Verslag van kolonel A.M.M. van Loon

VERSLAG
========

van COMMANDANT IVe D I V I S I E.
============================

over de oorlogshandelingen zijner Divisie van 9 tot en met 13 Mei 1940.

Met vijf bijlagen.

Stafkwartier, 29 Mei 1940.
De Kolonel,
Divisiecommandant,
w.g. A. van Loon.

         Donderdag 9 Mei.

Toestand 2a bestendigd.
19.00 uur werden buitengewone verloven verleend (tot 2 maal toe).
Pl.m. 23.15 uur graad 3.
Deze moet op 10 Mei 5.00 uur zijn bereikt.

Vrijdag 10 Mei.

Klik hier voor een uitvergroting
Schets van commandopost IVe Divisie en opstellingen in de directe omgeving
Bericht van Commandant IIe Legerkorps:
4.30 uur graad 4 onmiddellijk, grensoverschrijdingen hebben plaats gehad.
Reeds te 4.00 uur vele vijandelijke vliegtuigen boven Amerongen.
Uitgegeven aan onderdeelen.
Pl.m. 9.00 uur IVe Divisie stelling bezet.
Gemeld aan Commandant IIe Legerkorps.
Dien dag onafgebroken vliegerverkenningen, die slechts zelden opstellingen beschoten. Alleen 10e Batterij Luchtdoelartillerie bij Oude Watertoren werd in den namiddag gebombardeerd door vliegtuigen.
Geen verliezen, doch personeel geschrokken en zeer onder den indruk.
Na overleg met IIe Legerkorps werd deze batterij in den nacht verplaatst naar terrein onmiddellijk Zuid van autoweg.
Kapitein Puffius heeft bij daglicht deze stelling verkend met Batterijcommandant en bediening ter opwekking toegesproken.
H.M. Freyr terug uit Westervoort en onder bevel Commandant IVe Divisie. Oudste Officier in den avond op commandopost ontboden. Ondanks aandringen van dezen Officier om naar Vreeswijk te mogen vertrekken werd opdracht gegeven ligplaats te nemen nabij opstelling stukken 7 cm. (Bewaking grondmijnversperring) en met deze artillerie samen te werken. Tevens werd medegedeeld, dat wanneer het noodzakelijk was, de spoorbrug bij Rhenen te doen springen, hiervan aan H.M. Freyr tijdig mededeeling zou worden gedaan om gelegenheid te hebben tijdig te voren Westwaarts van de brug ligplaats te nemen. Vernielingen voor hoofdweerstandsstrook waren in den loop van den dag gesteld, aanvankelijk met uitzondering van de doorgang in Wageningen en pijp Enka.
(Aanteekening: Majoor v.d. Wiel (?) Commandant I-8 R.A. meldt op 10 Mei vuur op 2-I-8 R.A. doch dit bericht is niet bevestigd.) Nadat 4 R.H. was teruggegaan, ook deze vernielingen uitgevoerd, waarna overige hindernissen op kunstweg zijn gesteld. De Divisie-artillerie vuurde dien dag niet. Een waarnemingspost van III-8 R.A. werd uit vliegtuigen bevuurd.
 
Zaterdag 11 Mei.

Pl.m. 2.00 à 2.30 uur vijandelijke artilleriebeschietingen ingezet, hoofdzakelijk op voorpostenstrook. Later verlegd op hoofdweerstandsstrook.
Zie aanteekeningen Legerkorpscommandant (L.K.C.). Pl.m. 8.00 à 9.00 uur bericht vijandelijke infanterie dringt op, vijandelijke artillerie in stelling in Westrand Wageningen. Deze door Divisie-artillerie beschoten en teruggeslagen. Zie onder meer verslag Kapitein Puffius omtrent onderhoud met Burgemeester van Wageningen op 16 Mei (Bijlage 1). Ook een vijandelijke uitkijkpost op den toren in Wageningen werd door Divisie-artillerie onder vuur genomen.
De toren geraakte in brand.
Later bericht van Commandant 8 R.I., dat vijand doordrong over Nieuwe Kanaal en zich bevond voor Kruiponder. Artillerievuur hierop gebracht. Vijand gaat terug, doch rukt kort daarop wederom op naar Kruiponder.
Nogmaals artillerievuur afgegeven (beide vuren lagen goed, op het 2de vuur werd door infanterie in verband met nieuwe opstelling vijand een wijziging opgegeven). Daarna nog een derde keer artillerievuur.
Indruk bestaat, dat Duitschers terug gingen en voorpostenstrook ter plaatse tijdelijk is hersteld. Inmiddels rukte vijand op Zuidvleugel op, o.a. door uiterwaarden, alwaar vaandrig Tak terugweek. Vermoedelijk zonder voldoende weerstand te hebben geboden. De eigen artillerie op den Grebbeberg lag onder zwaar artillerievuur. Bij verschillende dier onderdeelen was de telefonische gemeenschap verbroken. De waarnemingspost op den Grebbeberg werd uit een boom weggeschoten (officier ongedeerd, wachtmeester beide beenen gebroken).
Zie aanteekeningen Legerkorpscommandant (L.K.C.). Niet de voorposten, doch de bezetting van de frontlijn (hoofdweerstandsstrook) gaf het stormvuursein, voorposten hebben ook geen stormvuur. L.K.C. Te 13.30 uur werd bericht ontvangen, dat de voorposten het stormvuursein gaven.
Dit werd afgegeven.
Bij het vallen van den avond waren voorposten Noordelijk en Zuidelijk omtrokken. Majoor Voigt deelde reeds in den loop van den middag mede, dat hij voornemens was terug te gaan. Hem werd de positieve order gegeven ten koste van alles stand te houden.
Sindsdien verband met III-8 R.I. verbroken. In den avond pl.m. 9.00 uur was vijand op pl.m. 200 meter voor Grebbe en meer Noordelijk voor Grift.
Vaandrig Tak in arrest gesteld.
Pl.m. 18.00 uur Divisiecommandant bij IIe Legerkorps, aldaar werd medegedeeld voor vaandrig Tak zou een Krijgsraad benoemd worden.
Voorts bevel ontvangen om dienzelfden nacht door een tegenaanval te ondernemen de voorpostenstrook te hernemen.
Onjuist, zie aanteekeningen. Deze actie werd, ondanks mijn voorstel om tot het aanbreken van den dag te wachten op last van Commandant IIe Legerkorps als volgt uitgevoerd:
a) bij de Grebbe.
Zie aanteekeningen. Twee Sectiën van II-19 R.I. zullen overvaren met daar aanwezige pontons Zuid van Grebbesluis. Zij zullen daarna uitbreken, langs Grebbedijk en Oostelijke richting voorwaarts gaan, vijand in Zuidflank aangrijpen en trachten te omvatten. II-19 R.I. (minus 2 Sectiën) zal gebruik makende van succes flankstoot uitbreken over Grebbe, oprukken en voorposten bezetten. Aan deze onderneming werd een deel van 4e Compagnie Pioniers toegevoegd met gereed gemaakte houten brug over Grebbe. De brug toch was vernield.
Een dergelijke langzaamheid in de uitvoering moet leiden tot falen tegenover den vlotten en energieken tegenstander.
De eigen troepen in de stelling schoten in hun zenuwachtigheid op alles en iedereen en in iedere richting.
De frontlijn bij Kruiponder was toen nog in onze handen. Ik ben Zondag 12 Mei tusschen 11.00 en 12.00 uur tweemaal zelf door Rhenen gekomen en constateerde toen dat de uitwerking van het vijandelijk artillerievuur op Rhenen zelf erg meeviel. En toen was er kort te voren (namelijk dienzelfden morgen) nog een artillerievuur op gevallen, dat volgens de ingekomen meldingen "zwaar" was. (24 cm.) Ik kan daarom moeilijk aannemen, dat het vijandelijk artillerievuur in den nacht van 11 op 12 Mei zoo buitengewoon hinderlijk was.
Granaatkartetsen bezit de Duitsche artillerie niet, wel brisantgranaten.
23.00 uur Divisiecommandant naar voren om II-19 R.I. toe te spreken. Aanval werd op 12 Mei te pl.m. 1.00 uur ingezet. Aanval mislukt doordat uitbreken uit stoplijn en frontlijn door eigen vuur vandaar onmogelijk was. Blijkbaar heeft de tijd ontbroken om alle ondercommandanten van bezetting hoofdweerstandsstrook voldoende van eigen plannen op de hoogte te stellen. De aanval op Kruiponder zou uit Zuidwestelijke richting worden ingezet, naarmate voorwaarts gaan II-19 R.I. naar voorpostenstrook vorderde. Het vijandelijk artillerievuur dat van voorpostenstrook op hoofdweerstandsstrook was verlegd duurde den geheelen nacht voort. Vooral Rhenen moest het toen ontgelden. Het verkeer door deze stad was zeer moeilijk. Herhaaldelijk sloegen artillerieprojectielen (meestal granaatkartetsen) in. Verscheidene huizen raakten in brand. Bij mijn nachtelijken tocht met II-19 R.I. door Rhenen moest door dit alles met groote afstanden tusschen de onderdeelen en zelfs tusschen de manschappen worden gemarcheerd en herhaaldelijk langs de huizen dekking worden gezocht. Mijn toespraak (zie boven) moest daardoor vaak worden afgebroken en menigmaal worden herhaald. Onze artillerie beschoot dien dag ook nog vijandelijke artillerie-opstellingen nabij Anna Hoeve, aan Grebbedijk. (Noord van veer naar Opheusden en Westrand van Wageningen).

Zondag 12 Mei.
 
Zie aanteekeningen. Op last Commandant IIe Legerkorps moest door het personeel III-8 R.I., dat terug was gegaan uit de voorpostenstrook, getracht worden vijand voor Grebbe terug te gooien. Deze actie werd als volgt opgezet met bedoeling haar den volgenden dag uit te voeren.
Commandant IIe Legerkorps beval echter de actie op dienzelfden dag.


Dit moet zijn Brigade A.
Het is onjuist hier geen krachtige steun van de onderneming door de divisie-artillerie in te schakelen.
II-19 R.I. had volgens latere mededeeling van den Divisiecommandant slechts weinig aan gevechtskracht ingeboet door de mislukte onderneming van den afgeloopen nacht.
In Werkhoven zat een deel van de D.T. Het ligt zeer zeker niet op den weg van den Divisiecommandant persoonlijk er op uit te gaan om aldaar wapens voor het personeel van III-8 R.I. te gaan verzamelen. Dientengevolge was hij niet op zijn commandopost, toen de vijand in de frontlijn binnendrong, en zijn aanwezigheid op de commandopost zóó noodig werd geacht, dat Chef van den Staf IVe Divisie hem verzocht onmiddellijk te komen.
Dit detachement heeft de Grebbesluis niet meer kunnen bereiken.
Deze boomgaard was in het geheel niet opgeruimd, dit had, met terzijde stelling van ander werk, in den loop van 10 Mei onvoorwaardelijk moeten en ook kunnen gebeuren.
Troepen III-8 R.I. zullen bij Elst door Torpedisten aan boord worden genomen en geland West van steenbakkerij. Landing wordt gesteund door Freyr, een stuk 7 veld A.M. (Aangepast Model) en een Mitrailleurcompagnie (M.C.) van Brigade B. opgesteld van Westrand Opheusden tot viersprong Kunstwegen 1000 meter West daarvan.
II-19 R.I. (minus een compagnie) gereed houden om bij eventueel succes voorpostenstrook te bezetten.
Divisiecommandant persoonlijk naar Plantage Willem III, waar de deelen van III-8 R.I. waren verzameld, om verbanden te ordenen en personeel toe te spreken. Daar een groot gedeelte van dit personeel wapens en uitrusting kwijt was, ging Divisiecommandant per auto persoonlijk naar Werkhoven om mitrailleurs, geweren enz. enz. voor deze troep te halen. Hiermede, tot bericht kwam om onmiddellijk op de commandopost te komen, bezig geweest.
Inmiddels was vijandelijke beschieting reeds vroeg 2.00 à 2.30 uur ingezet op Oostrand Grebbeberg en langdurig volgehouden.
Deze langdurige hevige artilleriebeschieting maakte zeer grooten indruk op den troep.
Te X. uur werd het vuur Noordwaarts verlegd en aanval op Grebbesluis ingezet; aanvankelijk tusschen Heimersteinschelaan en Kunstweg Grebbe / Rhenen.
In vak II-8 R.I. hield bezetting volledig stand. Op het bericht dat door de troepen van I-8 R.I. in voorste lijn met witte vlaggen werd gezwaaid, werd het detachement Militaire Politie bevel gegeven zich naar de Grebbesluis te begeven en een ieder neer te schieten, die een dergelijke vlag durfde vertoonen.
Door het niet volledig opruimen van de boomgaard voor het Hoornwerk was het mogelijk, dat de troep beschoten werd door in de boomen opgestelde schutters.
Majoor Jacometti's persoonlijke indruk was, dat deze schutters scherpschutters waren en allereerst de bedieningsmanschappen van de mitrailleur wegschoten. Zeer vaak werd in de schietgaten geschoten, zoodat het personeel daar gauw buiten gevecht was gesteld. Voor de stoplijn was de voorwaartsche actie gestopt, aangezien Commandant 8 R.I. meldde slechts met zwakke afdeelingen te maken te hebben werden de volgende maatregelen genomen:
De rest van III-11 R.I. was ingedeeld voor bewaking van munitiemagazijn (1 compagnie, versterking van de stafwacht van IIe Legerkorps, enz.). a) III-11 R.I. (sterk anderhalve Tirailleurcompagnie en 1 Mitrailleurcompagnie) versterkt stoplijn in het vak I-8 R.I.
b) Een compagnie van II-19 R.I. ter beschikking Commandant I-8 R.I. voor tegenstoot Heimersteinschelaan.
c) Veel later, het was reeds duister, een eskadron van 4 R.H. (Van Pallandt) tegenstoot Zuid van Kunstweg Rhenen / Grebbe.
De onderneming, vermeld op blz. 8 en waarbij II-19 R.I. ook zou optreden, is uiteraard niet doorgegaan, aangezien zij doorkruist werd door het binnendringen van den vijand, in de hoofdweerstandsstrook.

Zie de door mij bijgevoegde verklaring van den Kapitein Gelderman van de Koninklijke Marechaussee.
d) II-19 R.I. (minus een compagnie) kreeg opdracht de spoorlijn tot kilometerpaal 25 (plaats Divisiereserve) te bezetten.
Later kwam I-24 R.I. ter beschikking. Dit werd nog opdracht gegeven achter deze tegenstoot op te rukken om bij eventueel slagen de frontlijn onmiddellijk weer te bezetten.
Gedurende deze actie meldde zich de kapitein der Koninklijke Marechaussee Gelderman bij mij, met eenige tot dat Korps behoorende wachtmeesters en korporaals. Hij deelde mij mede van Commandant IIe Legerkorps opdracht te hebben de ingezette tegenstoot moed in te spreken en te inspireeren. Ik liet hem voor dit doel door Rhenen en Oost daarvan à cheval van den Kunstweg oprukken, om zich bij de voorwaarts oprukkende troepen aan te sluiten.

 
Dit waren deelen van de bezetting van de stoplijn van II-8 R.I., deze bezetting was niet sterk genoeg om daaraan, zonder ernstig risico, troepen te onttrekken ter deelneming aan een tegenstoot.
Tegenstoot langs Heimersteinschelaan had aanvankelijk succes en naderde de frontlijn. Hieraan namen tevens deel op eigen gezag delen van II-8 R.I., onder persoonlijke leiding van Majoor Jacometti (Commandant II-8 R.I.), die volgens berichten hierbij sneuvelde.
Op het oogenblik, dat om zoo te zeggen mocht worden aangenomen, dat de tegenstoot succes had gehad, vloeide de bezetting in het vak van II-8 R.I. (hetzij door het sneuvelen van den Bataljonscommandant, hetzij om andere redenen) terug, hetgeen tot gevolg had, dat ook de tweede lijn terugweek. Aanvankelijk hield de stoplijn stand, doch viel spoedig v.w.b. Noord van Levendaalscheweg.
De frontlijn was intusschen gedeeltelijk van Zuid naar Noord opgerold; enkele gedeelten waren nog in eigen hand. De tegenstoot verloor hierdoor haar beteekenis en vloeide terug.
I-24 R.I., dat voor doel, zie boven, bezig was het viaduct te passeeren, kreeg toen opdracht terug te gaan achter den spoorweg, om zoodoende de Westrand spoorbaan (daar diep ingesneden) te samen met Divisiereserve veilig te stellen.

 
 
Zie echter de door mij bijgevoegde verklaring van den Kapitein der Koninklijke Marechaussee Gelderman.

Zie aanteekeningen.
Op verzoek van Commandant 8 R.I. werd van I-24 R.I. een sectie Infanterie plus 1 sectie Zware Mitrailleurs ter beschikking gesteld van Commandant 8 R.I., daar deze bericht ontvangen had, dat Noordoost van de commandopost 8 R.I. richting Kruiponder Duitsche troepen waren doorgedrongen. Kapitein Hulleman stond bij het viaduct om deze troepen in ontvangst te nemen en te brengen naar commandopost 8 R.I. Tezelfdertijd werden de troepen beschoten uit de bovenverdieping van de huizenrij Oostzijde spoorbaan bij viaduct. Gedurende deze geheele actie werd niet op de Grebbeberg geschoten. Legerkorpsartillerie (L.K.A.) sloot af de toegang tot de Grebbe. Divisie-artillerie (D.A.) nam verkende artillerie-opstelling voor de Grebbe onder vuur. De stoplijn Zuid van Levendaalscheweg tot den Rijn handhaafde zich.
Zie verklaring Kapitein van de Koninklijke Marechaussee Gelderman. Gedurende den laten namiddag en avond kwam vijand in contact met spoorlijn, van kilometerpaal 25 tot Achterberg was inmiddels bezet door II-11 R.I. (op rijwielen).
In mijn commandopost meldden zich dien avond twee ordonnansen van Commandant 8 R.I. Zij deelden mede, dat de commandopost van Commandant 8 R.I. omsingeld was.
Alle verbindingen waren verbroken. Zij brachten mij op bevel van Commandant 8 R.I. het vaandel van het regiment. Dit wordt sindsdien door mij bewaard (Zie bijlage II).
Inmiddels bericht ontvangen, dat belangrijke versterkingen op komst waren.
Tegenaanval zou door deze ondernomen worden, namelijk 29 R.I. en I-20 R.I.

 
Dit was blijkens verklaring van een der officieren van Staf IIe Legerkorps die door mij naar Commandant IVe Divisie was gezonden, ten pl.m. 19.30 uur.

Was reeds eerder bij Commandant IVe Divisie bekend, hij vermeldt dit bataljon trouwens zelf 9 regels hooger. Commandant IVe Divisie had zelf de bestemming van dat bataljon bepaald, Legerkorpscommandant had volstaan het hem ter beschikking te stellen, zie Dagboek Commandant IIe Legerkorps.

Was natuurlijk een tegenaanval. Zie aanteekeningen.
Voor versterking spoorlijn en Noordoost naar Achterberg gerichte grendelstelling waren toen - boven en behalve de organiek aangewezen Divisiereserve - ingezet 4 R.H.; I-24 R.I., II-11 R.I. (van kilometerpaal 25 tot Achterberg). In den avond van dienzelfden dag kwam op de commandopost IVe Divisie Commandant Brigade B. Van hem werd vernomen, dat deelen van zijn brigade als versterking op marsch waren, namelijk II en III-24 R.I. en 11 G.B. Tevens vermeldde een even later van Commandant IIe Legerkorps ontvangen mededeeling, dat een bataljon der IIe Divisie (I-20 R.I.) nabij Trekpot ter beschikking zou komen en dat II-11 R.I. in opmarsch was om de grendellijn kilometerpaal 25 (spoorbaan Amersfoort - Rhenen) - Achterberg te bezetten.
De bedoeling van Commandant IIe Legerkorps was aanvankelijk om door een stoot West-Oost à cheval van de straatweg Rhenen - Wageningen het verloren terrein te hernemen. Waar het aanvalsterrein, door bijvoorbeeld het diep ingesneden zijn van de spoorweg en de in die insnijding door ons aangebrachte prikkeldraadversperringen, minder geschikt is voor een eenigszins groot opgezette tegenstoot werd, nadat Commandant IIe Legerkorps hiervan telefonisch overtuigd was, toegestaan om zelf de tegenstoot te organiseeren. Aldus besloot ik die stoot in te zetten met 4 Bataljons (drie van Brigade B., hierboven genoemd) en 1 van IIe Divisie (eveneens zie boven). De troepen zouden voor wat die van Brigade B. betreft en die met auto's uit Amerongen werden aangevoerd, rusten in het boschterrein (vt. 166 - 444 en 166 - 443) nabij horizontaal 444. Zij zouden zich zoodanig met de voorste afdeelingen in begroeide perceelen Noord-Oost van Poort (vt. 168 - 443) gereed stellen, dat te 4.30 uur (13 Mei) met 2 bataljons in voorste lijn kon worden opgerukt in Zuidoostelijke richting. Rechtervleugel langs spoorbaan tot knik Noord van kilometerpaal 25 en vandaar richting kilometerpaal 110 (kunstweg Rhenen - Wageningen).
Het aanvalsterrein is tenslotte door Commandant IVe Divisie meer naar links genomen dan op grond van de telefonische bespreking tusschen Commandant IVe Divisie en Commandant IIe Legerkorps door mij mocht worden verwacht. Thans werd de tegenaanval ondernomen over een terrein, dat uit de richting Wageningen geheel was in te zien en moest dus gerekend worden op krachtige bestrijding daarvan door vijandelijke artillerie.

Taak van het 2e bataljon in reserve: herneming van de frontlijn bij Kruiponder en dekking van de tegenaanval tegen ondernemingen van den vijand tegen onze eigen linkerflank. Dit bataljon kwam eigenlijk te laat, zoodat deze taak werd overgenomen door één compagnie van het andere bataljon in reserve. Zie dagboek en gevechtsbericht I-20 R.I.
Het rechterbataljon in reserve zou bij kilometerpaal 25 Zuidwaarts aangeleund aan spoorbaan blijven voortrukken aldus het terrein Oost van spoorweg zuiverende. Als 2e bataljon in reserve werd het bataljon der IIe Divisie aangewezen. De tegenstoot werd opgedragen aan Luitenant-Kolonel Land, terwijl I-20 R.I. (van IIe Divisie) werd aangevoerd door Luitenant-Kolonel de Ridder, Commandant 22 R.I. (Zie bijlage III).
Na het volbrengen van deze opdracht zou I-24 R.I. nogmaals voorwaarts rukken om de frontlijn (van 8 R.I.) te bezetten. Bovendien had ik plan de intusschen aangekomen, doodvermoeide en daarom voor rust in reserve gehouden beide bataljons, onder bevel van Reserve Luitenant-Kolonel J. Smit, zoo noodig voor verstevigen van de frontlijn en wellicht verdere doeleinden te benutten. (waren bataljons van 24 R.I.)

Maandag 13 Mei.

Genoemde tegenstoot kon door het veel te laat ter plaatse komen van de troepen van Brigade B. en door vermoeidheid dezer troepen (geen eten gehad) eerst te 7.30 uur worden ingezet.
Van waarnemingspost van 8 R.A. en van den uit mijn Staf medegegeven officier kwamen achtereenvolgens de berichten binnen:
Deze berichten hadden, blijkens nadere toelichting, betrekking op eigen infanterie, met andere woorden de tegenaanval was in gang, doch vorderde slechts bedenkelijk langzaam. 1e. ongeveer 10.00 uur sterke infanterie-afdeelingen rukken op Oost van spoorbaan Amersfoort - Rhenen. Zij zijn momenteel ter hoogte van kilometerpaal 25.5 aan den spoorweg.
2e. ongeveer 11.45 uur infanterie is gevorderd tot even ten zuiden van kilometerpaal 25.
3e. ongeveer X uur infanterie rukt op voorlangs (dus Oost) van Divisiereserve.
Dit waren vrijwel zeker troepen uit de grendelstelling (van 11 R.I.); de tegenaanval zelf was toen echter ook reeds mislukt, doch dit was niet bekend.
Zie aanteekeningen.
4e. ongeveer 13.00 uur groote infanterie-afdeelingen vloeien Noord van kilometerpaal 24 Westwaarts af over den spoorweg.
Artillerie Ie Afdeeling en deel IIIe Afdeeling vernageld.
5e. Wielrijders (van 4 R.H. vermoedelijk) gevolgd door "horden" infanterie trekken Westwaarts terug (Zie verder Bijlage IV).
Neen, door dat genoemd onder 4e. Door dit laatste bericht was de onderstelling gewettigd, dat de tegenstoot niet het gewenschte succes had.
Toch gaf ik Commandant III-8 R.A., van wien het laatste bericht afkomstig was nog opdracht gewapenderhand de vluchtenden naar het gevechtsterrein terug te drijven. In dit verband vestig ik de aandacht op Bijlage V.
Intusschen was mij des morgens - ik meen te 8.00 uur - telefonisch namens Commandant IIe Legerkorps medegedeeld, dat te ongeveer 11.00 uur Engelsche bommenwerpers een aanval zouden doen op het terrein West van de Grift.
Onjuist, niet West van de Grift, maar op de Grift (lijn Grebbe - Kruiponder, zie dagboek Commandant IIe Legerkorps, 8.40 en 8.50 uur). Ik heb dit niet alleen ontraden, maar ook als onmogelijk voorgesteld omdat dan juist de aldaar nog opgestelde troepen van 8 en 19 R.I. en bovendien de ten tegenstoot oprukkende afdeelingen van Overste Land zouden getroffen worden.
De plaats van deze vijandelijke batterij berustte op de melding van één waarnemingspost van de Divisie-artillerie en was dus dermate onnauwkeurig dat deze melding nagenoeg geen waarde had. Ik verzocht den aanval op het terrein Oost van de Grift te leggen en vooral ook niet te vergeten de vijandelijke artillerie die gepeild was nabij Nol in 't Bosch (Noord van Renkum).
Deze artillerie, die buiten bereik onzer eigen artillerie stond, berokkende ons groote schade en vele verliezen.
Ik heb later vernomen, dat dit geschut van 15 en 21 centimeter zou zijn geweest.
Het bericht, dat wij gesteund zouden worden door Engelsche bommenwerpers, liet ik naar voren bij de in stelling zijnde troepen verspreiden ter aanmoediging.

 
Fout van Regimentscommandanten en lagere commandanten en niet het minst van de geringe gevechtswaarde van de troep, die niet doordrongen was van den vasten wil, munitie en levensmiddelen onder alle omstandigheden naar den strijdenden troep te brengen.
Commandant IVe Divisie had langzamerhand troepen ter sterkte van de infanterie van een divisie erbij gekregen!
Dit is reeds pl.m. 9.00 uur gemeld door Artillerie Meet Compagnie (A.M.C.) en reeds lang "hernomen".
De sedert dien verkregen inlichtingen maken het practisch gesproken zeker, dat er van een overmeestering van de Koerheuvel door den vijand geen sprake is geweest. Niemand kon verklaren, er vijand gezien te hebben!
Na het telefonisch onderhoud over den Engelschen bomaanval, verzocht ik den Generaal Harberts persoonlijk te spreken. Ik deelde den Legerkorpscommandant mede, dat de tegenstoot nog vorderde, doch dat de daaraan deelnemende troepen evenals die welke van het begin van den oorlog af onder mijne bevelen stonden dood vermoeid waren. Dat verder de aanvoer van eten bij de strijdenden te wenschen overliet, zoodat sommigen in 40 uur niets te eten hadden gehad.
Ik verzocht daarom de toezegging, dat wij dien avond zouden worden afgelost. De Generaal kon mij deze niet geven, waarop mijn laatste woorden waren:
"Dan houd ik het niet".
's Middags te ongeveer 13.00 uur bereikte mij het bericht, dat de Koerheuvel in 's vijands handen was gevallen en door ongeveer 30 man was bezet. Hierop werden, met een Sectie van II-19 R.I. als bewaking der commandopost, maatregelen genomen ter verdediging van die post.
Aan Commandant III-24 R.I., die zich als reserve in de nabijheid van den Koerheuvel bevond, werd opgedragen dit belangrijke punt te hernemen. Aldus is geschied.
Intusschen was de telefonische gemeenschap met Commandant 19 R.I. verbroken. Personeel der Verbindingsafdeeling werd uitgezonden ter herstelling.
Er blijkt niemand te zijn, die kan verklaren, dat hij den vijand nabij de commandopost heeft gezien. Zie ook verklaring Kapitein der Koninklijke Marechaussee Gelderman. Naar mijn overtuiging is ook dit bericht volkomen uit de lucht gegrepen.

Zie aanteekeningen.

Hoe op dat oogenblik de toestand bij 19 R.I. was is niet meer ter sprake gekomen.

Ik begrijp deze opdracht niet, III-24 R.I. was volledig ter beschikking van Commandant IVe Divisie, zijn taak was de hoofdweerstandsstrook te houden c.q. te hernemen, niet om stellingen bij Elst te gaan innemen of voorbereiden.
12 M.C. moet zijn 10 M.C.

10 en 20 M.C. zijn eerst ter beschikking gesteld van Commandant IVe Divisie (en wel te Elst), toen de troepen aan de spoorweg terugvloeiden en dus van inzetten aan de Grebbe geen sprake meer kon zijn (Was toen bij Commandant IIe Legerkorps nog nie bekend.) Een dier compagnieën (ik meen 20 M.C.) kwam eerst zeer laat te mijner beschikking.
Te ongeveer 15.00 uur bereikte mij het bericht, dat onze troepen ondanks alles Westwaarts terugvloeide en dat de Duitschers tot ongeveer 300 meter van mijn commandopost waren genaderd.
Enkele manschappen van de bewaking der commandopost werden gewond binnengebracht.
Van den Divisie-artilleriecommandant (D.A.C.) kreeg ik bericht, dat de Divisie-artillerie de vuurmonden op bevel der ondercommandanten onbruikbaar maakte.
Teneinde omsingeling te ontgaan, besloot ik daarop mijn commandopost te ontruimen en te Elst te trachten de terugtrekkende troepen op te nemen. Commandant 19 R.I. met wien juist weer contact was verkregen, Verbindingsafdeeling 4 C.P. werden ter zake onderricht. II-19 R.I. bleef aan den spoorlijn; Artillerie werd eveneens onderricht. Mijn bedoeling om zoo spoedig mogelijk naar Elst te gaan was een gevolg van het feit, dat ik 's morgens aan Commandant III-24 R.I. opgedragen had om in den Oostrand van dit dorp een stelling te verkennen, bestemd voor zijn troepen en nog twee mitrailleurcompagnieën 12 en 20 M.C.
Deze mitrailleurcompagnieën stelde Commandant IIe Legerkorps mij 's morgens voor dit doel ter beschikking. Ik wilde nu die stelling door de terugtrekkende troepen doen innemen. Mijn Chef van den Staf bleef achter aan de Stokweg en regelde aldaar het teruggaan der troepen en vooral der voertuigen. Gedurende mijn tocht van commandopost naar Elst passeerde ik behalve veel terugtrekkende troepen ook zeer veel voertuigen. De vijandelijke vliegtuigen deden hierop eenige malen een aanval met mitrailleurvuur. Dankzij de opkomende regen en de nevel staakten zij daarna hun aanvallen. Teneinde een paniek onder de voertuigen te voorkomen, gaf ik bevel aan de passeerende treinen om rustig met groote afstanden Westwaarts af te marcheeren, daarbij goed rechtshoudende. Aldus hoopte ik veel materiaal voor de weermacht te behouden.
Onjuist: Kapitein Leezer was door mij uitgezonden om aan Commandant IVe Divisie op te dragen, tot elken prijs stand te houden en wel aan den spoorweg, zulks in verband met den in gang zijnden tegenaanval waarvan mij op dat oogenblik niet anders bekend was dan dat deze langzaam vorderde.
Toen Kapitein Leezer nabij Oostrand Elst kwam, vond hij daar niet Commandant IVe Divisie, doch Chef Staf IVe Divisie met eenige officieren van Divisiestaf en werd hem medegedeeld, dat commandopost Commandant IVe Divisie verlaten was, en standhouden aan de spoorweg niet meer mogelijk was; Kapitein Leezer, bekend met mijn inzichten, heeft toen uit eigen initiatief namens mij opdracht gegeven dan in elk geval stand te houden in Oostrand Elst. Hij is vervolgens teruggegaan om Commandant IVe Divisie te zoeken en vond dezen kort West van Amerongen, bezig persoonlijk de bewegingen der treinen te ordenen, iets wat zeker op dat oogenblik geen taak voor den Divisiecommandant was. Dat treinen niet verder terug mochten dan Oostrand Leersum, paste in mijn bevel standhouden Oostrand Elst, moesten de treinen natuurlijk ook verder terug.

Hier wordt gedoeld op terugvloeiende troepen, die Elst reeds in Westelijke richting gepasseerd waren.
Te Elst vervoegde zich bij mij Kapitein Leezer van IIe Legerkorps, die mij mededeelde, dat het den wensch van Commandant IIe Legerkorps was, dat de terugtrekkende troepen zouden stand houden bij de Oostrand van Elst en dat de treinen niet verder terug mochten dan tot de Oostrand van Leersum.
Met het eerste was reeds een aanvang gemaakt. Tegen het tweede opperde ik bezwaren in verband met de colonne-lengte. Ik gaf te kennen, dat de treinen minstens tot Oostrand Doorn terugmoesten. Hiermede stemde Kapitein Leezer in.
Na organisatie der verdediging in de Oostrand van Elst, waarbij eenige officieren van mijn Staf mij te zijde stonden, verplaatste ik mij naar Oostrand Amerongen, teneinde de troepen, die Elst bij mijn komst aldaar reeds gepasseerd waren, op te vangen en op Elst terug te zenden.
Te Amerongen vernam ik, dat een bataljon wielrijders mij ter versterking was gezonden. Ik wilde hiermede toen als 2e stelling Oostrand Amerongen bezetten en daarmede later naar omstandigheden verder handelen.
Eenigen tijd daar zijnde, meldde zich de Kolonel Nijland, Commandant Brigade B., die mij mededeelde, dat onderdeelen van zijn Brigade in opmarsch waren. In overleg werd toen besloten de terugvloeiende troepen nabij Elst in te zetten en zoo mogelijk nog Oostelijker. Het overgebleven gedeelte der Divisie-artillerie en een gedeelte van I-16 R.A. werden in stelling gebracht.
Bij dit onderhoud was de Reserve Luitenant-Kolonel J. Smit aanwezig - geheel alleen zonder troepen of hem toegevoegd personeel. Overste Smit heeft de terugvloeiende troepen groepsgewijze onder een nieuw aangewezen commandant mede helpen terugzenden.
Kort na mijn vertrek uit Elst arriveerde daar mijn Chef van den Staf, die aldaar de weerstand verder organiseerde in 4 achter elkaar gelegen lijnen, te weten:
1. Snijpunt autoweg: 4 R.H.
2. Kunstweg naar Veenendaal
3. Pontveer
4. Westrand Elst.
Tactisch onjuist. Het kwam er daar op aan, één lijn (natuurlijk met eenige diepte) als achterhoede stelling in te nemen en die zoo krachtig mogelijk te bezetten onder herstel van verband en encadreering. Eerst wanneer die bezetting in orde was, en er waren dan nog meer troepen beschikbaar, dan kon worden gedacht aan een 2e lijn.

"Daar de verwarring werd vergroot...": dit is niet opgehelderd.

In geen geval hadden treinen terug gezonden mogen worden; aanhouden en opstellen met front West tot de toestand voor Commandant Brigade B. zou zijn opgehelderd.

Zie aanteekeningen.
De bezetting van deze lijnen was evenwel samengesteld uit dermate gedesorganiseerde en dooreengevloeide onderdeelen, dat mijn Chef van den Staf na deze weerstand te hebben doen organiseeren, zich bij mij heeft gevoegd met de mededeeling, dat deze toestand onhoudbaar was en tot drama's aanleiding moest geven.
Daar de verwarring werd vergroot, omdat Commandant Brigade B. bij Oostrand Amerongen blijkbaar opdracht had gegeven alle terugtrekkende troepen (ook treinen) terug te zenden en deze troepen en treinen als gevolg hiervan op den smallen kunstweg Elst - Amerongen samen balden, zond ik mijn Chef van den Staf naar Commandant IIe Legerkorps om dezen ter zake in te lichten en nadere orders te ontvangen.
Te Amerongen (Oostrand) ontving ik te pl.m. X uur het bericht, dat terug moest worden getrokken in de Vesting Holland en dat mijn Stafkwartier te IJsselstein moest worden gevestigd.
Ik heb toen die terugtocht zooveel mogelijk geregeld en die regeling door een officier van mijn Staf aan de troepen doen weten. De onmogelijkheid om ons in de stelling te handhaven, vindt naar mijn mening oorzaak in de volgende feiten:
a) het niet beschikken over verdragende artillerie waardoor het den vijand mogelijk was ons onder vuur te nemen en te houden, zonder dat wij er iets tegen konden doen.
b) Het algeheel ontbreken van steun door vliegtuigen
c) De onvoldoende geoefendheid van den soldaat, zoowel individueel als werkende in eenigszins grooter verband.
d) Het verraad onder eigen troepen, door militairen, burgers en wellicht van parachutisten. Dit was zoodanig, dat men elk een in zijn omgeving moest wantrouwen. De valsche berichten en mededeelingen waren meeral niet te controleeren.
e) De dikwijls onvoldoende leiding van dienstplichtige onderofficieren, terwijl ook het kader tekort noodlottige gevolgen heeft gehad.
f) Het tekort aan reserve-officieren
g) Het weinig zelfstandig handelend optreden door reserve-officieren, die in deze omstandigheden vaak apatisch stonden toe te kijken en die alleen handelden wanneer opdrachten werden verstrekt. Zij konden blijkbaar niet handelen wanneer de werkelijkheid niet overeenstemde met vroeger geleerde schema's.
h) De bevelen, die door de Officieren van het Stafkwartier rechtstreeks aan soldaten werden gegeven werden oogenblikkelijk uitgevoerd. In dien zin was er van een paniekstemming geen sprake. Alleen een horde schapen, die momenteel geen herder had.

De Kolonel,
Divisiecommandant,
(w.g.) A. van Loon.

Voor eensluidend afschrift,
De Kapitein der Grenadiers,
(w.g.) M.R.H. Calmeijer.
18-12-'40.

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument 1
(PDF, 22.70 MB)
Download brondocument in PDF-formaat Brondocument 2
(PDF, 9.46 MB)
Download brondocument in PDF-formaat Brondocument 3
(PDF, 1.64 MB)