Eert de gevallenen

Dien Meinacht trok een dooden-processie door de straten van Arnhem. Het was geen statige stoet met zwart gepluimde paarden en langzaam raderende volgkoetsen, die den eenzamen voorbijganger eerbiedig deed stil staan en het hoofd deed ontblooten; ruwe vrachtauto's van verschillend formaat waren tot een colonne verzameld, die nu langzaam de stad uit trok in de richting van Rhenen. Zwijgend had een groep mannen brancards ingeladen. Een enkele Roode-Kruisman gaf aanwijzingen.
Nu ging het op de Grebbe aan. Naar het slagveld.

Klik hier voor een uitvergroting
Daar liggen Uw dooden als zaden in 't zand... (16-18 mei 1940) » meer
Na de dagenlange bombardementen en artillerie-duels was Dinsdagnacht direct al een vreemde stilte over het Geldersche gevaren. Het was de sluipende stilte van den dood, die uit het langzaam terugwijkende rumoer was opgerezen en roerloos bleef hangen, kil en ongrijpbaar als een koude grondmist. Met het lichten van den dag was Woensdag het benauwende vermoeden tot knauwende zekerheid geworden: bij de Grebbe lagen de dooden bij honderden langs de wegen en in het open veld, onbegraven. Een bange vraag rees op: zullen daar in de bosschen ook nog geen gewonden kreunen? In den laten avond en in den nacht werd binnen Arnhem gezocht naar hulpkrachten, die bereid zouden zijn, om gewonden op te sporen en den dooden een eerlijke begrafenis te geven. Dokters, Roode-Kruis helpers, burgerwachten en voortrekkers van de padvinders verzamelden zich. Ook een predikant en een priester spoedden zich door de nachtelijke straten van Arnhem en sloten zich aan bij de zwijgende groep. Wanneer stervenden zouden worstelen in de doodsrivier, zouden er dienaren Gods zijn om hun te wijzen op den Vriend, die nooit alleen laat.

In den prillen morgen kwam men op den Grebbeberg aan. Anderen wachtten hier den stoet uit Arnhem op. Er was een groep Duitsche soldaten onder leiding van een Hauptmann en van een Feldwebel - er waren ook eenvoudige arbeiders uit de omgeving van Rhenen en Elst, die voor een deel al aan het werk waren gezet bij het afpalen en inrichten van een begraafplaats, boven op den berg. Te voren hadden de Duitschers reeds een groot aantal van hun eigen dooden met vrachtauto's afgevoerd naar Ernmerich. Slechts een klein deel van hun gevallenen moest nog op den Grebbeberg worden begraven. Hauptmann Lessmann, die de leiding had, zette in korte bewoordingen uiteen, wat van ieder werd gevraagd. Het beukenbosch, juist op den top van den berg, zou worden ingericht tot "Ehrenfriedhof". Zoo snel mogelijk zouden hier massa-graven moeten worden gedolven, zoo snel mogelijk ook zouden de gesneuvelden moeten worden begraven. Zoowel piëteit tegenover de dooden als zorg voor de levenden stelden dit als gebiedenden eisch. Hoewel een vergissing altijd mogelijk was, mocht worden verwacht, dat er géén gewonden meer zouden zijn; het Duitsche Roode Kruis had tezamen met Nederlandsche krijgsgevangenen nauwkeurig de geheele omgeving afgezocht en die gewonden, die nog in de bosschen aanwezig waren, hadden zich Woensdag vrij zeker allen gemeld.

Klik hier voor een uitvergroting
Nederlandse en Duitse gesneuvelden bijeengebracht op de Grebbeberg (16-18 mei 1940) » meer
Van groote beteekenis bij het opsporingswerk was het vaststellen van de identiteit der gesneuvelden. In onderling overleg werd besloten, dat Ds. Keers, de predikant-directeur van het Ned. Herv. Diaconessenhuis, en Kapelaan Smulders, die beiden met den stoet uit Arnhem waren meegekomen, zich in het bijzonder zouden belasten met dit laatste werk, terwijl de beschikbare hulpkrachten verder zouden worden verdeeld in groepen, die de dooden naar den Grebbeberg zouden brengen, terwijl anderen zeer diepe graven zouden delven. Het werk begon niet voordat de Feldwebel met stentorstem de waarschuwing had uitgesproken, dat, wie zich aan het eigendom van de dooden vergreep, op de plaats zelf zou worden doodgeschoten.... Na enkele korte bevelen trokken de eerste groepen weg om dat wondere werk te beginnen, dat, in alle stilte verricht, te weinig bekend is geworden bij ons volk, maar dat nu met grooten eerbied en dankbaarheid mag worden vermeld. Langs den grooten weg van Arnhem naar Rhenen had men de dooden al zien liggen, die den vorigen dag ter zijde waren neergelegd om ruimte te geven aan het oorlogsverkeer, dat zijn eischen bleef stellen.

Transporten kwamen, transporten gingen.... links en rechts lagen de dooden. Die moesten het eerst naar het Grebbekerkhof worden gebracht. Spoedig kwamen de eerste auto's met hun droeven last aan. Fluisterend deed men z'n mededeelingen, zwijgend, vaak met afgewend gelaat, werden de lichamen met behulp van de brancards naar de plaats gebracht waar de graven werden gedolven. Predikant en kapelaan, geassisteerd door enkele hulpkrachten, gingen zorgvuldig na, welke voorwerpen op de gesneuvelden bevonden werden, die tot het vaststellen van hun identiteit zouden kunnen leiden. Man voor man werd in een lange rij op het gras neergelegd en allereerst werd de uniformjas losgesneden om te onderzoeken, of de gesneuvelde het identiteitsplaatje om den hals had hangen, of in het bezit was van zijn zakboekje.

Klik hier voor een uitvergroting
Burgers uit Elst en Rhenen werden ingezet om de gesneuvelden te begraven (16-18 mei 1940) » meer
Op een rustigen Zaterdagmiddag vertelde kapelaan Smulders mij daarvan op zijn kamer. "Er waren er velen bij die wij op deze wijze niet thuis konden brengen", zoo zeide hij .... en, na een oogenblik van stille herinnering: "Daar waren de slachtoffers van bombardementen en anderen, die door een granaat-voltreffer waren getroffen. Moeilijk was het, hùn naam en herkomst vast te stellen. Soms vonden we in een der zakken wat papieren, soms niet meer dan een enkel herkenningsteeken.... een blauw lint met een congregatie-penning, een Psalmboekje of Evangelie, een rozenkrans. Eenmaal vonden we een foto van een familiegroep. Een groot gezin, gefotografeerd op een bruiloft. De man, die het portret bij zich had, was de oudste zoon.... Later heb ik nog met de familie gecorrespondeerd; de menschen waren zoo dankbaar, dat we dit nog hadden kunnen doen, óók dat hun zoon een Christelijke begrafenis had gekregen ......

Dan weer de terugblik op het wèrk, dat als wèrk moest worden verricht: "In het eerste begin hadden we moeite, om de nauwkeurigheid tot in het uiterste door te kunnen voeren. We waren uit Arnhem weggegaan, om doodelijk gewonden en stervenden geestelijken bijstand te verleenen, maar we hadden niets bij ons om te administreeren. Er is toen Donderdagmorgen nog een wagen naar Arnhem teruggereden om groote enveloppen op te halen en schrijfmateriaal. Al wat we op een doode vonden, vooral - wat zou kunnen dienen om zijn naam en herkomst vast te stellen, werd in zoo'n enveloppe gedaan, het geld dat in portefeuille of portemonnaie zat werd geteld en opgeschreven, en de enveloppe werd dan naast den gesneuvelde gelegd. Het ging wat primitief: je zat met je rug tegen een boom op het kerkhof en schreef bij gebrek aan een tafel op je knie alles op, tenminste in het begin...."

Klik hier voor een uitvergroting
Begraven van de doden (16-18 mei 1940) » meer
"Hebt U zich met Ds. Keers làng nuttig kunnen maken?" "Wij zijn met dit werk doorgegaan tot Maandagavond, toen U zelf tegenwoordig zijt geweest bij de slotplechtigheid. Elken dag - we begonnen al vroeg -- werd het opsporen en identificeeren der gesneuvelden met nieuwen moed aangevangen en tot den avond voortgezet. In den namiddag vond dan elken dag de teraardebestelling plaats, waarbij een Protestantsche en Katholieke godsdienstige plechtigheid werd gehouden. In rijen van 60 werden de gesneuvelden begraven. In het graf werd de enveloppe bij den doode neergelegd en wanneer de identiteit was vastgesteld, werd boven het hoofdeinde 'n eenvoudig houten plankje gezet met naam, geboortedatum en het onderdeel waartoe de gesneuvelde had behoord. Duitschers en Nederlanders zorgden elk voor hun eigen dooden. Op den avond van den eersten dag waren reeds 'n 150 gevallenen geïdentificeerd, daarna begraven, terwijl ten slotte hun graven werden bedekt met takken van jong beukengroen".

"En is het begraven van de dooden al die dagen zonder stoornis verloopen?" "Ja, de omgeving was in wijden omtrek na den eersten dag afgezet. Wel hebben we, vooral op Donderdag, diep-tragische dingen doorgemaakt. Ik zal nooit vergeten dien vader uit Silvolde of Zuidwolde. Die was al vroeg in den morgen met zijn auto op den Grebbeberg. Hij wist, dat zijn zoon daar had gestreden; thuis had hij geen rust kunnen vinden en hij was, daar ergens bij de grens vandaan, in één ruk door naar Rhenen gereden. Hoe de menschen zich onder die omstandigheden een weg kunnen banen, begrijp je niet; hij moet toch door de militaire afzetting heen zijn gedrongen; in elk geval: hij was er. Doodelijk ongerust, omdat hij op de een of andere wijze een vaag bericht had gekregen, dat zijn zoon, z'n eenige jongen, was gesneuveld. Oók om z'n vrouw wilde hij zekerheid hebben en tegen ons zeide hij: "Ik ben hier en ik zal blijven tot ik hem heb gevonden". Heel den dag heeft hij dapper meegeholpen bij het wegdragen van de dooden. Nu moet U zich den toestand van zoo'n man, zoo'n vader, eens indenken, die daar zelf z'n gesneuvelden zoon komt zoeken. Onbegrijpelijk dat hij het kon doen. Maar hij hield vol, droeg dooden aan en keek bij elken nieuw bovengebrachte of het zijn zoon was. Die spanning was natuurlijk op den duur ondraaglijk. 's Avonds was hij dood-òp en zakte in elkaar. Den volgenden dag vonden we zijn zoon....

Klik hier voor een uitvergroting
Identificatie van gesneuvelde Duitse militairen op de Grebbeberg (16-18 mei 1940) » meer
Er was even stilte in de pastorie. Ons beider gedachten gingen uit naar dien vader en naar die moeder, één vader en één moeder van de tienduizenden, die in Mei 1940 de pijnigende onzekerheid voelden knauwen en bonzen in de keel, die in slapelooze nachten en benauwende dagen wachtten.... wachtten.... Tot de afgebeden beslissing kwam: onze zoon leeft, of die andere zekerheid.... hij is niet meer, God nam hem weg uit den strijd. Hoevelen zijn er in die dagen oud geworden....

"Het zal", zoo vatte ik den draad van het gesprek weer op, "ook voor hen, die de dooden aanbrachten, wel eens aangrijpend en heel moeilijk zijn geweest". "Dat was het zeker", zeide kapelaan Smulders. "Ik denk hier alleen al aan mijn padvinder-voortrekkers, jongelui zoo van negentien... . twintig jaar. Dagenlang zagen zij den dood in het aangezicht. Vooral den eersten dag kwam het wel voor, dat zij bij het naderbij brengen van een brancard met een nieuwen doode het hoofd moesten afwenden. Een van de voortrekkers was 's Zaterdags zoo op, dat hij, naar hij me later vertelde, heel den Zondag eenzaam door de bosschen heeft gezworven om in de stilte weer tot zichzelf te komen". "Men mag gerust", zoo zelde kapelaan Smulders, "de grootste bewondering hebben voor hen, die aan de Grebbe de dooden hebben begraven. Het was een treurige maar noodzakelijke plicht, de honderden gesneuvelden, die overal verspreid lagen, zoo snel mogelijk naar hun massa-graf te brengen. U zult begrijpen, wat dit op deze warme Mei-dagen beteekende. En het werk was ook niet zonder gevaar. Overal lagen nog landmijnen en pas na enkele dagen kon men van de krijgsgevangen pioniers, die met moeite waren opgespoord, de inlichtingen verkrijgen, die noodig waren om in die mijnenvelden den weg te vinden. Na de eerste dagen kwamen ook Nederlandsche soldaten bij het begraven helpen. U moet niet vergeten, dat de dooden tot kilometers ver uit den wijden omtrek naar den Grebbeberg zijn gebracht. Steeds verder moest men zoeken".

Klik hier voor een uitvergroting
Identificatie van gesneuvelde Duitse en Nederlandse militairen op de Grebbeberg (16-18 mei 1940) » meer
Dan kwamen wij nog even te spreken over het ambtswerk van priester en predikant. "Vooral dien eersten avond zal ik niet spoedig vergeten", zoo zeide de kapelaan. "We waren allen doodmoe. Dominee Keers en ik hebben ons toen even neergezet om te overleggen, op welke wijze wij de eigenlijke begrafenis op waardige wijze konden verzorgen. Er werd een auto naar de stad gestuurd om de toga en baret van den dominee en stola en superplie voor mij te halen. Toen kwam de teraardebestelling. Doodmoe stonden de Duitsche soldaten in het gelid, doodmoe schaarden zich ook de stoere werkers met schop en spade om het massagraf, doodmoe stonden de padvinders in de houding en alle anderen, die geholpen hadden. U weet, hoe mooi weer het toen was.... een prachtige avond met een strakblauwe lucht en een schitterend tusschen de beuken ondergaande zon. Ds. Keers opende den gemeenschappelijken dienst met het votum en het lezen van 1 Cor. 15, het getuigenis van de overwinning van Christus. Toen ving ik aan met het zegenen van de aarde .... "hunc tumulum benedicere dignare, eique Angelum tuum deputa custodem ......" "gewaardig U dit graf te zegenen en plaats daarbij Uw heiligen Engel als wachter...."

Het moet voor de geloovige katholieken een heerlijke gedachte zijn, te weten, dat hun zoon, verloofde, vader of, man rust in gewijde aarde, rust met den zegen der kerk over het graf. U als protestant zult dit misschien niet zóó gevoelen, maar voor den katholiek beteekent de katholieke begrafenis veel. Het beteekent, dat boven het graf niet maar het gebed van een priester wordt uitgesproken, maar het gebed van de kerk en dat daarin Christus méé-bidt. Wanneer U er over schrijft en het wordt ook door katholieken gelezen, dan weet ik zeker, dat er voor hen groote troost in ligt, te weten, dat hun dooden niet "zoomaar" zijn weggebracht, maar dat ook over hun graven de bede heeft geruischt: "Requiem aeternam dona ei Domine ...." "Heer, geef hem de eeuwige rust ...." "et lux perpetua luceat ei ...." "en het eeuwige licht verlichte hem ...." "requiescat in pace, Amen ...." "dat hij ruste in vrede, Amen".

Klik hier voor een uitvergroting
Identificatie van gesneuvelde Duitse en Nederlandse militairen op de Grebbeberg (16-18 mei 1940) » meer
Uit den aard der zaak was ik genoodzaakt, om den begrafenisritus te volgen voor zoover dat mogelijk was, maar de nabestaanden kunnen er zeker van zijn: de dooden van den Grebbeberg hebben een katholieke begrafenis gehad. Na het uitspreken van de gebeden én de wijding van het graf heb ik daar met enkele woorden op gewezen en gezegd, dat de dood van deze mannen wel wreed was geweest, maar dat de wederopstanding glorievol en stralend zal zijn voor allen, die in Christus geheiligd zijn. Na mij kwam dien eersten dag een Duitsch veldprediker naar voren. Gekleed in uniform, met een groot zilveren kruis op de borst, trad hij naderbij en sprak in bewogen woorden over den dood, die na bitteren strijd Nederlanders en Duitschers hier had vereenigd in de vredige rust van het kerkhof. Ds. Keers sprak - het was dien avond een korte maar indrukwekkende plechtigheid - naar aanleiding van een woord uit het Evangelie en getuigde eveneens van de hoop, neen de zekerheid der opstanding, en eerbiedig bogen wij allen het hoofd toen hij bad het allervolmaaktste gebed, het "Onze Vader", waarin het "Uw wil geschiede" ditmaal zoo'n bijzondere beteekenis voor ons had. Voor de protestantsche ouders en familieleden geldt hetzelfde, wat ik van de katholieken zeide: zij mogen weten, dat hun geliefden een Christelijke begrafenis hebben gehad naar de gebruiken van hun kerk". Toen de plechtigheid bijna was afgeloopen, trad het vuurpeloton aan en driemaal daverde een salvo over den berg. De Duitsche soldaten stonden stram, maar plotseling klonk ontroerend en aangrijpend uit hun rijen: "lch hatt' ein Kameraden". Drie coupletten zweefden over de graven, toen werd het even heel stil....

Het is begrijpelijk, dat zij, die hebben deelgenomen aan het opsporen en begraven der gesneuvelden, daarover slechts met moeite kunnen spreken. In het Utrechtsche plaatsje Elst - achter Rhenen - vond ik twee van de werkers op den Grebbeberg, Van Lienden en Kapelle, thuis en het trof zoo, dat in den loop van het gesprek, dat ik met hen voerde, ook de sergeant Sellies van de Geneeskundige troepen binnenkwam, om nog eens naar iets te informeeren. Deze laatste, die zich met anderen onder leiding van majoor Weiss veel moeite heeft getroost om alsnog de identiteit van onbekende soldaten vast te stellen, kwam niet zonder reden naar Elst. De mannen, met wie we spraken, behoorden immers tot de eersten, die Woensdag 15 Mei naar Elst terug waren gekeerd, nadat dit plaatsje tijdens den oorlog was geëvacueerd. Toen ze per fiets naar den Grebbeberg reden, om te zien, of ze daar hulp konden bieden, werden zij direct door de Duitsche militairen aan het werk gezet. Zoo waren zij van meet af van de situatie op de hoogte en konden later waardevolle inlichtingen verschaffen over de plaats waar de dooden zijn gevonden en begraven.

Klik hier voor een uitvergroting
Identificatie van gesneuvelde Nederlandse militairen op de Grebbeberg (16-18 mei 1940) » meer
"Verschrikkelijk was het", zoo vertelde een van de mannen, "dien eersten dag". Bij het opgeblazen viaduct vonden wij den eersten doode, ik weet nog den naam: E.J. van Dijk, die blijkbaar bij het dekken van den terugtocht in een der huizen is gesneuveld. Bij de fabriek "De Stoomhamer" lagen veel gesneuvelde Duitschers en ook Nederlanders, maar erger was het bij "Rust wat". Hier lag het bezaaid met Hollandsche soldaten, die blijkbaar bij den terugtocht door eigen vuur zijn gevallen, tenminste te zien aan de wijze, waarop wij ze vonden. Ook bij Ouwehand zagen we direct verschillende Hollanders bij een kapot geschoten stuk 6 veld, maar ook Duitschers. Op den berg zelf zijn niet de meeste dooden gevallen, maar bij Achterberg en in de Nude, beneden aan den berg. Wij begrepen direct, dat er geholpen moest worden en we spraken af met den Duitschen Feldwebel, den volgenden morgen vroeg terug te zullen keeren. Het was al avond geworden, er trokken nog steeds Duitsche troepen door en dien dag kwam er tòch niets meer van begraven.

Heel vroeg Donderdagmorgen waren we al met den schop present en kort daarop kwam een ploeg van het Roode Kruis uit Arnhem onder leiding van majoor Weiss en met Dr. Ten Haaf en Dr. Visser uit Heelsum. Wij wilden liever meehelpen met het opzoeken van de gesneuvelden, en trokken er op uit. Telkens ging het met een baar of brancard de bosschen in en de lijken, die we gevonden hadden, werden dan eerst langs den kant van den weg neergelegd om van daar weer naar het kerkhof te worden gebracht. De Hauptmann had een teekening gemaakt van den top en gezegd: zóó en zóó moeten de graven worden gedolven. Dat gebeurde ook. Al heel gauw hadden we tientallen dooden bijeengebracht".

Klik hier voor een uitvergroting
De identificatiewerkzaamheden vastgelegd vanaf de straatweg (16-18 mei 1940) » meer
"Vroeg dat werk niet veel van Uw zenuwen?" "Nou m'nheer", antwoordde Kapelle, "van hem, Van Lienden, misschien niet, die heeft den volgenden nacht gewoon geslapen, maar ik kan U wel zeggen, dat ik den eersten nacht geen oog heb dicht gedaan. Ja! Je was nog alleen in huis, je vrouw was nog weg en dan zag je maar telkens die jongens weer voor je. Natuurlijk: er zijn er bij, die zonder strijd gestorven zijn, één schot en ze waren van den tijd in de eeuwigheid, maar anderen.... Het was toch zoo leé om dat soms te zien. Daar had je dien jongen achter dien boom. Ik zie hem nòg voor me, zooals die daar rustig zat te mikken. We liepen daar rond en in eens zagen we hem. Den naam weet ik nog.... het was H.J. de Vries uit Zuidwolde. Je zou zeggen als je hem zoo zag: die zit daar nog op post. Dr. Ten Haaf, die er bij kwam en die toch ook heel wat heeft meegemaakt, kon zich niet houwen en begon er om te schrouwen, zóó kalm en rustig als die man daar zat. Een wond was ook nauwelijks te zien. Toen we zijn helm optilden, toen geloofden we pas goed dat hij door een kogel was gedood". Zoo vertelden de beide mannen door. Ook over de moeite, die het zoeken van de gesneuvelden vaak had gekost. "We hadden pas een stuk bosch doorkruist en kwamen later weer in de buurt, toen ze in dien tusschentijd een bord hadden, geplaatst. "levensgevaar, landmijnen". Daar waren we zonder het te weten dwars doorheen gewandeld!

Onbegrijpelijk was het soms ook, hoe sommigen op de plaats, waar wij ze vonden, konden zijn getroffen. Eén vonden we toch heelemaal weggekropen onder een hoop palen bij een heg. Hoe vált zoo'n man daar?" Hier mengde ook sergeant Sellies, die intusschen was binnengekomen, zich in het gesprek: "Ja, en dan vraagt men wel eens: hoe komt het toch, dat er nog zooveel militairen als "onbekend" zijn begraven? Zoo hebben we ik weet niet wát voor nasporingen moeten doen, om den gesneuvelden Van Herk thuis te brengen. Die was met zijn vriend Hessels uit Westervoort teruggekomen naar Achterberg. Daar zijn beiden gesneuveld, misschien wel, toen de een den ander te hulp wilde komen, want dat is in den oorlog herhaaldelijk voorgekomen. Onze mannen hadden niet de routine van de Duitschers, die de dooden en gewonden rustig overlieten aan de geneeskundige troepen, die direct achter hen aan kwamen, die wisten, hoe gevaarlijk het was, zich in het vuur te begeven en zij trokken af; de onzen niet, die vielen dan vaak door hetzelfde vuur, dat hun vrienden, die ze wilden helpen, had getroffen. Zoo zullen, denken we, ook Hessels en Van Herk zijn gevallen. Dominee Gerritsen was juist bezig met een hospitaalsoldaat om deze beide slachtoffers te doen begraven en de soldaat had het identiteitsplaatje in z'n handen om te constateeren, dat het Van Herk was, toen een ontzettend artillerievuur losbarstte, waarvoor ze dekking moesten zoeken in een schuilplaats. Door dat vuur viel Verberckmoes, een andere soldaat. De Duitsche aanval werd doorgezet en onze menschen moesten terug. Ook de hospitaal-soldaat, die het plaatje van Van Herk nog in z'n bezit had. Onderweg bedacht hij, hoe verwarrend dat zou zijn als hij eens kwam te vallen en hij begroef het identiteitsbewijs onder een goed herkenbaren boom. Die hospitaal-soldaat is later gevangen genomen en naar Duitschland gebracht. Ondertusschen ging men begraven en vond Van Herk zonder herkenningsplaatje. Samen met zijn vriend Hessels en Verberckmoes is hij in het massagraf begraven als onbekend soldaat. Later, toen de hospitaal-soldaat terugkwam en het plaatje opgroef en inleverde, was het mogelijk om na te gaan, dat de "onbekende soldaat", die tusschen Hessels en Verberckmoes was begraven, Van Herk zou moeten zijn. Wij hebben hem toen opgegraven en aan de onderkleeding is Van Herk inderdaad herkend".

Klik hier voor een uitvergroting
Droeve plechtigheid op de Grebbeberg (16 mei 1940) » meer
En door dit detective-werk, we konden het uit den loop van het gesprek verder nog duidelijker vaststellen, is ook na maanden nog menig "onbekend soldaat" terecht gebracht, is een eind gemaakt aan de spanning, die gruwelijk heerschte onder allen, die een "vermiste" onder hun familie telden, hebben velen ook de zekerheid bekomen wáár de hunnen begraven waren. Zóó heeft men ook - door middel van een enkel stukje zegelring en aan een verbrande brilledoos - den dapperen commandant van den Grebbeberg Majoor Landzaat, waarvan men zéker wist dat hij was gevallen, kunnen opsporen onder, de ruïne van zijn verbranden commando-post, waar hij mèt zijn staf den heldendood vond. En spreken we van heldendood, laten we dan ook gedenken de mannen die het leven lieten in de Nude. Daar vertelden Van Lienden en Kapelle nog van: "Er moeten er daar veel gevallen zijn en een wachtmeester, die er bij tegenwoordig was geweest, zei ons, dat daarbij ook waren Nederlandsche gevangenen uit de IJssel-linie. Als vrijwilligers hadden zij zich opgegeven om gewonden uit het voorterrein op te halen en daar zijn ze toen zèlf gevallen.... drie en veertig van de zestig. Men vond ze bij de Grenshoeve. Dappere kerels, die het hoogste betrachtten, wat een mensch op aarde kan doen: z'n leven zetten voor z'n vrienden!

Als we de doodenwacht betrekken in de nieuwe Mei, zullen onze gedachten óók uitgaan naar de Grenshoeve bij de Grebbe en bij het zinken van den standaard zullen we de houding aannemen en het hoofd buigen voor deze helden. Een slagveld in de ware beteekenis van het woord heeft Nederland in 1940 slechts aan de Grebbe gekend. Niet, dat elders niet fel is gestreden, doch daar was niet de linie van loopgraven, kazematten en versterkingen, waarin tot het uiterste werd standgehouden, doch die men mèt de dooden in handen van den tegenstander moest achterlaten. Aan de Grebbe heeft men - uitzonderingen daargelaten - de dooden niet zelf kunnen begraven.

Bron: boek Doodenwacht bij onze gevallenen (pag. 111 t/m 123),
van G.H. Hoek, uitgebracht door N.V. Gebr. Zomer & Keuning's
Uitgeversmij. te Wageningen in mei 1945

3500