Verklaring van reserve-kapitein T. Dales

afschrift.

Kapitein Dales verklaarde op 22 December 1940 het volgende:

  1e. Nooit of te nimmer is door mij, aan wien dan ook, bevel gegeven tot terugtrekken. Integendeel heb ik aan Luitenant v.d. Grijp zelfs bevel gegeven te vuren, desnoods op de sectie van Lt. Niemandsverdriet, waarvan ik bericht kreeg, dat deze ten Zuiden van de Grebbeberg terugtrok. Ik moet mij sterk vergissen, als u dit bevel niet terug zult vinden in mijn bevelscahier, dat zich ten Uwent bevindt. Bovendien heeft de Lt. v.d. Grijp mij gezegd, dat Kapitein van Rangelrooij gezegd had dat hij terug moest trekken.

  2e. Koepel 5, Stuks-Commandant Sergeant Dekker. Later Sectie-Commandant, maar bij 5 gebleven; Koepel 6, Stuks. C. Sergeant van Daalen (gesneuveld) Koepel 7, Stuks-Commandant Sergeant Hulshof. Het loopgravencomplex bij de zandafgraving was bezet door een sectie luchtdoelmitrailleurs onder een mij onbekende Vaandrig. Naar ik heb hooren zeggen is die sectie heel spoedig weggetrokken na ontdekt te zijn door de Duitsche vliegtuigen.

  Het juiste verloop van het gevecht kan ik alleen beoordeelen "vanuit de commandopost." Tot 's Zaterdagsavonds is daar alles zeer goed gegaan. We kregen waardevolle berichten over wat in het voorterrein gebeurde, naar aanleiding o.a. een keer artillerievuur en mortiervuur is afgegeven.

  's-Zondagsmorgens is de Sectie-Commandant Sergeant van Meeteren op mijn commandopost gekomen om artillerievuur te vragen, op Duitsche batterijen opgesteld op den Wageningsche Berg. Hij was daarbij aan zijn knie door granaatscherven gewond en is verder in de hulpverbandpost gebleven. Hoe dapper misschien op zichzelf deze tocht ook geweest is naar mijn commandopost, onnodig vond ik het, zelfs jammer. Immers dat verzoek was reeds herhaalde malen telefonisch bij mij gekomen, doorgegeven aan Majoor Landzaat en die had het verder doorgegeven evenzoovele malen. De laatste maal was zijn verzoek om die bestrijding der Duitsche artillerie zooals ik mij wel herinner, zelfs gegoten in den vorm van een noodkreet! die tocht van v. Meeteren kon daaraan niets veranderen en de gevolgen bleven niet uit.

  Op zeker oogenblik werd ik opgebeld door den opvolger van Sergeant Dekker, die mij meldde dat de Duitschers vlak bij zijn koepels stonden en of hij niet terug zou trekken. Op mijn verbod daartoe, was de vraag wat hij dan moest doen, waarop ik slechts heb geantwoord "schieten".

  Niet lang daarna - voor zoover ik mij kan herinneren is 's Zondagsmiddags - 1e Pinksterdag - kwam Dekker op mijn cp. Hij was toch teruggetrokken. Ik heb hem daarop bevel gegeven zich aan te sluiten achter een Bat. van 24 R.I.? (het kan ook een ander regiment geweest zijn), dat opgesteld stond op den kunstweg Rhenen-Wageningen om een tegenaanval te doen. Zoodra die tegenaanval gevorderd was tot mijn koepels de stellingen wederom te betrekken.

  Die tegenaanval, is zooals U bekend, niet eens gedaan of althans geheel mislukt.

  Uit koepel 7 kon op de Grebbesluis gevuurd worden. Uit koepel 5 is het zicht voor den oorlog niet vrijgemaakt, omdat ons verboden was te kappen. Direct na het uitbreken van den oorlog heb ik opdracht gegeven alles te kappen wat noodig was. In hoeverre zulks nog heeft kunnen gebeuren is mij niet bekend. Serg. v. Meteren zal U daaromtrent moeten kunnen inlichten.

  Hiermede heb ik naar mijn beste weten Uw brief nr. 1099 beantwoord.

de res. kapitein.
get. Dales.

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument
(PDF, 1.79 MB)