Schrijven van dienstplichtig soldaat J.J. Leerink
LEERINK.
afschrift.
Eibergen, 14 November 1940.
Aan Luitenant-Kolonel van den Generalen Staf
V.E. Nierstrasz.
Aan Uw verzoek omtrent de strijd in het paviljoen, wil ik zo ver in mijn vermogen ligt voldoen.
Ik heb deelgenomen aan de strijd in het paviljoen, op de 2e Pinksterdag.
Hier hebben we ons verdedigd onder leiding van Majoor Landzaat.
Over de strijd kan ik niets anders zeggen, dat er hard gevochten is, maar tegen zoo'n overmacht konden wij niet tegenop en hulp kwam er niet, verbinding was er ook niet.
Van alle kanten werden we ingesloten door de vijand en werden we ook onder vuur genomen.
Op verschillende plaatsen in het paviljoen heb ik aan het gevecht deelgenomen, eerst beneden en daarna boven.
Het vuren van de vijand nam steeds in hevigheid toe. Op het laatst werden de muren weggeschoten, van alle kanten kwam de vijand toestormen, volkomen waren we overmeesterd.
Tot onze verdediging hadden we naar ik gezien heb een lichte mitrailleur, de rest was geweren en karabijnen.
In een toestand met de dood voor oogen, ben ik in een loofgraaf gekomen, welke verbinding had met het Hotel "De Grebbeberg". Vanuit die loopgraaf ben ik in de kelder gekomen van Hotel "De Grebbeberg". Daar gekomen zie ik daar jongens staan met de handen omhoog, dat mij ook gelast werd door de vijand. Van daaruit ben ik krijgsgevangene gemaakt.
Sergeant Dekker bevond zich ook in die kelder, maar is, toen wij de kelder uitgingen niet meegegaan.
Sergeant Rombout heb ik niet gezien.
Het is best mogelijk dat bedoelde sergeanten aan het gevecht hebben deelgenomen, zonder dat ik het gezien heb, daar we overal verspreid waren.
In de hoop dat dit schrijven aan Uwe verwachting voldoet, teeken ik, hoogachtend,
(get.) J.J. Leerink.
E.60
Eibergen.
|
