te maken en bovendien vond ik het niet verantwoord dit te doen, daar, omdat de loopgraven over een aanzienlijke lengte geen rugweer hadden en dus hetzelfde inconvenient vertoonden als de kazemat, het stuk dan belangrijk buiten het aangewezen schootsveld had moeten worden verplaatst.
11 Mei ochtend.      Zaterdagmorgen verschenen de burgerwerklieden wederom, maar daar de Duitse artillerie een gericht vuur begon af te geven, zijn ze tegen den middag vertrokken, zonder iets noemenswaard te hebben uitgevoerd.
   Zo was dus de situatie toen er gevochten moest worden.
opdracht.      Mijn opdracht luidde impliciet: 1. Standhouden. 2 Bestrijding van gepantserde strijdkrachten (met brisant-pantsergranaten). 3. neven-taak: bestrijding van levende doelen (met brisantgranaten).
contact met officieren.      Ik bevond mij als regel bij het rechter stuk en had daar contact opgenomen met den 1e Luitenant Slager, Commandant linker voorsectie, linker voorcompagnie van I-8 R.I. Links van mij lag de Vaandrig Wassenaar, Commandant rechter voorsectie, rechter voorcompagnie van II-8 R.I., maar deze bevond zich aan de overzijde van het open stuk van den dijk (zie schets), zodat ik, omdat mijn manschappen allen aan deze zijde ervan gelegerd waren geen rechtstreeks contact met hem heb gehad, mede door gebrek aan telefonische verbindingen.
   De Kapitein v.d. Berg, Commandant 2-II-8 R.I., is 2 maal in de voorste lijn geweest ter inspectie, de tijdstippen daarvan weet ik niet meer.
17.00 uur      In den loop van Zaterdag werd de beschieting steeds heviger en kwamen ook onze zware mitrailleurs in actie. Zaterdagmiddag circa 17.00 uur, meldde de Commandant 2e stuk zich bij mij met de No's 1, 2 en 3, en berichtte, dat de zware mitrailleurs uit de stoplijn of tussenverdediging door de rugweer heen in de kazemat schoten. Ten bewijze daarvan werden mij getoond: een kogelgat door de kraag van No. 1, een door de mouw van No. 2 en een schampschot over de middelvinger van No. 3. De kogels waren van de achterzijde de kazemat binnengekomen. Op deze melding heb ik onmiddellijk, na mij overtuigd te hebben, bericht gezonden aan Commandant 2-II-8 R.I., vakcommandant, om hem op de hoogte te stellen van den ogenblikkelijken toestand.
12 Mei 3.30 uur      's-Nachts om circa 3.30 uur à 4.00 uur ontving ik schriftelijk bevel van den Commandant 2-II-8 R.I. (Later vernietigd), dat mijn linker stuk naar de opstelling Noord van Sectie 16 M.C. moest worden verplaatst.
6.30 uur      Heel vroeg in den morgen hield het artillerievuur van den vijand op en is mijn linker stuk met het stuk en de munitie op lorries over het zandspoor den Laarschen Berg opgegaan, daar zij ongeveer aan het eind daarvan in stelling moest komen, naar mijn berekening. De sergeant Stukscommandant was een handige kerel, die de aangewezen plaats zeker kon vinden. Later in Weinsberg heb ik van een officier van 16 M.C. vernomen, dat het linker stuk inderdaad ter bestemder plaatse is aangekomen.
   Zelf bleef ik bij het rechter stuk, daar dit in voorste lijn het belangrijkste was.
10.00 uur      Dienzelfden morgen kreeg mijn rechter buurman Luitenant Slager last van mitrailleur- en geweervuur uit de 400 meter voor mijn opstelling staande boerderij, waarin naar schatting een sectie vijandelijke troepen zich had genesteld. Nadat ik op zijn melding het gebouwencomplex (4 stuks), met 18 brisantgranaten had beschoten - de brisant-pantsergranaten hadden geen uitwerking - is uit de richting van deze boerderij geen schot meer gelost. Dit alles en ook wat nu volgt had plaats onder een voortdurende beschieting van vijandelijk artillerievuur.
15.00 uur.  
Klik hier voor een uitvergroting
Situatieschets 2 behorende bij het verslag van reserve-eerste luitenant Mr. W.J.M.J. Piët (11e Compagnie Pag.) (1941)
   Terwijl we in onze kazemat zaten en steeds uitkeken naar vijand in het voorterrein en gepantserde strijdkrachten, kwam mijn ordonnans, die zich even verwijderd had, binnen en deelde mij mede, dat alles op de vlucht sloeg.
   Ik begaf mij naar buiten en constateerde, dat een hoeveelheid manschappen door de loopgraven in Noordelijke richting mijn opstelling gepasseerd was. Ik hield van hen die aankwamen er een aan, en vroeg, waar zijn Commandant was. Hij zeide, dat die er aankwam. Inderdaad kwam eerst de Vaandrig de Ridder aan, kletsnat, met een verwilderde blik en de kluts kwijt. Er was niets positiefs uit hem te krijgen. Vlak daarop kwam de Luitenant Timmermans aan, die verklaarde, dat de boel werd opgerold en niet meer te houden was, dat de Duitsers reeds in onzen rug zaten en hun Pag. onze loopgraven in de lengterichting onder vuur nam. Het schuim stond op zijn mond en hij was volkomen overstuur. Uit deze uitlatingen kreeg ik het volgende beeld:
   1. Vijand in Heimerstein (schuin achter mijn opstelling);
   2. Vijandelijk Pag. op de sluis in stelling, schiet in de lengte richting van de loopgraven;
   3. Vijand rukt door de loopgraven op.
   Bovenstaande 3 feiten met de melding, dat de troepen Zuid van mijn opstelling bezig waren naar het Noorden te trekken, heb ik per ordonnans naar de telefoonpost, plm. 700 meter van mijn opstellingsplaats verwijderd, laten brengen om te berichten aan den vak-commandant, met de vraag, wat ik in de gegeven omstandigheden had te doen.
   Na overleg met de Luitenant Slager, die de nog komende manschappen zou tegenhouden en van nieuwe bevelen voorzien, ben ik persoonlijk naar het Zuiden gegaan, tot aan Heimerstein, ten einde mij op de hoogte te stellen van de al of niet juistheid der berichten. Bij Heimerstein aangekomen, zag ik vijandelijke Pag. op de sluis in stelling, een lichtkogel (geel) van het voorplein van Heimerstein omhoog gaan en ontdekte ik een stuk loopgraaf met enkele doden. Vijand in de loopgraven heb ik niet waargenomen.
   Bij mijn terugkeer waren daar nog aanwezig Luitenant Slager met zijn troep, tenminste voorzover dit was te overzien, de bediening van mijn 1e stuk compleet en nog een sergeant met enkele soldaten die ter plaatse waren aangehouden door den Luitenant Slager. Ik deelde Slager mede, dat behoudens de opmars van den vijand door de loopgraven de berichten juist waren en we besloten ter plaatse stand te houden, tot we bericht hadden.
   Gezamenlijk met de zo juist genoemde troepen, hebben we van 2 zijden een vijandelijke mitrailleur met handgranaten buiten gevecht gesteld, die op 20 meter vóór het riviertje in onze schietsleuven schoot, en gedekt lag in een greppel.
15.30 uur      Hierna zag ik in het Noorden op de uiterste bocht van de dijk, die ik zien kon, verschillende witte vlaggen uitgestoken, dus ten teken van overgave (schets 2). Wie daar in stelling lag weet ik niet, de plaats was een 800 á 1000 meter van mijn opstellingsplaats verwijderd. Met het voorgaande samen concludeerde ik, dat we geïsoleerd en in het geheel niet door neventroepen gedekt waren opgesteld en besloten Slager en ik naar het open stuk in de dijk te gaan en via die plaats op de tussenverdediging terug te trekken, om te trachten daar weer een contact te maken en een front te kunnen vormen.
   Toen ik een 50 meter naar het Noorden was getrokken, zag ik door een sleuf in de boomgaard, die voor mijn stelling lag, pantserwagens rijden (2 stuks). Ik ben toen met mijn bedieningspersoneel terug gegaan om te trachten deze onder schot te krijgen. Daar we de pantserwagens vanuit de kazemat niet zagen, heb ik een keten gevormd, die mijn bevel: "vuur", doorgaf, wanneer naar mijn berekening die pantserwagens in mijn vuursector kwamen. Het hielp echter niets, want het was op goed geluk. We zaten toen ongedekt en geïsoleerd met acht man daar ter plaatse. We namen de drukbodem mee, draaiden de bougies uit de motoren, daar ik van mening was, dat we ze bij een tegenaanval weer eens konden nodig hebben. Daarna gingen we ook naar het Noorden. Het zal toen geweest zijn 16.30 uur.
16.30 uur      Mijn ordonnans was nog steeds niet terug. Op dat moment verschenen boven ons 3 G.1's. die de strijd met de vijandelijke artillerie op den Wageningschen Berg aanbonden. Deze batterijen werden tot zwijgen gebracht, zij het ten koste van een vliegtuig, en van deze vuurpauze heb ik gebruik gemaakt om zonder verliezen te lijden terug te gaan op de sectie van de Luitenant Emaus, Commandant 1e Sectie van 2-II-8 R.I. (tussenverdediging).
   Daar was de Kapitein v.d. Berg, die mijn bericht niet had ontvangen, maar verklaarde, dat hij geruimen tijd niet op zijn commandopost was geweest, tengevolge van een door hem gehouden terrein verkenning. Terwijl we overlegden, kwam het bericht, dat de Kapitein v.d. Berg op de commandopost van den Bataljonscommandant moest komen om het bevel over te nemen. De Luitenant Emaus werd Compagniescommandant en ik Sectiecommandant in zijn plaats. Deze Sectie was inmiddels vrij groot geworden door het terugvloeien van teruggetrokken afdelingen en daarom heb ik de manschappen (alle soorten) over de 3 groepsopstellingen verdeeld en met de Luitenant Emaus de stellingen nagegaan om het commando over te nemen.
13 Mei Nacht.      Den gehelen nacht heb ik doorgebracht in de opstelling middelste groep bij de mitrailleurs maar geen vijandelijke actie kunnen waarnemen, daar verlichtingsmiddelen ontbraken. Wel werd het voorterrein regelmatig onder vuur gehouden, wanneer beweging werd gezien of gehoord.
5.30 uur  
Klik hier voor een uitvergroting
Situatieschets 3 behorende bij het verslag van reserve-eerste luitenant Mr. W.J.M.J. Piët (11e Compagnie Pag.) (1941)
   's-Morgens 2en Pinksterdag, naar schatting om 5.30 uur meldde zich een ordonnans van de Luitenant Emaus bij mij en vroeg of er bijzonderheden waren. Deze waren er niet volgens mijn waarnemingen. Ik gaf het bevel over aan den Groepscommandant en begaf mij naar mijn commandopost, waar ik nog niet was geweest, daar daar den vorigen avond geen tijd voor was geweest. Ik liep daartoe langs een boerderij en na in mijn commandopost te zijn gegaan, gaf ik den daar aanwezigen Menagemeester bevel te zorgen, dat om 12.30 uur warm eten kon worden uitgedeeld. Toen ik de commandopost uitkwam om mij naar de linker groep te begeven, liep ik de Duitsers in de armen, zonder dat ik zelfs maar kans kreeg mij te verweren, daar deze waarschijnlijk in de boerderij hadden gezeten, mij langs hebben laten lopen en toen mij in de commandopost hebben ingesloten. Toen zaten ze ook in de rug van mijn Sectie, die even later ook gevangen genomen werd, welke gevangenneming ik echter niet heb meegemaakt.
   Later wachtende op transport heb ik kunnen vaststellen, dat de aanvalsrichting van den vijand was als volgt: (zie schets 3).
   De aanvalsrichting stond in een scherpe hoek op de frontlijn, die moest worden aangevallen. Tevens waren alle aanvallers, voorzien van camouflagehemden en camouflagehoezen over de helm, zodat men ze eigenlijk pas zag, wanneer ze voor je stonden.
  ---------------------------------------
indruk over de soldaten.      Mijn indruk van mijn eigen manschappen is, dat ze uitstekende manschappen waren, kalm en stuk voor stuk hebben ze hun zaken, al waren dat er maar weinige, goed gedaan. We hebben geen kans gekregen onze eigenlijke taak: pantserbestrijding te vervullen.
   Mijn beide sergeanten waren zeker goed voor hun taak berekend en stelden door hun kalmte de manschappen op hun gemak. Mijn sectie-ordonnans is gesneuveld tijdens zijn tocht van de telefoon naar de tussenverdediging, 2 Chauffeurs zijn gesneuveld een op den Grebbe-Berg en een op den Laarsche-berg, waar ze opdrachten uitvoerden met munitie-rijden.
   Van vele andere soldaten heb ik den indruk gekregen, dat ze beduusd waren door het grote geweld, dat over hun hoofden was losgebarsten. Daarvan had wel iedereen last.


Aldus naar beste weten opgemaakt
te 's-Gravenhage 21 Februari 1941

De Reserve 1e Luitenant,

(get.) Mr. W.J.M.J. Piët
Commandant 1e Sectie, 11e Compagnie Pag.

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument 1
(PDF, 3.30 MB)
Download brondocument in PDF-formaat Brondocument 2
(PDF, 1.69 MB)
Download brondocument in PDF-formaat Brondocument 3
(PDF, 2.21 MB)