Verhoor van reserve-kapitein S.C.F. Maas

Verhoor op 9 Juli 1940 van den reserve-kapitein S.C.F. Maas, C.-2-III-8 R.I., woonachtig te Eindhoven.

Klik hier voor een uitvergroting
Situatieschets van 1e Luitenant P. v.d. Boom, Commandant 1e Sectie 2-III-8 R.I. (1940)
  Rechts: 1e Sectie 1e Lt. v.d. Boom, 2e Sectie Vaandrig v.d. Stam, 3e Sectie Sergeant Pilzecker, (4e Sectie Vaandrig Franssen v.d. Putte bij 2-I-8 R.I.).
  De stelling strekte zich uit Noord van den Kunstweg, langs den Westrand van het voetbalveld tot de grens van het kreupelhout aan de Laarsche Berg. De stelling aan de Laarsche Berg werd verdedigd door 16 M.C. Alle secties vuurden frontaal.
  Vrijdag en Zaterdag is er weinig gebeurd: wij hebben hard gewerkt aan de opruimingen. Vooral Noord en Zuid van de Heimersteinsche laan was er weinig gebeurd en dat was zeer noodig, want het uitzicht was zeer beperkt.
  Zondag, in den loop van den morgen (uur onbekend) kregen wij de eerste Duitschers tegenover ons. In den nacht van Zaterdag, op Zondag waren al meerdere soldaten van 2-I-8 R.I. in wanorde bij mij in de stelling gekomen, zonder commandant. Zij vertelden de meest fantastische verhalen over stukgeschoten stellingen en ontbreken van officieren. Ik heb ze doorgezonden naar de commandopost van de Bataljons Commandant en weet niet, wat er mee gebeurd is. Zij zijn er in elk geval aangekomen. Ook Zondag voormiddag en ook later ging dat door. Door dat terugtrekken moet een lek ontstaan zijn in de verdediging ten Noorden van de Grebbesluis. Ik heb geen kader gezien. Omstreeks 17.00 uur kwamen een paar soldaten met een kpl. van een sectie van Lt. Londo (M.C.). Die heb ik weer naar voren gezonden, want zij kwamen maar eens kijken. Er kwam Zondagmiddag ook de facteur van 2-1-8 R.I., die mededeelde, dat de kapitein ook weg was.
  Wij kregen toen ook meer last van den vijand: af en toe hevige avu.-bombardementen. Het moreel van den troep was echter zeer goed: munitie hadden wij voldoende, ook aanvalshandgranaten (verdedigingshandgranaten hadden wij niet) en seinmunitie. Tegen den avond werd de druk grooter: in den middag (plm. 14.00 uur) heeft de majoor Jacometti een tegenstoot gedaan, om den binnengedrongen vijand over de Greb terug te slaan, op zeer vlotte wijze. Ik heb in den middag (plm. 16.00 uur) ook den kapitein van Alewijk met zijn compagnie plus een sectie zware mitrailleurs bij mij gekregen, die de compagnie Collette moest gaan versterken. Aangezien hij echter ter plaatse niet bekend was, heb ik hem zijn plaats aangeduid. Met het vooruitgaan van die compagnie ging het niet vlot. Omtrent zijn taak heerschte meeningsverschil. Toevallig was de Lt.-adj. de Jong er, die zich met den Bataljons Commandant in verbinding heeft gesteld, wat hiervan het resultaat is geweest, weet ik niet. Er werd erg getalmd met het voorwaarts gaan: van den B.C. kwam bericht, dat tusschen 19.15 en 20.00 uur niet gevuurd mocht worden, om kapitein van Alewijk gelegenheid te geven naar voren te gaan. Er werd intusschen ook reeds af en toe van achteren op ons gevuurd. Ook werd gevuurd uit het huis van Dr. van Hulst (Noord van de Heimersteinschelaan). Het waren menschen van de commandopost van den B.C. Ik heb opgebeld, maar kon er niet in slagen dit te doen ophouden.
  Later mocht niet gevuurd worden van 20.45 tot 21.30 uur. De kapitein van Alewijk is weer teruggekomen in de stelling. Zijn verslag, dat U mij voorleest, klopt vrijwel.
  Even tevoren had ik bericht gekregen, dat de stoplijn versterkt zou worden met 2-III-11 R.I. (kapitein Franssen). Ik heb een gedeelte van één sectie van deze compagnie gezien, zonder sectiecommandant, onder een sergeant. Deze groepen zijn bij mijn cp. binnengekomen en waren moreel niet gevechtsvaardig. Het vuren was toen zeer hevig en daaraan waren zij niet gewend. Van 19.00 - 21.00 uur heb ik getracht via den B.C. en via ordonnansen verbinding te krijgen met de rest van deze compagnie maar ook dat is niet gelukt.
  In de omgeving van de Heimersteinschelaan waren toen zeer veel soldaten aanwezig.
  Omstreeks 24.00 uur kwamen ongeveer 15 soldaten plus Luitenant v.d. Boom van mijn 1e Sectie bij mijn cp., met de mededeeling, dat de vijand vanaf den straatweg in de loopgraven was doorgedrongen. Ik heb ze teruggestuurd. Lt. v.d. Boom kwam terug met de mededeeling dat dit onmogelijk was.
  Maandag. Met die soldaten ben ik uit de cp. gegaan in Z.W. richting van den straatweg, om dan langs den weg voorwaarts te gaan. Bij den toegangsweg tot Ouwehands Dierenpark werd ik reeds van 3 zijden beschoten. Bij den eersten sprong voorwaarts werd ik gewond (plm. 2.00 uur). Ik ben naar de B.Cp. gekropen (de Lt. v.d. Boom nam het commando over), waar ik verbonden ben en heb telefonisch aan mijn cp. doen zeggen, dat Lt. v.d. Boom het commando had overgenomen. Hij was toen weer in de loopgraaf doorgedrongen. Er waren toen niet heel veel Duitschers. In den kelder van de Bat.cp. ben ik verder gebleven. De sergt. v.d. Born (van Co.groep) heeft mij en eenige andere gewonden verzorgd. Toen de vijand voorbij was wilde ik eruit. Dat was pas Woensdagavond. Wij vernamen toen, dat gecapituleerd was.

Voorgelezen, volhard en geteekend,

w.g. S.C.F. Maas.

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument
(PDF, 1.33 MB)