Schrijven van dienstplichtig korporaal B.G. Hottinga Jr.

A f s c h r i f t.

Arnhem, 10 November 1940.

  Weledelgestrenge Heer,

  Om U een beschrijving te geven, van het gevecht in het paviljoen moet ik U eerst wat anders beschrijven om mijn gedachten te vormen en tevens om U een verklaring te geven, dat ik de sergeant Rombout niet van naam ken, de sergeant Dekker echter wel.
  Dit komt omdat ik met het begin van den oorlog in mijn stelling in de voorposten lag en ik hiervan terug getrokken ben op den Grebbedijk, daar mijn commandant het bevel gaf tot overgeven en ik dit niet wilde.
  Toen wij uit de Grebbedijk teruggetrokken zijn wegens kapot wapen en overmacht, kwam ik terecht in den Grebbeberg bij Luitenant Londo, die mij met een sergeant een bericht meegaf voor Kapitein Dales, die zich bij Majoor Landzaat in de woning bevond die in de buurt van het Hotel stond. Wij hebben toen geprobeerd weer naar de stelling terug te keeren, maar dat ging niet meer, waarop wij weer naar dat huis teruggekeerd zijn en de nacht daar door hebben gebracht.
  Den volgenden morgen al vroeg werden we gewekt met de mededeeling als dat het enkele vijanden gelukt was om door te breken in den nacht en zich in de boomen ophielden. Er werd besloten om schoonmaak te houden in de omgeving.
  Het eerst wat wij opvingen was een korporaal met een stuk of vier jongens die een zwaar mitrailleur bij zich hadden (dit waren eigen jongens). Toen werd er een kapitein en een sergeant (Verberne) gevonden, die hun uitrusting en wapens hadden afgegooid en volgens de luitenant die hen aangetroffen had, was die kapitein Duitsch aan het praten. Deze twee menschen waren geheel overstuur, hun namen ken ik niet en ik heb ze later ook niet meer terug gezien. Toen wij aan de straatweg Wageningen-Rhenen kwamen, d.w.z. de Majoor Landzaat, Kapitein Dales, nog 2 soldaten die ik niet ken en ik, zagen wij enkele vijanden loopen en werd erop geschoten, waarop dezen de vlucht namen, terwijl er één viel en niet meer op stond.
  Aan den wegkant lag een zwaar mitrailleur van ons maar geen patronen, een eindje in het bosch vonden we 2 lichte mitrailleurs met een paar trommels met patronen. Hiermede trokken wij ons in het Hotel terug waar Majoor Landzaat de posten verdeelden zoodat wij niet onverwachts in de rug aangevallen konden worden. Toen op een gegeven moment, ik schat het ongeveer op wat bij ons een sectie is (plm. 30 man), kwam aangemarcheerd een groep, heel netjes in 3 gelederen, commandant er naast en een witte vlag voorop, zoodat het in eerste instantie leek of het eigen troepen waren en die terugtrokken. Totdat ze binnen de draadversperring waren die iets hooger als het Hotel lag, wij tot de conclusie kwamen dat het vijanden waren.
  Het eerste wat ze ook deden toen ze binnen de versperring waren was verspreiden.
  We zetten toen meteen de 2 lichte mitrailleurs er op en de geweren kwamen ook in actie. Daar ik niets anders overgehouden had als een pistool met patronen en een dolk kon ik nog niets uitvoeren als de wacht houden bij de achterdeur, het gevecht was toen in volle gang. Ik kreeg intusschentijd een geweer in handen van een van de jongens die de mitrailleur bediende.
  Spoedig echter kwam er gebrek aan munitie voor de mitrailleurs. Toen kwam op een gegeven moment sergeant Dekker binnen met een stuk of 10 man waaronder ook sergeant Van Dalen.
  Toen werden de patroontasschen van geweerpatronen ontdaan en de trommels hiermede gevuld waarop ik één mitrailleur naar boven stuurde om daar uit het raam te vuren, tevens een paar geweerschutters omdat we beneden veel te veel man kregen.
  Toen kregen we het geval dat de mitrailleurs het zwijgen werd opgelegd wegens gebrek aan patronen. Er gingen eenige stemmen op van overgeven, daar wij vrijwel geheel omsingeld waren.
  Even van te voren heb ik Kapitein Dales nog verbonden, die gewond was aan zijn rechter hand. Op eigen gezag heb ik toen geprobeerd om eruit te komen, daar ik voor de tweede maal geen zin had om in 's vijands handen te vallen. Er gingen mee de Sergeant Dekker, Sergeant Van Dalen en nog 4 jongens.
  Wij verlieten door de achterdeur het Hotel, waar we meteen al onder vuur genomen werden. Bliksemsnel liepen wij het laantje uit, klommen over hekken en stonden in den dierentuin. Deze zijn wij doorgeloopen, weer een hek over en kwamen toen voor de stelling van Kapitein Bor. Hier onderbrak genoemde Kapitein onze tocht, vroeg waar we vandaan kwamen en waar de vijand zich bevond. Hierop zijn wij verder gegaan.
  We trokken het bosch door en kwamen daar de boschrand uit in Achterberg waar we een open vlakte over moesten. Na even gepraat te hebben besloten we de boschrand te verlaten en de vlakte zoo kort mogelijk over te steken, riskeerende of er mijnen lagen, ja te wel neen. Dus trokken wij over naar de kortst bijzijnde stelling, deze hadden we bijna bereikt toen we mitrailleurvuur kregen. Het was dekken in het open veld.
  Aan den rand van de loopgraaf bij dit vuur sneuvelde de Sergeant Van Dalen en een soldaat kreeg een schot in de knie. Even was Sergeant Van Dalen nog bij, hij gaf zijn polshorloge aan een van de jongens die bij zijn stuk geweest was, we konden hem niet medenemen. Toen wij in de loopgraaf aangekomen waren zagen wij tot onze verbazing dat er geen mensch was. Zware mitrailleurs stonden geladen opgesteld in de stelling, deze lag met de rug naar de vijand toe. We maakten de mitrailleurs onklaar. We trokken verder de stelling door en vonden tot onze verbazing in een van de schuilnissen een Vaandrig met een paar jongens onder dekens liggen of dat ze voor pleizier in de stelling lagen. Een klein eindje verder zaten er rustig een paar te eten, terwijl de vijand een 700 meter van hun vandaan was.
  Na de Vaandrig ingelicht te hebben trokken we verder naar den weg toe (dit is de weg die van het viaduct in Rhenen naar Achterberg loopt). De genoemde weg heeft een dwarsweg die naar de spoorbaan loopt en op dezen weg had men landmijnen gelegd. Door de ondervinding in mobilisatietijd opgedaan kende ik deze gelukkig en wist ik mijn jongens er veilig over te brengen! Na nog een stelling gepasseerd te zijn, die net over de spoorbaan ligt (deze was bezet), trokken we weer verder het bosch in, daar mij verteld werd, dat er in Rhenen reeds Duitschers zaten. Daar konden we toen dus niet naar toen. Na een poos gezworven te hebben, kwamen wij weer voor een draadversperring, die gesloten bleek, dus moesten we er maar doorheen.
  Binnen deze draadversperring bleken de stellingen al verlaten te zijn terwijl nog geen vijand te zien was. Toen kregen we last van vijandelijke vliegtuigen, die ons bestookte, we hebben ongeveer 3 kwartier plat op den grond gelegen. Hierbij vielen echter geen dooden en de vliegtuigen dreven af.
  Zoo zijn wij ten laatste in Amerongen aangekomen, hier een poos langs den weg gezeten en toen verder te voet naar Utrecht. Hier ben ik de anderen kwijtgeraakt en hoorde tevens van de capitulatie.
  Ik heb mij toen gevoegd bij een onderdeel en ben langzaam naar mijn eigen onderdeel (of wat er van over was) terug gekeerd.
  Ten laatste deel ik U nog mede, dat mij van den strijd in het Paviljoen de sergeant Dekker niet in het oog gevallen is, wat hij uitgevoerd heeft en of hij aan het gevecht deelgenomen heeft kan ik U niet schrijven. Ik weet alleen dat hij later post gevat heeft bij de verbindingsloopgraaf. De Sergeant Dekker is niet langer dan een half uur bij ons geweest. Hopend dat ik aan Uw verzoek voldaan heb teeken ik

Hoogachtend,
B. Hottinga Jr.
Arnhem.

N.B. De Sergeant Dekker kende ik toevallig omdat hij voor zijn eerste oefentijd onder mijn leiding heeft gestaan (de eerste 5 1/2 maand).

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument
(PDF, 1.89 MB)