Verslag van kapitein van de Generale Staf A.H.J.L. Fiévez
VERSLAG betreffende de vervulling van de mij door den
Commandant Veldleger verstrekte opdracht in verband met
den bevolen tegenaanval bij RHENEN.
Opmerkingen in de kantlijn:
Door Fiévez gereconstrueerd en ingediend bij Commandant Veldleger op 20 Mei 1940.
De indruk wordt hoe langer hoe vaster, dat dit gereconstrueerde verslag te mooi is opgediend. Bijvoorbeeld:
- Inhoud. Bevel tegenaanval komt niet precies overeen met de bekende gegevens hieromtrent [vergelijk bevel dat Overste Land kreeg].
- Bevel aan Commandant II - 19 R.I. is lang niet zo uitgebreid geweest als het op blz. 6 wordt opgedragen.
- Bevel aan Commandant 4 R.H. medegegeven aan Ritmeester van Pallandt .. uitgebreid te zijn, dan zulks meegegeven op blz. 13.
- Bevel aan Commandant 4 R.H. klopt op vele punten niet.
-
In den vroegen namiddag van 12 Mei werd ik, met den Kolonel Schimmel, den Luitenant-Kolonel Nierstrasz en den kapitein Toet bij den Commandant Veldleger ontboden.
Volgens zoo juist binnengekomen bericht dreigde de hoofdweerstandsstrook bij den Grebbeberg doorbroken te worden.
Commandant Veldleger besloot door een tegenaanval den Grebbeberg te hernemen en den oorspronkelijken toestand te herstellen.
Aangezien alle achter dit frontgedeelte - en ook de elders achter de Grebbelinie aanvankelijk beschikbare - reserves waren gedirigeerd op Rotterdam en Den Haag in verband met den toestand aldaar, besloot Commandant Veldleger voorts den tegenaanval te doen uitvoeren door troepen van de - kort tevoren uit zijn aanvankelijke stelling genomen - Brigade B, alsmede door - uit de stelling te nemen troepen van IIe Divisie.
De troepen van Brigade B zouden moeten aanvallen in de richting West - Oost, die van IIe Divisie in de richting Noordwest - Zuidoost, langs of à cheval van de spoorbaan VEENENDAAL – RHENEN.
Commandant - IIe Divisie zou de geheele actie commandeeren.
Onmiddellijk hierop werden de hiertoe noodige telefonische bevelen uitgegeven aan Commandant - IIe Legerkorps (algemeene leiding der actie) Commandant Brigade B (verplaatsing van 24 R.I. (min I, welk bataljon, evenals I - 16 R.A. reeds des voormiddags onder bevel van Commandant IIe Legerkorps was gekomen) en 29 R.I. - voor zooveel noodig over de Lek - in de richting RHENEN, waartoe auto's van Auto Regiment beschikbaar zouden worden gesteld), Commandant IIe Divisie (vrijmaking van twee bataljons en twee [batterijen?] artillerie, leiding van de heele actie), Brigade A (een Bataljon, in reserve bij LIENDEN, over de Lek ter beschikking van Commandant Brigade B stellen), IIIe Legerkorps (een Bataljon op LIENDEN dirigeeren als nieuwe reserve voor Brigade A), Commandant Auto Regiment (alle beschikbare auto's verzamelen en bataljons-- pagina 2 --
Brigade B van WIJK BIJ DUURSTEDE tot nabij RHENEN vervoeren), Commandant IVe Legerkorps (I - 9 R.A. beschikbaar stellen bij DOORN).
Opmerking in de kantlijn: Commandant - I - 9 R.A. heeft zich gemeld bij Commandant Veldleger. Inmiddels was bericht gekomen van Commandant - IIe Legerkorps, dat deze Afdeling kan worden gemist, is toen teruggegaan naar IVe Legerkorps en heeft daar onmiddellijk een vuuropdracht ontvangen.
-
Later in den namiddag, nadat het vorenstaande was uitgegeven, gaf de Commandant Veldleger mij de opdracht mij via DOORN (Stafkwartier - IIe Legerkorps) te begeven naar AMERONGEN (Stafkwartier - Brigade B) teneinde zoonoodig coördineerend op te treden en voorts als inlichtingen-officier te fungeeren.
Vergezeld van den Ritmeester van het K.N.I.L. STEENHOUWER, een Korporaal der Marechaussee en een patrouille motorrijders vertrok ik allereerst naar Stafkwartier - IIe Legerkorps. -
Op het Stafkwartier - IIe Legerkorps te DOORN had ik een onderhoud met Commandant IIe Legerkorps, in tegenwoordigheid van diens Chef van den Staf en den kapitein van den Generalen Staf DIJKSTRA (welke laatste evenwel spoedig daarop naar IVe Divisie vertrok).
Commandant - IIe Legerkorps zeide, dat hij alle verdere bevelen van Commandant Veldleger thans moest weigeren, de actie was geregeld, ingrijpen kon slechts noodlottig zijn. Ik zeide den Generaal, dat ik niet met bevelen kwam, doch slechts verband kwam opnemen en gaarne omtrent de door Commandant - IIe Legerkorps getroffen maatregelen ingelicht zou willen worden alvorens verder naar voren te gaan.
Commandant - IIe Legerkorps zeide daarop, dat hij allereerst het bevel van Commandant Veldleger, volgens hetwelk Commandant - IIe Divisie de actie zou leiden, had geannuleerd; Commandant - IVe Divisie was de eenige die den toestand ter plaatse volledig kende; deze was dan ook door Commandant - IIe Legerkorps met de leiding van den tegenaanval belast.
Commandant - IIe Legerkorps deelde mij vervolgens mede, dat hij eenige malen getracht had Commandant - IVe Divisie te bereiken, deze was evenwel "zoek", althans niet op zijn commandopost. Aangezien Commandant - IIe Legerkorps dit onverantwoordelijk achtte, had hij Commandant - 4e Compagnie Politietroepen reeds ingelicht, teneinde Commandant - IVe Divisie zoonoodig te arresteeren. Even later belde Commandant - IVe Divisie den-- pagina 3 --
Generaal echter op, na afloop van het gesprek zeide deze mij, dat hij deze aangelegenheid nu even zou laten rusten om haar later uit te zoeken; in dezen zin werd ook Commandant 4e Compagnie Politietroepen ingelicht.
Commandant - IIe Legerkorps deelde mij voorts mede, dat hij zijn maatregelen voor den tegenaanval gebaseerd had op de mogelijkheid, dat de toestand nog ongunstiger zou worden; hoe deze maatregelen precies waren is mij inmiddels ontgaan - indien het nog mogelijk is een afdruk van het door Commandant - IIe Legerkorps gegeven bevel te bemachtigen (hetgeen onderzocht wordt) wordt dit hierbij gevoegd.
De in den namiddag ingekomen berichten deden Commandant - IIe Legerkorps den toestand op den Grebbeberg gunstiger beoordeelen dan deze zich aanvankelijk liet aanzien; de vijand was tot staan gebracht.
Uit de toelichtingen van Commandant - IIe Legerkorps bleek mij, dat aan de spoorbaan bij RHENEN nog een lijn van weerstand was bezet, een belangrijk feit, dat Commandant Veldleger - die meende, dat, na het vertrek der reserves naar ROTTERDAM, de stoplijn de laatste lijn van weerstand was - niet bekend was. Ik heb dit den Commandant Veldleger onmiddellijk telefonisch bericht, Commandant - IIe Legerkorps berichtte den Commandant Veldleger den gunstiger toestand, alsmede zijn afwijking van diens bevelen. -
Vervolgens ben ik doorgereden naar het Stafkwartier - Brigade B te AMERONGEN.
Commandant - Brigade B en diens Chef van den Staf waren naar voren.
Men deelde mij mede, dat zoojuist het bericht was binnengekomen, dat bij 8 R.I. de Majoor Jacometti was gesneuveld, dat er in diens bataljon een paniekstemming was ontstaan en dat dit bataljon uit zijn stellingen (Noord van de Grebbe) terugvloeide, waardoor de toestand aanmerkelijk was verslechterd.
Ik heb dit bericht onmiddellijk telefonisch doorgegeven aan den Commandant Veldleger; deze liet mij door den Luitenant-Kolonel Nierstrasz via Ritmeester Steenhouwer in het-- pagina 4 --
Maleisch mededeelen, dat den volgenden morgen te 3.45 uur een sterke Engelsche luchtaanval op WAGENINGEN zou plaatsvinden.
Ik berichtte den Commandant Veldleger voorts, dat er te AMERONGEN - waarheen ik mij ingevolge zijn bevelen moest begeven - in het kader mijner opdracht voor mij geen emplooi was, weshalve ik zou doorgaan naar den commandopost van Commandant - IVe Divisie bij RHENEN. -
Op weg naar RHENEN moesten wij dekking zoeken voor vliegtuigen, dit bleken evenwel eigen luchtstrijdkrachten te zijn. Voorts passeerden mij onderdeelen van 4 R.H., oprukkende in de richting RHENEN.
Ten westen van RHENEN liet ik mijn auto en het begeleidend personeel in een zijweg achter, waarna ik mij met Ritmeester Steenhouwer te voet door het loopgravenstelsel naar commandopost - IVe Divisie begaf.
Regelmatig klonk artillerievuur, zoowel eigen als vijandelijk, welk laatste blijkbaar werd afgegeven op in de omgeving liggende artilleriestellingen.
In den commandopost - IVe Divisie bevonden zich: Commandant - IVe Divisie met diens Chef van den Staf, Commandant - Brigade B met diens Chef van den Staf, Kapitein DIJKSTRA van Stafkwartier - IIe Legerkorps en enkele officieren van Staf - IVe Divisie.
Ik meldde mij en hield mij daarna eenigszins achteraf, teneinde niet te storen.
Er heerschte een verwarde en gedrukte stemming, de gedachtenwisseling maakte op mij den indruk van een richtingloos, besluitloos en doelloos gepraat. Bevelen voor de aanvalstroepen (laat staan bevelen voor den tegenaanval) waren nog niet gegeven, er was zelfs nog geen besluit gevallen. Men confereerde onder andere nog over de vraag wie nu eigenlijk bevelen moest geven. Sterk kreeg ik het gevoel, dat de vooral onder deze omstandigheden zoo noodzakelijke doelbewuste leiding ontbrak. Ik deelde dezen indruk mede aan de Kapiteins KAMERLING en DIJKSTRA, die geheel met mij in--- pagina 5 --
-stemden. De Chef van den Staf, de Kapitein Le FÉVRE DE MONTIGNY scheen oververmoeid. Ik vroeg dezen of hij niet wel was; hij antwoordde, dat hij in zeer langen tijd niet gerust had, geheel op was en niet meer geregeld denken kon, waarop ik hem aanbood zijn taak over te nemen, hetgeen hij dankbaar aanvaardde. Ik vroeg hem mij tevoren geheel in te lichten omtrent den toestand. Volgens deze inlichtingen was de spoorbaan van den Rijn tot Kilometerpaal 25 bezet door II - 19 R.I., deelen van I - 24 R.I. en deelen van I - 26 R.I.
Opmerking in de kantlijn: ?, Er heeft ook nog I - 46 R.I. van Brigade B aan de spoorbaan gestaan, vermoedelijk heeft men die geheel vergeten.
Voorts zou van Kilometerpaal 25 in de richting van ACHTERBERG een bataljon in stelling gekomen zijn of nog komen, welk was niet precies bekend, dat op zijn linker vleugel zou aansluiten bij de nog intacte stoplijn van 19 R.I.
Wat er nog vóór deze weerstandslijn zat was niet bekend.
Omtrent de artilleriestellingen zou de Divisie Artilleriecommandant mij inlichten, meer gegevens kon ik niet krijgen.
Kapitein Le FÉVRE DE MONTIGNY verwijderde zich hierop om te gaan rusten.
Ik verzocht daarop Commandant - IVe Divisie de besprekingen te mogen onderbreken, deelde mede, dat ik kwam als gevolmachtigde van Commandant Veldleger (hetgeen niet geheel juist was, maar het scheen mij noodig, dat ingegrepen werd, waarbij ik ervan overtuigd was, dat dit de instemming van den Commandant Veldleger zou hebben) en verzocht de regeling ter hand te mogen nemen.
Commandant - IVe Divisie aanvaardde dit gaarne.
Op dat moment meldde zich de Kapitein van AANHOLT van Staf - IIe Divisie om verband op te nemen en bevelen te vernemen, hetgeen zeer voordeelig was, omdat ik thans met Kapitein KAMERLING van Brigade B en Kapitein Van AANHOLT van IIe Divisie de geheele actie kon behandelen en regelen.
De Kapitein Van AANHOLT deelde mij mede, dat I - 20 R.I. gereed stond bij de Trekpot (vt. 165 - 446) en dat een Bataljon van 11 R.I. van Kilometerpaal 25 aan de spoorbaan-- pagina 6 --
langs Zuidoostelijke rand Achterberg tot stoplijn 19 R.I. in stelling lag.
-
Allereerst stelde ik mij in verbinding met Commandant - II - 19 R.I. te RHENEN, dien ik verzocht mij in te lichten omtrent den toestand aan de spoorbaan.
Deze deelde mij mede, dat hij met zijn bataljon achter de spoorbaan een stelling bezette, dat hierin ook nog andere onderdeelen lagen, dat er hier en daar geschoten werd, doch dat er overigens niets bijzonders te melden viel.
Ik gaf Commandant - II - 19 R.I. hierop telefonisch het volgendeB E V E L.
U neemt het bevel op U over alle troepen aan de spoorbaan tusschen den Rijn en Kilometerpaal 25 aan de spoorbaan, te weten II -19 R.I., I - 24 R.I. (vermoedelijk slechts deelen) en I - 26 R.I. (vermoedelijk slechts deelen).
Met deze troepen moet de verdediging aan de spoorbaan krachtig worden georganiseerd.
Links van U, in de lijn Kilometerpaal 25 aan de spoorbaan = ACHTERBERG heeft een bataljon van 11 R.I. een stelling ingenomen; U neemt hiermede verband op en regelt de aansluiting bij Kilometerpaal 25.
De stelling aan de spoorbaan moet worden verdedigd tot het uiterste, geen man mag zijn post verlaten, tot elken prijs moet worden belet, dat de spoorbaan wordt overschreden.
Het lot van de geheele stelling en van Nederland hangt af van Uw optreden, de Commandant Veldleger rekent op u.Opmerkingen in de kantlijn:
De aanvankelijke door den Generaal gegeven bevelen aan Commandant - IIe Divisie luidden, dat met de beschikbare troepen van IIe Divisie een tegenaanval zou worden gedaan à cheval van de spoorweg.
Kolonel Barbas moest het bevel overdragen. Troepen nemen en samenwerking zoeken met de troepen, die uit Amerongen moesten opmarcheeren in Oostelijke richting.
Het is duidelijk, dat deze twee partijen, die op aanwijzing van den Commandant Veldleger in beweging werden gezet – over het hoofd aan Commandant - IIe Legerkorps heen – en waarbij twee (met Brigade B erbij) drie Kolonels werden gemoeid, niet tot een geordende aanval konden komen.
De beginselen zijn: eerst afdammen van den vijandelijke aanval, daarna tegenaanval.
Mijns inziens was het juist van kapitein Fiévez, dat hij voor de afdamming zorgde en met twee groepen onder een hoek van 75 graden op elkaars richting deed aanvallen, doch het eene als vasthoudend punt hield, het andere als bewegende maken.
Achteraf is alles gemakkelijk, maar onder de omstandigheden die er waren en waarbij de Commandant ter plaatse geen overzicht had (en vermoedelijk ook niet kon hebben) van den toestand, vermeen ik, dat kapitein Fiévez rustig het beginsel, waarin wij zijn opgevoed, heeft gevolgd. Hij kon niet weten, dat de troep – naar achteraf gebleken is, door onbekwaamheid der aanvoerders – niet geschikt was voor de taak.
De oorzaken zijn:
- troep niet bewust van waar het om ging en niet bereid, het leven te offeren.
- Onbekwame aanvoerders
- gebrek aan slaap
- nerveuze stemming door overdrijven van de berichten over Hollandsche uniformen, niemand vertrouwde zijn buurman meer.
- Angst voor vijandelijk artillerievuur
- ontstaan van paniek.
Wanneer men dan bedenkt, dat de Divisiecommandant sinds jaren niet met de Infanterie, maar met auto's had gewerkt, dat vliegersteun ontbrak, dat deze Divisiecommandant orders kreeg van zijn Legerkorpscommandant en van de Commandant Veldleger, dat elke troep, die ingezet werd, faalde, dan zal de beoordeling van het geheel zeer rustig en objectief dienen te geschieden.
Met dezen troep zou het meesterlijkste plan hebben gefaald.
Tenslotte heeft de Grebbe gedemonstreerd de vrucht van 20 jaar afbraak en 100 jaar vrede.Commandant - 3 - 4 R.H. meldde zich op de commandopost en berichtte, dat zijn eskadron een stelling had ingenomen een paar honderd meter ten Oosten van de spoorbaan, à cheval van den kunstweg WAGENINGEN = RHENEN, pl.m. 100 meter rechts en links van den kunstweg.
-- pagina 7 --
Uit de antwoorden op mijn vragen bleek, dat deze stelling aan weerszijden in de lucht hing en dat zij weinig schootsveld had.
Hierop gaf ik Commandant - 3 - 4 R.H. mondeling het volgendeB E V E L.
U neemt Uw eskadron terug achter de spoorbaan en stelt U onder het bevel van Commandant - II -19 R.I. (commandopost Badhuis te RHENEN).
Bij de verdediging van de spoorbaan moet door allen tot het uiterste worden standgehouden.Opmerking in de kantlijn: In deze periode werd een bevel gegeven aan Commandant - 4 R.H. om een 2e Eskadron naar Leersum te sturen.
Omstreeks dit tijdstip kwam een bericht binnen, dat de vijand bij Kruipender was doorgedrongen en zich vandaar bewoog in de richting van den Cuneraweg.
Vervolgens overwoog ik snel de factoren, welke op den tegenaanval van invloed zouden zijn, te weten:-
Vijand.
Hiervan was weinig bekend; slechts, dat hij op en Noord langs den Grebbeberg was doorgedrongen.
Sterkte onbekend. -
Eigen toestand.
Met zekerheid bekend was slechts, dat de lijn spoorbaan tot Kilometerpaal 25 = Zuidrand Achterberg = stoplijn 19 R.I. nog vast in eigen handen was.
Wat er aan resten van eigen troepen in het vak van 8 R.I. nog over was, was onbekend.
De gereedstelling zou dus dienen te geschieden achter de hiervoren aangegeven lijn. -
Terrein.
De spoorbaan is van den Rijn tot Kilometerpaal 26 diep ingezonken, de hellingen waren voorzien van prikkeldraadhindernissen - een tegenaanval over dit gedeelte moest uitgesloten worden geacht, weshalve de aanvankelijk door Commandant Veldleger voor den tegenaanval gegeven aanwijzingen niet konden worden gehandhaafd. Vandaar dat uitsluitend een aanval uit Noordoostelijke richting tegen-- pagina 8 --
's vijands flank mogelijk was. Het terrein Noord van Achterberg leende zich zeer goed voor een gereedstelling.
-
Middelen.
Beschikbaar zouden komen twee bataljons van 29 R.I., twee bataljons van 24 R.I., een bataljon van 20 R.I., 11 G.B. (gehavend) en 4 R.H., alsmede twee batterijen (of afdeelingen?) van 4 R.A., evenwel niet alle gelijktijdig.
Het eerst beschikbaar zouden zijn twee bataljons van 29 R.I., bataljon van 20 R.I. en 4 R.H. alsmede de artillerie. Daarom: aanval met I, III - 29 R.I .; 4 R.H. als reserve in handen van Commandant - IVe Divisie.
Daarna zouden komen: II, III - 24 R.I. Indien nog tijdig, dan zou II - 24 R.I. ook moeten deelnemen aan den aanval, III - 24 R.I. als reserve achter spoorbaan in handen Commandant - IVe Divisie. Tenslotte zou komen: 11 G.B., reserve in handen van Commandant - IVe Divisie.
Dus: tegenaanval zoo mogelijk met vier, anders met drie bataljons.
De aanval zou moeten losbreken op 13 Mei te 3.45 uur (aanbreken van den dag; Engelsche luchtaanval).
Chef Staf Brigade B zeide evenwel, dat er geen kijk op was, dat de troepen hiertoe voldoende tijdig aanwezig zouden zijn; 4.30 uur was het vroegst mogelijke aanvalsuur.
Een inleidende beschieting en daarop aansluitende rechtstreeksche ondersteuning door de artillerie kon niet plaats hebben, omdat wij geheel in het onzekere verkeerden omtrent de plaatsen waar (vóór de vorengenoemde lijn) eigen troepen en vijand zich bevonden; rechtstreeksche steun kon, bij gemis aan verbindingen, niet meer worden geregeld.
Naar mijn meening was het indeelen van begeleidende artillerie bij de aanvalstroepen de eenige oplossing; Chef Staf Brigade B ontried dit evenwel ten sterkste, hij was ervan overtuigd, dat de commandanten hiermede niet konden werken.
Bleef dus over: vuurconcentraties op punten,-- pagina 9 --
waarvan bekend was, dat zij door den vijand bezet waren.
Op grond van vorenstaande - zéér vlug gehouden - overweging viel derhalve het volgende
B E S L U I T.
Tegenaanval zal geschieden Oost van spoorbaan, van Achterberg in Zuidoostelijke richting, met zoo mogelijk vier bataljons infanterie onder bevel van Luitenant-Kolonel Land.
Uitgangsstelling: Noord van Achterberg, Oost van spoorbaan.
Aanvalsdoel: oorspronkelijke frontlijn.
Aanvalsuur: 4.30 uur.
Geen inleidende beschieting, geen rechtstreeksche steun, vuurconcentraties der artillerie op door vijand bezette punten te regelen door Divisie Artilleriecommandant.
Twee bataljons reserve in handen Divisiecommandant te Lijster Ing.
4 R.H. reserve in handen Divisiecommandant nabij Berg en Dal.
Verplaatsingen:
I, III - 29 R.I. en II - 24 R.I. naar Remmersteinsche bosch, I - 20 R.I. blijft bij Trekpot.
Van hieruit uitgangsstelling bezetten onder leiding van personeel Staf - IVe Divisie.Vervolgens kreeg ik Commandant - 4 R.H. aan de telefoon; ik verstrekte dezen het volgende
B E V E L.
4 R.H., thans in opmarsch richting Rhenen, marcheert naar bosch bij Berg en Dal (vt. 167 - 443) en blijft daar als divisiereserve ter beschikking van Commandant - IVe Divisie.
West van 4 R.H., in het Remmersteinsche bosch, komen drie bataljons onder bevel van Luitenant-Kolonel Land.-- pagina 10 --
Bij vt . 164,50- 443,20 zult U een officier van 8 R.A. vinden om U te begeleiden naar Berg en Dal.
Voorts aan Commandant - 8 R.A.:
Ik verzoek U onmiddellijk een in het terrein bekend officier te dirigeeren naar vt. 164,50 - 443,20. Deze meldt zich bij Commandant - 4 R.H. zoodra deze daar aankomt en begeleidt 4 R.H. naar het bosch bij Berg en Dal.Tenslotte telefonisch aan
Chef Staf - IIe Divisie.
De tegenaanval zal worden uitgevoerd onder bevel van Luitenant-Kolonel Land. Commandant - IIe Divisie en de Regimentscommandanten van IIe Divisie kunnen naar hunne commandoposten terugkeeren. I - 20 R.I. treedt onder bevel van Luitenant-Kolonel Land en blijft tot nader order bij Trekpot.Terwijl vorenstaande bevelen door mij werden getelefoneerd, telefoneerde Chef Staf Brigade B met Luitenant-Kolonel Land, hem de uit het "besluit" voortvloeiende bevelen gevende voor verplaatsing van 29 R.I., 24 R.I. en 11 G.B. naar Remmersteinsche bosch en Lijster Ing. (bevelen tevens bestemd voor Auto Regiment)
Hierna dicteerde ik de kapiteins Kamerling en van Aanholt het volgende
BEVEL VOOR DEN TEGENAANVAL.
-
De vijand is bij den Grebbeberg en Noord daarvan onze stelling binnengedrongen.
-
De lijn spoorbaan van den Rijn tot Kilometerpaal 25 = Oostrand Achterberg is nog vast in handen van onze eigen troepen en sluit Oost van Achterberg aan op de stoplijn van de oorspronkelijke stelling.
Van Kilometerpaal 25 tot Oostrand Achterberg is genoemde lijn bezet door een bataljon van 11 R.I., verder Noordoostwaarts door onderdeelen van 19 R.I. -
In den vroegen morgen van 13 Mei zal een krachtige
-- pagina 11 --
tegenaanval worden ingezet uit Noordwestelijke richting, waarbij de vijand zal worden teruggeworpen en de oorspronkelijke frontlijn zal worden hersteld.
-
Aanvalstroepen: I - 29 R.I., III - 29 R.I., I - 20 R.I. en II - 24 R.I. onder bevel van Luitenant-Kolonel Land.
Aanvalsvak:
West begrensd door de lijn: Spoorbaan Veenendaal - Rhenen tot Kilometerpaal 26 = Voormalige Bastions, Oost begrensd door de lijn: Weteringsteeg, in Zuidoostelijke richting verlengd tot oorspronkelijke frontlijn.
Groepeering:
Twee voorbataljons; twee bataljons regimentsreserve.
Uitgangsstelling:
De voorbataljons met de voorste afdeelingen in de lijn: Kilometerpaal 26 aan de spoorbaan = houtrand in Noordoostelijke richting.
De regimentsreserve met de voorste Afdeelingen in den Zuidelijken Meentweg.
De aanvalstroepen zullen naar hun plaatsen in de uitgangsstelling worden geleid door Kapitein Puffius van Staf - IVe Divisie met toegevoegd personeel.
Aanvalsuur:
13 Mei 4.30 uur.
Aanvalsdoel:
de oorspronkelijke frontlijn; na het bereiken van deze lijn zetten de bataljons zich vast en organiseeren onmiddellijk het vuur.
Nadat het linkerbataljon der regimentsreserve de in punt 2 genoemde lijn heeft gepasseerd, dirigeert de Bataljonscommandant een compagnie op Kruiponder, welke compagnie dit punt herovert en bezet en de linkerflank der aanvalstroepen beschermt; de overige onderdeelen van dit bataljon geecheloneerd ter bescherming linkerflank aanvalstroepen.
Het rechterbataljon der regimentsreserve rukt op met zijn rechterflank langs de spoorbaan tot Kilometerpaal 25, stoot van daaruit door in Zuidelijke richting en zuivert het boschterrein van vijand. -
Artillerie. 8 R.A. en onderdeelen van 4 R.A.
-- pagina 12 --
Geen inleidende beschieting, geen rechtstreeksche steun. Krachtige vuurconcentraties op Kruiponder, complex 1 km. West-Zuidwest van Kruiponder, voormalig Hoornwerk en Heimerstein.
De Kapiteins Kamerling en van Aanholt begaven zich hierna onmiddellijk met dit bevel naar Luitenant-Kolonel Land, vanwaar de Kapitein van Aanholt eenige ordonnansen zou medenemen naar Commandant - I - 20 R.I., teneinde het contact met dezen te leggen en hem de bevelen van Luitenant-Kolonel Land te doen toekomen.
Commandant - 8 R.A. (Divisie Artilleriecommandant - IVe Divisie) was inmiddels op de commandopost verschenen, hem werd advies gevraagd nopens de artillerieparagraaf, welke daarna in overleg met hem tot stand kwam.
Commandant - II - 19 R.I. berichtte telefonisch, dat de opstelling aan de spoorbaan thans "dicht" tot "zeer dicht" was. Ik vestigde er zijn aandacht op, dat hij vooral niet al zijn troepen in "een lijntje" langs de spoorbaan mocht leggen, doch een diepteverdediging moest organiseeren.
Een officier van Staf - 8 R.A. belde op met bericht, dat een der afdeelingen (III - 8 R.A.?) onder artillerievuur lag. Vroeg of deze afdeeling haar reservestelling mocht innemen.
Vraag mijnerzijds: Moet deze Afdeeling dan niet vuren?
Antwoord: Jawel.
Vraag mijnerzijds: Duurt het dan niet enkele uren alvorens opnieuw kan worden gevuurd?
Antwoord: Inderdaad.
Vraag mijnerzijds: Heeft de Afdeeling ernstig te lijden van het vijandelijk artillerievuur?
Antwoord: Nee, dat niet.
Beslissing: Afdeeling blijft in huidige stelling ter vervulling van haar taak.Commandant - 3 - 4 R.H. komt wederom op commandopost en bericht, dat hij ingevolge de (eerdervermelde) opdracht zijn eskadron achter de spoorbaan in de stelling gebracht heeft; het eskadron bezet thans de omgeving van de
-- pagina 13 --
brug over het spoorwegdal.
Het eskadron kan het evenwel hier niet langer houden, het wordt verwoed aangevallen door eigen troepen, die van de Grebbe teruggevloeid zijn en er door willen.
De kapitein Gelderman van de Koninklijke Marechaussee zit zelf achter een stuk en maait alles weg wat de spoorbaan nadert. 3 - 4 R.H. zal niet wijken, maar zal het niet lang meer kunnen houden, Commandant - 3 - 4 R.H. had dit ook aan Commandant - II - 19 R.I. gemeld.
Ik vraag Commandant - 3 - 4 R.H. hoe hij wist, dat de hem aanvallende troepen eigen troepen waren. Hij antwoordde, dat het er zooveel waren, dat het onmogelijk vijand kon zijn! Ik wees hem op de aanvechtbaarheid dezer conclusie en gelastte hem nogmaals geen muis over de spoorbaan te laten.
Voorts verzocht ik hem zich persoonlijk naar Commandant - 4 R.H. te begeven (die in de nabijheid zat) met het volgende schriftelijkeBEVEL AAN COMMANDANT - 4 R.H.
Verplaats Uw regiment naar Rhenen.
Neem contact op met Commandant - II - 19 R.I. (Badhuis Rhenen), die thans het bevel voert aan de spoorbaan.
Neem het bevel op U over alle troepen aan en achter de spoorbaan tusschen den Rijn en Kilometerpaal 25.
Verdedig de spoorbaan tot het uiterste, geen man mag de spoorweg in Westelijke richting overschrijden, de grootste belangen zijn hiermede gemoeid.Commandant - 3 - 4 R.H., die 4 R.H. naar Rhenen zou geleiden, vertrok daarop met dit bevel.
Vervolgens belde ik Commandant - II - 19 R.I. op en deelde hem mede, dat 4 R.H. naar Rhenen werd verplaatst en dat Commandant - 4 R.H. het bevel over alle troepen aan de spoorbaan op zich zou nemen.
Commandant - II - 19 R.I. berichtte, dat hij bij Kilometerpaal 25 de aansluiting met het nevenbataljon tot stand had gebracht.-- pagina 14 --
Ik verzocht hem nogmaals contact met dit bataljon op te nemen en erop aan te dringen, dat ook dit op zijn linkervleugel een nauwe aansluiting met 19 R.I. tot stand brengt.
Voorts heb ik per ordonnans een schriftelijk bevel laten brengen aan Commandant - 19 R.I., waarin deze werd ingelicht omtrent den toestand en de voornemens betreffende den tegenaanval en waarin hem werd opgedragen zich tot elken prijs in zijn stellingen te handhaven.Hierna kreeg ik plotseling Commandant - 8 R.I. aan de telefoon! Ik wist niet anders of heel 8 R.I. was uiteengeslagen, ontbonden en verdwenen. Commandant - 8 R.I. berichtte mij evenwel, dat hij nog steeds op zijn commandopost zat (vt. 168 - 441) en dat ook het Zuidelijk deel van de stoplijn van 8 R.I. (vt. 169 - 440) nog bezet was. Commandant - 8 R.I. berichtte voorts, dat overal vijand zat, niet slechts vóór hem, doch ook achter hem en boven hem (in de boomen). Commandant - 8 R.I. zou op zijn post blijven, doch "hing in de lucht".
Ik heb Commandant - 8 R.I. toen volledig ingelicht omtrent den tegenaanval, welke over eenige uren zou losbreken. Ik zegde hem toe de aanvalstroepen alsnog te onderrichten van zijn aanwezigheid en van de bezetting der stoplijn, opdat deze hiermede rekening zouden houden. Ik gaf hem voorts in overweging zijn nog overgebleven troepen tijdens den tegenaanval goed gedekt te houden in de loopgraven en onderkomens, opdat er geen verwarring zou ontstaan en geen verliezen door eigen vuur zouden worden geleden.
Verder wees ik Commandant - 8 R.I. op het groote belang, dat elk punt, dat nog bezet was, bezet bleef en tot het uiterste werd verdedigd. Ik zeide, dat, zoodra de tegenaanval zou zijn volbracht, de taak van 8 R.I. door andere troepen zou worden overgenomen.
Overste Hennink verzekerde mij op zijn post te zullen blijven.Ik heb hierop een schriftelijke boodschap gereedgelegd voor den kapitein Puffius - die even was gaan
-- pagina 15 --
rusten - die de aanvalstroepen op hun plaats moest brengen, met opdracht de aanvalstroepen (en vooral Commandant - rechter bataljon regimentsreserve, dat boschperceel moest zuiveren) te onderrichten omtrent de aanwezigheid van onderdeelen van 8 R.I.
Voorts legde ik voor kapitein Puffius een opdracht voor Luitenant-Kolonel Land gereed, waarin ik erop wees, dat, indien de onderdeelen van 24 R.I. te laat ter plaatse mochten komen, de aanval hierdoor niet mocht worden uitgesteld, doch moest worden ingezet met drie bataljons (29 R.I. min II, alsmede I - 20 R.I.)
Er verscheen een kapitein op de commandopost, eenigermate verwilderd - ik ben vergeten wie en van welk onderdeel - die uitriep, dat zijn troep in dagen niet geslapen, noch gegeten had, dat zij dood op waren enz.
Ik heb dezen officier gezegd, dat dit erg was, maar dat vele andere mannen gesneuveld waren! Ik heb hem gewezen op de beteekenis van den toestand en hem duidelijk gemaakt, dat het hier ging om het lot van Nederland, waartegenover factoren als honger en slaap in het niet zonken.
Deze kapitein Opmerking in kantlijn: "Dit was de notaris J.J. van Heyst, Commandant 2 - I - 24 R.I." drukte mij de hand, dankte mij voor deze korte uiteenzetting, zei, dat hij onmiddellijk terugging, thans volkomen begrijpende waar het om ging. Opmerking in kantlijn: "Na vele omzwervingen op de commandopost Divisie teruggekomen."Na nogmaals Commandant - II - 19 R.I. te hebben opgebeld om mij te informeeren omtrent den toestand bij de spoorbaan (waarheen 4 R.H. inmiddels in opmarsch moest zijn en van welker toestand m.i. alles afhing) was, voorzoover ik kon nagaan, alles gedaan, geregeld en bevolen, wat gedaan, geregeld en bevolen moest worden.
Hoewel mijn opdracht hiermede meer dan vervuld was, vroeg ik mij af, of het niet goed zou zijn bij IVe Divisie te blijven. Opmerking in kantlijn: "Was dit maar geschied."
Terwijl ik dit besprak met den mij vergezellenden-- pagina 16 --
Ritmeester Steenhouwer (die mij dit ten sterkste ontried) kwam de Chef van den Staf - IVe Divisie terug. Hij zeide geheel uitgerust en opgeknapt en weer volkomen fit te zijn en drong erop aan zijn taak weer op te nemen.
Ik heb hierna den kapitein Le Fèvre de Montigny volledig ingelicht omtrent den toestand en alle genomen maatregelen en gegeven bevelen.
Daarna heb ik - naar schatting 13 Mei plusminus 1.00 uur - de commandopost - IVe Divisie verlaten (Commandant - IVe Divisie was inmiddels gaan rusten, het was een zeer donkere nacht, een soldaat geleidde ons door het loopgraafstelsel naar achteren, waar wij aan den weg den auto en de motorordonnansen, gemaskeerd in het struikgewas, terugvonden).
Op den weg ontmoetten wij voortdurend troepentransporten (29 R.I., dat naar het Remmersteinsche bosch gevoerd werd). -
-
6. Omstreeks 1.30 uur (13 Mei) arriveerde ik bij het Stafkwartier - IIe Legerkorps.
Het was moeilijk daar binnen te komen; posten met het geweer in de vaardighouding deelden mij mede, dat er veel "onraad" was en dat er voortdurend werd geschoten.
Allereerst trachtte ik eenig voedsel voor het mij begeleidende personeel te bemachtigen, dit bleek evenwel niet mogelijk. Chauffeur en motorrijders vielen vrijwel onmiddellijk neer en sliepen direct.
Ik was naar Stafkwartier - IIe Legerkorps gegaan, teneinde Commandant - IIe Legerkorps in te lichten omtrent de getroffen maatregelen en gegeven bevelen en voorts hem in overweging te geven persoonlijk met eenig personeel van zijn Staf naar Rhenen te gaan om op het punt waar in het vak van IIe Legerkorps het zwaartepunt van den strijd lag en de beslissing zou vallen, persoonlijk de leiding in handen te nemen.
Ik achtte dit laatste te meer noodzakelijk,-- pagina 17 --
omdat ik in de leiding bij IVe Divisie geen volledig vertrouwen had.
Commandant - IIe Legerkorps verzocht mij alleen met hem naar zijn kamer te gaan. De Generaal was zeer teneergeslagen. Hij zeide mij, dat indien de tegenaanval geen succes zou hebben alles afgelopen zou zijn. Eenige kans om den vijand in de huidige stelling nog te stuiten bestond dan niet meer, terwijl de terugtocht onder de huidige omstandigheden op een debacle moest uitloopen.
Zelfs levensmiddelentransporten waren uit hinderlagen beschoten, ook om het Stafkwartier - IIe Legerkorps was geschoten. De Generaal gaf mij in overweging dien nacht niet verder te gaan, dit zou zeer gevaarlijk zijn, ik kon beter op het Stafkwartier blijven tot de dag aanbrak. Aangezien ik evenwel zoo spoedig mogelijk verslag wenschte uit te brengen op het Hoofdkwartier van het Veldleger en het mij begeleidende personeel behalve oververmoeid ook uitgehongerd was (ikzelf had het laatst gegeten den vorigen dag te 5.00 uur voormiddag) meende ik dezen raad niet te mogen opvolgen.
Voorts sprak de Generaal over het verraad. Zelfs officieren van zijn staf stonden onder verdenking, onderzoeken waren nog gaande.
De Generaal was zéér ernstig en diep onder den indruk der gebeurtenissen, zoowel van die nabij Rhenen als die te Doorn. Ik kreeg den indruk, dat deze gebeurtenissen zijn geestkracht hadden aangetast; het feit, dat de Generaal zeer vermoeid was zal hierop wellicht mede van invloed zijn geweest. De Generaal scheen mij dermate ontmoedigd, dat ik mij genoopt voelde op te merken, dat wij officieren toch in elk geval het vertrouwen moesten bewaren en den moed niet mochten laten zinken.
In verband met den toestand van den Generaal scheen het mij niet doelmatig gevolg te geven aan mijn voornemen den Generaal te raden zich persoonlijk naar Commandant - IVe Divisie te begeven en zelf daar de leiding in handen te nemen; ik liet dit daarom na.
Inmiddels kwam een telefonisch verzoek van Commandant - IVe Divisie om versterking van zijn Staf, weshalve de kapitein van den Generalen Staf Dijkstra van den Territoriale bevelhebber in Overijssel, tijdelijk ingedeeld bij Stafkwartier - IIe Legerkorps derwaarts werd gezonden.-- pagina 18 --
Te pl.m. 2.30 uur verliet ik het Stafkwartier - IIe Legerkorps, teneinde mij op het Hoofdkwartier van het Veldleger terug te melden.
-
7. Omstreeks 3.00 uur arriveerde ik op het Hoofdkwartier van het Veldleger, waar ik den kapitein van den Generalen Staf Toet mededeeling deed van de getroffen maatregelen en de gegeven bevelen.
Te plusminus 3.30 uur ben ik met het mij begeleidende, oververmoeide personeel naar het Sanatorium gegaan, waar het mogelijk bleek allen een maaltijd te verschaffen.
Later in den voormiddag bracht ik mondeling verslag uit aan den Commandant Veldleger.
Het vorenstaande is geschreven aan de hand van enkele summiere aanteekeningen en overigens (grootendeels) uit het geheugen. Ook de weergegeven bevelen zijn op deze wijze gereconstrueerd.
Hoofdkwartier van het Veldleger, 20 Mei 1940.
De Kapitein van den Generalen Staf.
(get.) A.H.J.L. Fiévez.
|
