Verslag van dienstplichtig soldaat-motorordonnans J.C. Kense

Inlichtingen, verstrekt door dpl. soldaat J.C. Kense.
-----------------------------

  Was motorordonnans bij C.-8 R.I.

Klik hier voor een uitvergroting
Brief van luitenant-kolonel V.E. Nierstrasz met het verzoek tot inlichtingen (28 januari 1941)
  10 Mei was er een sergeant van de voorposten bij C.-8 R.I. gekomen, die was teruggekomen en vreeselijke verhalen vertelde.
  Overste Henning heeft hem met een duchtige schrobbeering terug gezonden.
  Kort daarna moest ik naar C.-III-8 R.I. met een ander ordonnans.
  Er werd een enkele maal daar geschoten.
  Het laatst bij C.-IV Div. geweest 12 Mei, voordat de versterking der Jagers kwam.
  Op 12 Mei bij Majoor Landzaat geweest met een bericht voor een kapitein van de pag. (naam niet bekend). Majoor Landzaat stond bij Ouwehands Dierenpark en zei: die kapitein is op de Heimersteinsche laan. Naar de stoplijn gereden, vandaar verwezen naar grooten weg bij stoplijn. Vond daar een luitenant van de pag. met s.m.i. Ligthart, die bezig waren een stuk pag. in stelling te brengen.
  De luitenant heeft bericht afgeteekend.
  Op het oogenblik dat ik daar kwam, brak hevig artillerievuur los. We dekten ons plat op den grond; ik kreeg een scherf op mijn helm; 't leek net of ik een klap met een stuk hout kreeg.
  Weggaande, kwam ik Majoor Landzaat tegen met een kapitein, (vermoedelijk de kapitein, wien ik het bericht moest brengen). Het is mij toen opgevallen, dat, terwijl allen min of meer bevreesd waren en angstige gezichten trokken, omdat zij niet gedekt waren, Majoor Landzaat daar aan kwam loopen, alsof er niets gebeurde.
  12 Mei 's avonds moest ik naar Majoor Landzaat. Toen stond er een vrachtauto met soldaten bij den commandopost.
  De schildwacht bij den uitgang zeide: wacht even, er komt wat aan. Hij vroeg het wachtwoord, maar kreeg geen antwoord, waarop hij schoot.
  Na een tijdje kwam er een man die het wachtwoord wist en die zei: er komt een groep soldaten aan, die zich komt melden.
  De Overste heeft toen den luitenant Wolters gezonden en zoo zijn de officieren bij den Overste gebracht.
  Bij het verlaten van den loopgraaf kwam de Regimentsarts, Dr. Paris, binnen, die mij een bericht naar de hp.v. wilde laten brengen, maar zeide: als het te gevaarlijk is, laat dan mijn bericht maar achterwege. Ik ben loopende gegaan; er werd hard geschoten. Ik wilde den hoofdweg volgen naar Ouwehands Dierenpark en liep aan den linker kant van den weg. Plotseling, 150 meter op dien weg, werd er van achteren met een mitrailleur geschoten (dit was van de Militaire Politie, die ik 's middags had zien gaan en waarvan ik wist, dat zij de stelling bij het viaduct zouden bezetten).
  Ik ging in dekking en heb daar 20 minuten gelegen. Er werd van voren en van achteren geschoten. Plotseling artillerievuur, waarom ik probeerde achter de huizen verder te komen. Ben in een schuurtje gekropen en vermoedelijk even in slaap gevallen. Werd wakker toen het stil was. Ik ben verder gegaan en moest over heggen heen. De eerste keer dat ik dat deed, werd er geschoten. Ik ben toen verder geloopen. Het ging 200 meter goed, toen werd er achter mij geschoten. Toen zag ik een Hollandsche soldaat tegen een garagetje (half ondergrondsch) liggen, die de kluts kwijt was. Wij zijn samen in de garage gekropen, waar een derde lag te slapen. Die vertelde, dat er in het bosch minstens 3 opstellingen der Duitschers waren. Ik ben toen gaan zitten wachten tot het licht werd, want ik wilde niet met de berichten in hun handen vallen.
  Die andere soldaten waren uitgehongerd en ik had wat blikjes pastei in mijn zak, die we hebben opgegeten. Wij hebben afgesproken, dat wij door de raampjes zouden schieten, wanneer er Duitschers kwamen.
  Er kwamen toen plotseling een onderofficier en 15 man van een terugtrekkende M.C. en er viel een zoo hevig artillerievuur als ik nog niet had medegemaakt.
  Plotseling hield het artillerievuur op en ik verwachtte, dat nu de stoottroepen zouden komen. De Overste had mij verteld, dat het kleine groepjes waren. Ik stelde den sergeant voor, te schieten, wanneer de Duitschers zouden komen, maar die sergeant zei: wanneer zij komen, geef ik mij over, want wij hebben al genoeg meegemaakt en er is toch geen redden aan. Enkele soldaten vielen hem bij en de rest was versuft en afgemat, daar was niet veel mee te vechten.
  Ik zei tegen den sergeant: "Schijthuis". Hij zei: als jij schiet, schiet ik ook en dat was natuurlijk voor mij bedoeld.
  Ik heb het kleine bericht, dat ik bij mij had, in mijn zak weggestopt en een dikke enveloppe (vermoedelijk met stukken), die ik naar C.-I moest brengen, onder een kistje verstopt. Binnen 5 minuten daarna kwamen de Duitschers voor de garage en schreeuwden heraus. We konden niets zien daar de deuren dicht waren. Een der jongens sprak Duitsch en die zei, we geven ons over. De deuren gingen open en daar stonden de wapens op ons gericht. Uitrusting afleggen.
  Ik kwam als laatste uit de garage en zag, dat zij met 4 man waren. Wij moesten richting Wageningen loopen; ik keek achterom, zag dat ze wat achter waren en rende een huis binnen. De heele troep kwam achter ons aan en toen schoten de Duitschers over ons heen en beduidden ons, dat we hard in de richting Wageningen moesten loopen.
  Ik was voorop, was op een oogenblik 150 meter voor en ben haaks het bosch in gerend en heb mij laten vallen.
  Ik zag niets meer van de Duitschers en ben op goed geluk bij het huis van Ouwehand gekomen.
  Ik was eerst buiten adem en versuft, maar vond luitenant De Jong en gaf die het bericht.
  Men zei toen (het was naar schatting 6.00 à 7.00 uur, heel royaal gerekend 8.00 uur), dat Majoor Landzaat was gesneuveld. Er was ook een kapitein, die ik niet kende. De Luitenant De Jong las het bericht en verscheurde het, maar uit de woorden die werden gesproken, begreep ik, dat er in stond, dat alle stellingen zoo sterk mogelijk bezet moesten worden gehouden want dat er versterking op komst was.
  Die kapitein zei tegen de aanwezige soldaten: laten we moed houden, want er is versterking op komst; we zullen blijven zitten, zoolang wij kunnen en mocht dit niet lukken, dan zullen wij trachten op den Regimentscommandopost terug te trekken.
  Toen die kapitein dit gezegd had, zei een sergeant: we kunnen ons beter overgeven, want het is toch verloren. De kapitein zei toen: Hou je mond dicht; als het noodig is, zal het je wel gevraagd worden; anders zal ik andere maatregelen nemen.
  We waren daar met die kapitein, Luitenant De Jong en ongeveer 50 onderofficieren en soldaten. Toen zei ik tegen dien kapitein, dat terugtrekken op den Regimentscommandopost verboden was en dat we daarbij groote kans zouden hebben om in eigen vuur te komen.
  Ik vroeg of we daar nu zoo werkeloos moesten blijven zitten, want niemand deed iets; de wapens stonden tegen den muur.
  De Luitenant De Jong zei: neen dit is fout, we zullen zien stelling te nemen en ons te verdedigen. Er waren op dat oogenblik geen Duitschers te zien. Er werd in de omgeving wel geschoten, maar uit dit huis niet.
  Ik had geen wapens, kreeg een geweer en handgranaten en toen zijn we met z'n drieën naar den zolder in het magazijn gegaan, een sergeant, een andere soldaat en ik. We hebben ons geposteerd om te schieten.
  Wij waren op zolder a, daarbeneden bij b die kapitein, Luitenant De Jong en anderen en gelijksvloers (c) weet ik niet.
  Wij hebben boven gezeten tot den middag (ongeveer 12.00 uur).
  De sergeant zei: er zijn 2 mogelijkheden, a. ons overgeven want daar draait het op uit, b ons schuilhouden en op den nacht wachten en dan zien weg te komen naar Holland. Hij wist een loopgraaf, waardoor wij dan zouden kunnen ontkomen.
  Wij hebben toen van het hooi op zolder een schuilnis gemaakt, wat een tijd duurde.
  Toen kwam er geweldig artillerievuur en wij voelden ons niet veilig. Ik ben toen uit het hooi gekropen en wilde naar beneden.
  Het artillerievuur hield op. Ik dacht nu komen de stoottroepen en ging weer op den uitkijk staan voor het raampje. Ik zag een Duitscher aankomen. Eerst was hij ver weg, kwam dichter bij, sloeg in een gebouwtje een ruit in en keek naar binnen.
  Toen kwam hij het laantje af, op ons toe en toen heb ik op hem geschoten. (Het was mijn eerste schot). Ik had er succes mede.
  Ik zei toen: 't is beneden zoo stil, ik hoor niets meer. Een verdieping lager vond ik niemand meer; ik riep dit naar boven, ging geheel naar beneden, kijk naar buiten en zie daar uit het huis van Ouwehand de witte vlag uit.
  Wij daar ook naar toe. Er werd niet geschoten en er was geen vijand te zien.
  Eerst een half uur of 3/4 uur later zijn de Duitschers gekomen en is de zaak overgegeven.
  Luitenant De Jong zegt, dat hij gewaarschuwd heeft, dat zij uit het magazijn naar het woonhuis zijn gegaan, maar dat hebben wij niet gehoord. Het is mogelijk, dat dit is gebeurd, toen wij bezig waren, die schuilnis in het hooi te maken.
  Medegedeeld, dat volgens verklaring van Kapitein Dewez de menschen er niet toe te brengen zijn geweest, om door Ouwehands Dierenpark uit te breken.
  Het antwoord van Kense was, dat hij hiervan niets wist, maar dat dit dan gebeurd moest zijn, toen zij op zolder zaten.
  Verder verklaart Kense, dat hij er later - de zaak nog eens overdenkende - spijt van heeft gehad, dat hij er niet aan gedacht heeft, te trachten, den commandopost van den Overste weer te bereiken, maar hij had zooveel meegemaakt sinds den vorigen avond, dat hij daar niet aan gedacht heeft.
  Bovendien had hij in die richting hard hooren schieten, zoodat hij toen nog gedacht had, dat de commandopost nu ook wel zou zijn aangevallen.

  Als motorordonnans heeft Kense slechts een zeer matige opleiding gehad.
  Hij verklaarde dan ook niet erg goed te kunnen schieten.

De Luitenant-Kolonel v.d.Generalen Staf.

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument 1
(PDF, 2.76 MB)
Download brondocument in PDF-formaat Brondocument 2
(PDF, 6.70 MB)