Verklaring van sergeant-majoor-instructeur A.W. van der Pijl

Verklaring afgelegd door den s.m.i. A.W. van der Pijl van 4e Compagnie Politietroepen
in de vergadering van de Commissie Militaire Onderscheidingen op 10 Februari 1947.
--------------------------------

  Voor den oorlog was ik gelegerd te Rhenen aan den Cuneraweg in het gebouw der Politietroepen. De sectie waarbij ik ingedeeld was, was in tweeën gesplitst. De eene helft lag in Rhenen, de andere helft onder sergeant Donkers in Amerongen. De Luitenant Cornelissen was als sectiecommandant in Amerongen gelegerd.
  Ik kreeg op 9 Mei 's avonds telefonisch bericht dat toestand 3 was ingetreden en dat we - behoudens tegenbericht - den volgenden morgen om 3.00 uur verkeersposten moesten uitzetten te Wageningen, Rhenen en Achterberg. Nadat dit gebeurd zou zijn moest ik mij in Amerongen melden bij den Luitenant Cornelissen. Ik heb mij daar te 8.00 à 9.00 uur gemeld en kreeg aldaar verschillende opdrachten, welke in hoofdzaak politiediensten betroffen. Ook moest ik N.S.B'ers doen ophalen, o.a. den Directeur van Ouwehand's Dierenpark. We hebben in het dierenpark ongeveer 8 man opgehaald. Tevens kreeg ik in den namiddag van 11 Mei en op 12 Mei verkenningsopdrachten.
  Op 12 Mei kreeg ik bovendien opdracht vluchtelingen tegen te houden. Ik ben per motor met zijspan met personeel (een gedeelte op rijwielen) tot aan het viaduct gegaan. Daar ontmoette ik de Luitenant Cornelissen, die met zijn auto aankwam. Met hem zijn we gegaan tot even voor Ouwehand's Dierenpark, ongeveer 300 meter voorbij de versperring. Vijf minuten voorbij het viaduct zagen we 10 man met witte vlaggen onzen kant uitkomen. De Luitenant Cornelissen beval: "Vlaggen neer", hetgeen geschiedde. Het was een gedemoraliseerd detachement onder een sergeant. Daarna zijn we verder door het terrein in verspreide orde gegaan. We moesten door een versperring op den straatweg, die onder vuur lag. Deze versperring was geopend. Bij Ouwehand's Dierenpark werd het vijandelijk vuur zoo hevig dat de Luitenant Cornelissen bevel gaf tot den terugtocht. Op een gegeven moment, nadat we de versperring aan de zijde van Rhenen weer door waren, bleek een lichte mitrailleur met trommels achter gebleven te zijn. De naam van den schutter van dezen mitrailleur weet ik niet meer. Dezen mitrailleur is door korporaal Koper, die zich op mijn verzoek vrijwillig beschikbaar stelde en ondergeteekende teruggehaald. Het idee daartoe ging, naar ik meen, van mij uit. Ik vroeg hiervoor in het algemeen vrijwilligers, waarop korporaal Koper zich aanbood. Het was een gevaarlijke taak; het commando gaf ik over aan den sergeant Van Elferen of sergeant Eising. De mitrailleur lag in het kreupelhout met de zes patroontasschen erbij, ongeveer 70 tot 80 meter vanaf den hoofdweg. Ik wist ongeveer waar hij moest liggen. Hij stond nog vuur-klaar gereed, ik heb er echter niet mee gevuurd. Ik nam den mitrailleur en korporaal Koper de trommels. Kruipende en rollende zijn we onder vuur teruggegaan.
  Ik heb met een karabijn van een van mijn korporaals bij de versperring nog gevuurd, ik meende met zekerheid den vijand te onderscheiden.
  Voorbij de versperring kreeg ik opdracht van Luitenant Cornelissen, die zich daar bevond, over het viaduct naar Rhenen te gaan. Aldaar heb ik mijn onderdeel verzameld. De Luitenant Cornelissen stelde mij voor samen met hem een verkenning te verrichten. Gekomen tot 200 meter over het viaduct werden we zoodanig onder artillerievuur genomen dat we achter een muurtje dekking zochten. Dicht bij ons sprongen drie granaten. Aangezien de Luitenant Cornelissen vermoedde dat dit artillerievuur in hevigheid zou toenemen, besloot hij terug te gaan. De dichtstbijzijnde granaat sloeg op 50 tot 60 meter van ons in. We zijn teruggegaan naar Rhenen. Alvorens over het viaduct te gaan hebben wij even gerust. De Luitenant Cornelissen ging eerst omdat ik nog even rusten wilde. Daarna ging ik ook. Het was toen kort na den middag.
  Ik neem aan dat den vijand gezicht had op het viaduct, omdat de straatweg aldaar steeds onder vuur lag.
  Van Rhenen zijn we naar Amerongen gegaan. Daar kreeg ik opdracht een verdacht huis te doorzoeken.
  Later keerden we terug in de richting Rhenen. In Elst kreeg ik opdracht van Luitenant Cornelissen te beletten dat terugtrekkende militairen een bepaalde lijn zouden overschrijden. Deze lijn lag dichter bij Elst dan bij Rhenen. We hebben daar heel veel militairen tegengehouden; eerst enkelen, daarna kleine groepjes en tenslotte op 13 Mei zoo goed als een geheele compagnie. Ik werd aanvankelijk door een mijner sergeanten gewaarschuwd dat een groot onderdeel in aantocht was. Inmiddels had ik den weg laten versperren en de mitrailleurs opgesteld. Ik heb tegen den kapitein die zich bij dit onderdeel bevond gezegd dat niemand de aangegeven lijn mocht passeeren en dat iedere vluchteling zijn stelling weer moest innemen. De kapitein blies eerst hoog van den toren. Ik heb gezegd dat ik de opdracht van den Divisiecommandant zou handhaven desnoods met gebruikmaking van de wapens. Ik heb den troep toegesproken en medegedeeld rechtsomkeert te maken. Een trompetter van de cavalerie sprong plotseling naast mij, trok zijn revolver en begon den troep uit te schelden voor lafaards. Ik deelde de compagnie mede dat een ieder zich stipt had te houden aan de bevelen van den Compagniescommandant. Uit den troep werd geroepen: "Dat kunt u makkelijk zeggen, doch ga zelf maar eens mee". Ik antwoordde dat ik mee zou gaan. De compagnie is daarop teruggekeerd. Zelf ben ik 500 à 600 meter mee geweest. Het bovenstaande vond plaats op Maandag 13 Mei te ongeveer 16.00 uur. Bij de compagnie waren ook nog twee luitenants, noch deze, noch den kapitein kende ik.
  In Amerongen hebben we nog Duitsche verpleegsters gearresteerd. Tusschen Elst en Amerongen ben ik nog achter parachutisten aangeweest. Ik werd daarbij wel onder vuur genomen, doch heb niemand gevonden.
  Later kreeg ik bericht dat door den troep een burger was gearresteerd, die een pistool en een helm in zijn auto had. In opdracht van den Luitenant Cornelissen ben ik er heen gegaan. Het bleek den Directeur van de Rhenensche Waterleiding te zijn. Ik heb hem gearresteerd en naar Amerongen gebracht. Toen we later terugtrokken hebben we hem meegenomen. Bij dit terugtrekken moesten wij sprongsgewijze het verkeer regelen op den weg waarlangs de troepen terugtrokken. We kwamen in Doorn en later in Vianen en IJsselstein. Den volgenden dag (14 Mei) kwam de capitulatie.
  Aan de orders van de politietroepen betreffende de regeling van het verkeer werd over het algemeen goed gevolg gegeven.
  Korporaal Koper was een buitengewoon flink militair. Hij was steeds mede vooraan.
  De Luitenant Cornelissen was voor ons een lichtend voorbeeld.

's-Gravenhage, 10 Februari 1947.

(get.) A.W. van der Pijl.

Opgemaakt M.
Type. B.

(Wegens moedig optreden tegenover de vijand gedurende de gevechten op de Grebbeberg werden de sergeant-majoor der politietroepen A. W. van der Pijl en de korporaal J. H. A. Koper onderscheiden met het Bronzen Kruis. Bij het terugtrekken van hun afdeling op 12 mei 1940 was een lichte mitrailleur met munitie achtergelaten; geheel vrijwillig werden deze voorwerpen onder zwaar vijandelijk vuur door de beide militairen uit het voorterrein teruggehaald. - fragment afkomstig uit het boek De Koninklijke Marechaussee in de Nederlandse samenleving van auteur Mr. W. van den Hoek.)

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument
(PDF, 1.32 MB)