Verslag van sergeant Th.G. de Kok


  Weledelgestrenge Heer,

Klik hier voor een uitvergroting
Kazemat S17 langs de Heimersteinselaan in het najaar van 1999
  Naar aanleiding van Uw schrijven geef ik hier het volgende verslag.
  Ik was sectiecommandant, 4e sectie van M.C.-I-8 R.I.
  Mijn C.C. was de kapitein T .Dales.
  De onder mijn bevelen staanden waren de navolgende dpl. sergeanten:
  P. Polderman, A. Niehus, H. Oosterink, H. Hofs en D. Nijholt en de volgende dpl. korporaals:
  J. Wentink, Thieme, Dales, hierna nog enkele dpl. soldaten:
  P. Dijken, P. Somsen, G. v. Dam, J. Willemsen, P. Hommersom, Hengeveld, E. Friezen, W. Saenen, W. Weggelaar.
  Wanneer U nog meer namen wenscht wil ik daar gaarne aan voldoen.
  De opstelling bevond zich op den Heimersteinselaan en bestond uit 1 stekelvarken (S17) en 1 koepel (B18). In het stekelvarken waren twee mitrailleurs daar er nog 1 koepel gebouwd moest worden.

  Op 10 Mei bezetten wij in de vroegte onze stelling en werd alles tot het gevecht in gereedheid gebracht. Die dag verliep zonder dat we behoefden op te treden. Wij gebruikten dien dag om ook nog enkele hindernissen die in ons schootsveld lagen op te ruimen en om munitie, water en levensmiddelen te halen.
  De stukscommandanten hadden opdracht om de voorbereide vuren te controleeren en met de manschappen te oefenen.
  Vrijdagsnacht opende enkele onderdeelen om ons heen het vuur. Daar ik geen opdracht gaf om te vuren kregen de manschappen een weinig angst, want de gedachten waren opgekomen, dat de vijand reeds zoover was doorgebroken. Wij stelden een onderzoek in waaruit bleek, dat er niets aanwezig was in het voorterrein, om het moreel van de manschappen goed te houden liet ik enkele vuurstooten afgeven even voor onze stelling maar alles rondom ons bleef vuren.
  De Zaterdag verliep ook zonder dat wij op moesten treden, wij ontvingen wel dicht in de buurt van onze opstelling hevig artillerievuur. Die dag werd ook weer gebruikt voor munitie- en levensmiddelenaanvoer.
  Ik trachtte dien dag een enkele mededeeling omtrent den toestand en het verloop der strijd te krijgen, wat mij niet gelukte.

Klik hier voor een uitvergroting
De stelling (kazemat 17 en 18) van De Kok (commandant 4e sectie M.C.-I-8 R.I.) is aangegeven in rood
  Zondag 12 Mei werd de dag dat we op moesten treden, echter pas tegen den middag. Wij zagen de eerste vijandelijke patrouilles doorbreken op een afstand van 1200 meter, die uit de richting Kruiponder zich in de richting van Achterberg begaven.
  Nu was alles om ons heen zoo goed als stil alleen volgens ons vastgesteld, werd er van af de stoplijn nog vuur afgegeven.
  Behalve de sectie infanterie die op de rechtervleugel van onze stelling tot beveiliging zat en het stuk van de sectie van Lt. Londo, dat onder aan het kruispunt Cuneraweg-Heimersteinschelaan zat was er voor zoover wij konden vaststellen niet veel meer aanwezig. We openden het vuur. Ik liet een ordonnanspatrouille naar den Lt. Londo gaan, om te zien en te vragen of dat stuk nog intact was en nog deel kon nemen aan het gevecht. De Lt. Londo kwam zelf meer naar onze opstelling om zich van de toestand waarin wij ons bevonden te overtuigen. De bedrijvigheid in het voorterrein werd steeds groter maar door het steeds aanhoudende vuren werd het oprukken van den vijand zo goed als stop gezet, toch werd de toestand voor ons ernstiger want we kregen nu ook af en toe een enkel schot van achter ons vandaan. Wij dachten eerst dat het vuur van eigen was, omdat achter ons een onderdeel van de compagnie van den Kapitein Collette hun stelling bezette, maar later bleek dat dat onderdeel daar niet meer aanwezig was.
  Ik stuurde nog een patrouille weg naar de cp. om inlichtingen en gegevens omtrent de toestand, ik liet ook mededelen dat wij enkele schoten van achteren ontvingen en dat wij vermoedden dat de vijand achter ons was doorgebroken. Ik kreeg als antwoord, dat ik de stelling moest blijven bezetten en het vuur dat we van achteren ontvingen van eigen troepen was, die over ons heen vuurden.
  Wij bleven voortdurend optreden in het voorterrein, maar zagen wel in dat het zoo verkeerd moest lopen omdat het vuren van achteren steeds heviger werd en wij dan ook nu vast overtuigd waren, dat de vijand achter ons was doorgebroken.
  De Lt. Londo had de manschappen van zijn eenige nog in tact zijnde stuk in onze stelling verzameld. Er werd een beslissing gezocht door den Lt. Londo, de commandant van de infanteriesectie en door mij en nog meerdere onderofficieren hoe te handelen. Onze mitrailleurs omdraaien ging niet en de enkele geweer- en karabijnschutter, die tegen de borstwering stond opgesteld was daar tegenover machteloos en de vuurkracht was nodig in het voorterrein. Een tegenaanval was onbegonnen werk en daarom zat er niets anders op dan ons over te geven. Wij hadden toen om een beslissing te nemen weinig tijd want kort hierna werden wij door een sterk vijandelijk onderdeel, dat achter ons doorgebroken was, overrompeld. We werden bestookt met handgranaten en mitrailleurvuur. We werden rondom beschoten en waren totaal machteloos, de witte vlag werd omhoog gestoken en we gaven ons over en dat was op den 1e Pinksterdag, 's avonds omstreeks 21.00 uur.

  Op den 13e Mei werden we afgevoerd als krijgsgevangenen en kwamen nog op den straatweg Rhenen-Wageningen onder eigen artillerievuur te liggen. Van Wageningen werden we per auto vervoerd naar Arnhem en vandaar uit naar Duitschland.
  Omtrent het optreden van den Lt. Londo als commandant van de 1ste sectie kan ik heel weinig meedeelen, omdat ik daar maar van zeer korte momenten getuige ben geweest. Wat ik echter gezien heb was volgens mij het juiste optreden wat van een commandant verwacht wordt.
  Ik had als opdracht van mijn C.C. gekregen, om mijn kapitein per telefoon van onzen toestand op de hoogte te houden, waardoor ik mij dan bij de sectie van den Lt. Londo moest vervoegen, daar ik vanuit onze stelling niet met de cp. verbonden was. De stukken der sectie van den Lt. Londo lagen ver uit elkander zoodat het commando voeren over die stukken vooral onder het hevige artillerievuur niet meeviel, maar ik heb geconstateerd, dat de Lt. Londo steeds van het eene stuk naar het andere liep om opdrachten en commando's te geven en zich van den toestand en het moreel van zijn manschappen te overtuigen. Verder kan ik U omtrent den Lt. Londo geen andere mededeelingen of gegevens doen.
  Ik hoop dat ik aan Uw opdracht voldaan heb en teeken met de meeste hoogachting,

Uw dw. dr.
Th. G. de Kok.

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument
(PDF, 4.37 MB)