Schrijven van vaandrig J.Ch. Evertse


HOOFDREGELINGSBUREAU
REGELINGSBUREAU LANDMACHT.
--------------------
Afdeling Ic.
Nr. 1813
--------------------
Onderwerp:
Krijgsgeschiedenis.
Bijlage: een schets

's-Gravenhage, 27 Augustus 1941.
Willem Lodewijklaan 1.


Naar aanleiding van Uw verslag van 16 Maart 1941 verzoek ik U nadere inlichtingen omtrent het volgende:
U schrijft:
"Ook al was mijn sectie door de terreinsomstandigheden niet verhinderd geweest om mede de stelling te verlaten, dan nog was het bevel niet door mij opgevolgd. Daar er te weinig tijd nog was om bij den kapitein te protesteeren, enz.".
Het bovenstaande is zoo geheel in strijd met de krijgstucht, dat ik gaarne nader word ingelicht, ondermeer omtrent den toestand van het terrein. Moet ik uit uw verslag opmaken, dat Uw sectie niet heeft deelgenomen aan den tegenstoot?
Verder schrijft U, dat U bij een groepje bij de 1e Compagnie terecht kwam, waarbij Kapitein Rangelrooy zich bevond, dat met de 25 man, waarbij sergeant-majoor-instructeur Ligthart front naar de helling werd gemaakt en even verder, dat U bevel gaf, terug te trekken.
Hieruit zou volgen, dat U bevelen gaf aan de afdeeling, die onder Kapitein Rangelrooy stond. Dit is mij niet duidelijk.
Ten slotte is mij niet duidelijk, waarom U zich hebt onttrokken aan den strijd in flank om U weder onder bevel te stellen van Uw Compagniescommandant, toen de tegenstoot was mislukt.
Ik verzoek U, mij tevens mede te deelen of de volgorde der feiten, zooals op bijgevoegde schets aangegeven, juist is.


Aan:
Den Heer J. Evertse
voormalig vaandrig 3-I-8 R.I.
Burgemeester de Roocklaan 15
Bergen op Zoom


= = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = = =


Amersfoort, 4 September 1941.

AAN:
HOOFDREGELINGSBUREAU LANDMACHT
AFD Ic.

Onderwerp:
Krijgsgeschiedenis.
Uw schrijven d.d. 27 Augustus 1941.
nr. 1813.


In antwoord op bovengenoemd schrijven kan ik U nog het volgende mededeelen.

  1. Ingesloten schets is juist, behoudens twee kleine afwijkingen.

    1. De opening in het prikkeldraad is niet gelegen voor 2e sectie, maar voor het midden van 1e sectie.
    2. Vaandrig van Mameren moet zijn sergeant van Mameren.
Klik hier voor een uitvergroting
Schets: Opstellingen van 3-I-8 R.I. (1941) » meer
Klik hier voor een uitvergroting
Schets: Opstellingen van 3-I-8 R.I. (1941) » meer

Vraag:

Heeft Uw sectie niet deelgenomen aan den tegenstoot?

Antwoord:

Slechts een groep. Mijn sectie lag met twee groepen boven aan de rand van den Grebbeberg en een groep onder leiding van sergeant Wybenga onderaan, ter afsluiting van de weg langs de Grebbe. Er bevond zich geen enkele opening in het prikkeldraad voor mijn stellinggedeelte. Na de prikkeldraadversperring kwam een dal, dan weer een helling met draadversperring en dan de z.g. Schlucht met een wirwar van draadversperringen.
Onderlangs via de opgehoogde weg langs de Grebbe was de eenige doorgang, na verwijdering van de Friesche ruiters.

Ik kwam ongeveer half zes uit Rhenen van den kantonnementswacht terug in de stelling. De sergeant Schepers, waarnemend Sectiecommandant meldde zich dadelijk bij mij met de mededeeling, dat er om kwart voor zes een tegenstoot gedaan moest worden. Verder wist hij niets. Het eenige bevel was: Kwart voor zes aanvallen. Hoe? Waarop? Welk aanvalsdoel? Uitvoering? Voorbereiding? Wie?

Daarop beval ik hem, de groepen boven gereed te houden tot mijn nadere bevelen. Ik ben met 4 man, die ik snel uitkoos (waaronder de soldaten Ketelaars L.A. en Radstaak H. en de sergeant van Meeteren, die teruggetrokken was van de M.C.-I. op onze stelling), naar beneden gerend. Met ongeveer 10 man ben ik toen onderlangs door de opening in de versperring naar voren gegaan. Bij het laantje naar boven zond ik sergeant-capitulant van Meeteren met drie man op patrouille en gaf de plaats van den bataljonsuitkijkpost op waar we elkaar zouden ontmoeten. Zelf ging ik verder naar voren tot even voorbij de witte boerderij. Toen klom ik naar boven om een en ander te verkennen. Na eenigen tijd kwam ook van Meeteren aangeslopen. Het was evenwel ondoenlijk om hierboven te blijven. Er was geen vijand te zien maar eigen vuur vloog wild en verward overal heen.
Ik besloot toen om te probeeren met een flankaanval via de helling met 2 secties het voorterrein te zuiveren, daar dit mij zeer goed mogelijk leek. Ik stuurde toen allen op twee man na terug en gaf de ordonnans Jacobs een briefje mee met een uiteenzetting van mijn aanvalsplan en het verzoek om vuursteun.
Zelf bleef ik met de soldaten Ketelaars en Radstaak liggen. Men wist mij namelijk niet eens te vertellen of er vijand voor ons zat, waar toch de 1e compagnie moest liggen. Er was heelemaal geen contact opgenomen.
Inmiddels werd er bovenop de helling hevig geschoten. Ik ging toen nog verder naar voren in de richting van 1-I-8 R.I. Ongeveer dertig meter achter de witte boerderij werd ik plotseling iemand gewaar, die het laantje tusschen dijk en helling afkwam loopen. Dit bleek kapitein Rangelrooy te zijn [Commandant 1-I-8 R.I.]. Ik begaf mij naar hem toe en vroeg of er vooraan nog meer menschen waren, waarop hij antwoordde "Loop maar door, dan vind je nog een sectie". Doorloopend kwam ik bij de vierde sectie van deze compagnie. Hier was niemand, die wist wat er aan de hand was, nog minder wat er gedaan moest worden. Ik maakte met twee sergeanten de afspraak om met 40 man terug te komen en naar boven gezamenlijk aan te vallen. Vervolgens ging ik terug naar de boerderij. Kapitein Rangelrooy zag ik nergens.

Na eenige tijd kwam de ordonnans Jacobs huilend, verwilderd en buiten adem aanrennen. Zijn relaas, dat ons geweldig opwond, luidde ongeveer als volgt. De tegenstoot was ingezet en heelemaal uiteengeslagen. Alles was op de vlucht. De mitrailleurs en andere wapens waren weggegooid. Er volgde een groot aantal namen van gesneuvelden, waaronder van Mameren. De kapitein was vermist, de Duitschers waren in de stellingen doorgedrongen en nu was het een chaotische vlucht.

Ik ging toen terug naar de stelling van de 1e compagnie. Aan het eind van den loopgraaf ontmoette ik sergeant-majoor-instructeur Ligthart en een sergeant-capitulant van 8e Compagnie Pag. Boven aan den helling hoorden wij den vijand waarop ik alles stelling liet maken naar de helling. De positie waarin wij ons bevonden was in geval van ontdekking onhoudbaar en ik gaf daarom sergeant-majoor-instructeur Ligthart opdracht om met zijn manschappen over de dijk weg te kruipen en onderlangs het water te trachten terug te trekken in de richting van Rhenen. Met de menschen van de 1e compagnie bleef ik.
Maar weldra kwam Ligthart terug. Er werd zoo hevig langs de dijk gevuurd, dat dit onuitvoerbaar was. De vijand ontdekte ons toen en begon met handgranaten te gooien, waarop wij hevig in het duister terug vuurden. Door de dichte begroeing kwamen de handgranaten niet ver genoeg. Maar lang zou dit niet meer hebben kunnen duren. Ik gaf daarom opdracht zoo stil mogelijk terug te trekken tot de eerste de beste linie. Zelf bleef ik nog aan het eind van den loopgraaf zitten met de soldaat Ketelaars. Dit is achteraf bezien fout geweest, maar ik werd toen volkomen beheerscht door het verlangen om nu eindelijk eens zelf iemand onder vuur te kunnen krijgen. Ik had zelf nog geen Duitscher ook maar gezien. Ik gaf Ketelaars bevel ook terug te trekken. Zelf zou ik wel volgen. Ik ben toen de helling opgeklommen, met als gevolg, dat deze stomme nieuwsgierigheid me tusschen den vijand bracht. Ik ben toen weer naar beneden gekropen, een kwestie van uren en wilde langs de waterkant terugtrekken. Maar juist bij het water aangekomen, werd er hevig over mij heen gevuurd. Uren lang. Tegen het aanbreken van den morgen ben ik weggekropen achter de dekzeilen van een groote stapel balken, op de plaats waar een nieuwe sluis uit werd gegraven.
Ik was er volkomen van overtuigd, dat alles teruggetrokken en gevlucht was naar Rhenen. Ik slaagde er in weer ongezien over de dijk te komen en ben toen tusschen het struikgewas weggekropen, me iedere keer verbergend voor de voorbij trekkende vijandelijke groepjes.
Dit duurde zoo tot Dinsdagavond, toen ik besloot een doorbraak in de richting Arnhem te riskeeren.


Vraag:


Gaf U bevelen aan de afdeeling die onder Kapitein Rangelrooy stond? Antwoord:

Antwoord:

Ik gaf bevelen aan de afdeeling van Kapitein Rangelrooy, daar ik deze na de ontmoeting hierboven vermeld, niet meer gezien heb. Een en ander kunt U contrĂ´leeren, wanneer U de namen weet van soldaten of kader, ingedeeld bij bedoelde 4e sectie en ook door sergeant-majoor-instructeur Ligthart en de sergeant-capitulant van 8e Compagnie Pag. (lang - mager - wit haar)


Vraag:


Waarom stelde U zich niet weder onder bevel van Uw Compagniescommandant toen de tegenstoot mislukte?

Antwoord:

Ik verkeerde in de veronderstelling, dat alles er van door was gegaan. Bovendien had ik niet het minste vertrouwen meer in de leidende capaciteiten van mijn Compagniescommandant, zoodat ik zonder voorbehoud aannam wat de ordonnans mij vertelde over de gang van zaken in de compagnie.
En toen ik zelf de vijand onder vuur wilde nemen, raakte ik geheel afgesloten.

De voormalig Vaandrig 3-I-8 R.I.
(get.) (Eventse J.)


J.C. EVERTSE.
Burgemeester de Roocklaan 15
BERGEN OP ZOOM.

Bijlage: een schets.

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument 1
(PDF, 797.08 KB)
Download brondocument in PDF-formaat Brondocument 2
(PDF, 1.40 MB)