Verslag van vaandrig H.H. Elzas

Den HoogEdel Gestr. Heer
Overste V.E. Nierstrasz
Den Haag.

-------------------------------------------

  Hoogedel Gestrenge Heer,

  Naar aanleiding van Uw circulaire d.d. 10 Januari, doe ik U hierbij toekomen een verslag van mijn belevenissen tijdens de oorlogsdagen van 9-13 Mei 1940. De tijden zijn volgens mijn beste weten opgegeven; ik kan natuurlijk niet de juistheid garandeeren.

  Te 24.00 uur Donderdag 9 Mei komt de order: Om 5 uur moet graad van gevechtsvaardigheid 3 volkomen zijn bereikt. Ik geef den soldaat Joosten J. opdracht om 4.00 uur op het pleintje te zijn met dpl. Eysink J. in volledig tenue, teneinde mij naar de Cp. van de Cie. te vergezellen. Evenwel verschijnt in plaats van Eysink de dpl. Kloppenburg die hoewel hij dagelijks naar Utrecht moet voor een behandeling aan zijn vinger, zijn vriend niet alleen wil laten. Te ca. 4.40 uur komen wij bij de Commandopost. Er vliegen veel machines, waarop wordt geschoten. Na de afsluiting van de Cp. gecontroleerd te hebben, heb ik deze geopend, en de beide soldaten als posten uitgezet. Eenige minuten later komen de verbindingsmenschen, die de verbinding met II-8 R.I. tot stand brengen. Naar ik meen komt te 4.50 uur het bericht van den oorlogstoestand door. Te 6.30 uur is de Cie ter plaatse en ga ik naar mijn sectie. De soldaat Reuvers A. die "kwartierziek te bed" ligt, is meegekomen, "want dat wil ik toch zeker niet missen". Later heb ik aan den C.C. medegedeeld, dat de verbinding met mijn rechtergroep te moeilijk is voor goede bevelvoering, waarna het commando hierover wordt overgedragen aan Luitenant Rentjes. Ik heb dus nu nog slechts 2 groepen. Sergt. Hulscher wordt mijn opvolger. Dien dag hebben wij verder aan de stellingen gewerkt en de mitrailleurs geprobeerd. Eén weigert, doch wordt hersteld. Munitie en handgranaten worden ontvangen; er zijn alleen aanvalshandgranaten. Verder geen bijzonderheden.

  Zaterdag in de vroegte begint de artilleriebeschieting. Wij gaan zandzakken vullen voor de versterking der ingangen van diverse nissen. Sergt. Hulscher meldt, dat hij door kapitein Bor belast is met de zorg voor 70 kisten pag-granaten, welke tegen de boschrand zijn gezet. Hij wil ze in het munitiedepot plaatsen, daar de kisten gevaar loopen wegens de beschieting. Op "vrijwilligers volgen" gaan allen mee, behalve schutters en helpers. Net als alle zandzakken gevuld zijn en de kisten bedekt, wordt de beschieting zwaarder. Alles gaat evenwel goed. De nacht verloopt zonder bijzonderheden.

  Zondagmiddag tegen 14 uur komt de sergt. Kramers H. met de order: "Direct verzamelen bij de Cp. voor een tegen-stoot tegen de Duitschers, die zijn doorgebroken bij I-8 R.I." B.C. neemt het commando; verder aanwezig: C.C., ondergeteekende, een gedeelte van de commandogroep, mijn twee groepen, en blijkbaar ook de sergt. de Graaf van de 2e sectie, die tenminste de terugtocht naar 2-III-8 R.I. heeft meegemaakt.
  Gevolgde weg: om Cp. 8 R.I. en Cp II-8 R.I. naar Heimersteinschelaan, tusschen Dierenpark en Rhenen, de laan langs in de richting Cuneraweg, bij 2-III voor de stelling; even verder rechtsaf een boschperceel, bestaande uit loofboomen, dennen en struiken, in naar de Grebbeweg. Verspreide orde: Majoor Jacometti vooraan rechts, CC vooraan links; ikzelf rechts- tot middenachter.
  Ca. 50 meter nadat ik het perceel heb betreden krijgen wij vuur van voren. Ook van de rechterflank; volgens algemeene meening zelfs van alle kanten. Bovendien granaatvuur. Wij kunnen niet verder. De beide mitrailleurs weigeren vuurstooten te geven. De veerspanning wordt gecontroleerd, daarna nemen de schutters Reuvers en Melchers achtereenvolgens de wapens uit elkaar; zij blijven evenwel weigeren, doch schot voor schot vuur blijft mogelijk. De sergt Boerkoel komt melden, dat Majoor Jacometti gevallen is. Hij wilde juist schieten toen hij zich even rekte, en bleef daarna stil liggen. Sergt. Hulscher wordt gewond; Schuilenburg wordt gevallen gemeld, Mahler en Kaak vallen (Mahler leeft). Inmiddels contact met CC gekregen en hem het sneuvelen van Majoor Jacometti gemeld. Wij gaan terug naar een sectie van 2-III (met het gezicht naar de Cuneraweg, links van de Heimersteinsche laan). Hier worden de mitrailleurs nogmaals nagezien, de reserve onderdeelen erin gezet, doch het blijft huilen. Commandant is hier de sergt Pilzecker. Er zijn hier zeer veel menschen behalve 2-III en 3-II ook wat van 11 R.I. en 1-II-19 R.I., deze laatsten onder commando van Kapitein D.C. van Alewijk, 1e Lt. Wijnands en vaandrig v.d. Neer. Wij kunnen niet naar eigen stelling terug, daar de weg daarheen onder zwaar vuur ligt. Het is er een wanordelijke boel, volkomen gedesorganiseerd; de manschappen vuren, als zij hooren schieten in het wilde weg. Kapt.v. Alewijk neemt het bevel. Er mag alleen geschoten worden als er wat gezien wordt. De soldaat Dr. Chotze van 2-III doet ordonnansdiensten; als niemand meer over den weg durft vanwege zwaar-mitrailleurvuur gaat hij met 3 sprongen over. Hij zorgt ook, dat sergt. Hulscher, die veel bloed heeft verloren, over den weg en naar achteren komt. Zoo iemand, dan komt Dr. Chotze in aanmerking voor een onderscheiding. Tegen den morgen een aanval onder zwaar artillerie- en mortiervuur, welke wordt afgeslagen.

  Maandagmorgen met licht ga ik de linkervleugel van de stelling verkennen; de soldaat Eysink, J. van mijn sectie gaat ongevraagd mee (zou een zeer goede korporaal zijn; niet om dit feit, doch algemeene indruk). We krijgen weer een aanval van infanterie met artillerie-vuur. Ook hier zijn alleen aanvalshandgranaten. Kapitein v. Alewijk krijgt een schot door de wang, verliest veel bloed en geeft het commando over aan Kapitein Hakkert. De sergt. Boerkoel krijgt een schot door de borst. Ik word op de linkervleugel geplaatst. Er komt een order: Zuinig met munitie, want er is geen aanvoer meer. Te ca. 10.00 uur trekken wij terug, in rechte lijn op de stelling van 3-II. Daar geeft kapitein Hakkert mij bevel, mijn eigen stelling te bezetten: het artillerie vuur, dat daar ligt, zal naar voren worden verlegd. In de stelling veel dooden, en in den zitnis een gewonde. Mijn rookvoorraad, noodrantsoen, kijker en lampen zijn verdwenen. Er ligt zeer veel munitie, en verschillende lichte mitrailleurs, welke goed blijken te werken. Ik verdeel de menschen over de stelling en wijs een schutter zijn opstelling en schootsvak. Als ik weer buiten kom, zie ik niemand meer.
  Wij probeeren vuur te trekken door korte vuurstooten. Een schot van rechts komt tegen de mantel, en een ander komt achter het nest binnenvliegen. Als ik wil gaan kijken, krijg ik een schot op de helm, vlak boven het wapen. Even later wordt er geroepen: Overgeven. Er staan veel menschen in de boschrand, die op mij toe komen loopen, roepend: Overgeven. Ik vraag naar den CC. De sergt-toegevoegd Smid zegt: Die heeft zich al overgegeven, waarna ik het met mijn 2 man ook maar doe. Dit was te 10.55.

  Ik vergat te vermelden, dat ik vaandrig ben bij 3-II-8 R.I. BC was Majoor Jacometti. CC kapt. J.N. Hakkert; 1e Lt. F. Dalenoord; 2e Lt. J.Ch. Rentjes. Mijn sergeanten zijn: H. Holtmaat, opvolger sectiecommandant en commandant rechtergroep; Boerkoel, commandant 2e groep, Th.W. Hulscher, commandant linkergroep.

  Hiermede meen ik volkomen aan Uw verzoek te hebben voldaan en verblijf,

Hoogachtend,
H.H. Elzas.

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument
(PDF, 5.42 MB)