Verklaring van sergeant-majoor-instructeur B.L.A. Blom

A f s c h r i f t.


Arnhem, 1 Juli 1940.

De ondergeteekende BLOM, B.L.A. Sergeant-Majoor-Instructeur (S.M.I.), Commandant van de 3e Sectie 1-III-8 R.I. verklaart dat de korporaal RASINK, A.G. en de dienstplichtige soldaten MICHELBRINK, G., MULDER, S., van der LINDE, J., SPRUKKELHORST, H.J. en RIGGELING, J. welke onder mijn bevelen stonden, zich tijdens de gevechten op 10 en 11 Mei jl. uiterst moedig hebben gedragen.

Klik hier voor een uitvergroting
Schets opstellingen 1-III-8 R.I. in het zuidelijke deel van de voorpostenstrook. (1940)
De dienstplichtig soldaat MICHELBRINK, G., verdient bijzondere vermelding: 't was zelfs een held.
Het navolgende voerde hij uit: op een steunpunt van een der sectie's van M.C.-III-8 R.I. gelegen langs den Wageningschen afweg op ongeveer 50 meter voor de boerderij van SCHUT en ongeveer 50 meter rechts van het door mij bezette steunpunt, meldde mij de post, geplaatst aan den uitgang, dat er een witte vlag stond op dat steunpunt. (genoemd steunpunt stond onder commando van vaandrig [niet genoemd, bedoeld Tack]).
Door roepen heb ik getracht verbinding te krijgen; ik heb ook enkele schoten gelost om die vlag onzichtbaar te maken, doch dat lukte mij niet. Toen vroeg ik een vrijwilliger (omdat ik die vlag daar weg wilde hebben). Gemelde MICHELBRINK meldde zich daarvoor, en zei: "Majoor, dat zal ik doen". Na hem gewezen te hebben op het gevaar, heb ik hem van punt tot punt in het terrein geleid, tot ik hem uit het oog verloor. Kort daarop verdween die vlag en na ongeveer een half uur meldde hij zich met het vlaggedoek (wat een witte handdoek bleek te zijn) in zijn mond.
Dit alles geschiedde onder hevig mitrailleurvuur en mortiervuur. Ik vroeg hem waarom de vaandrig die vlag geplaatst had, doch kreeg ten antwoord dat het steunpunt geheel verlaten was; dit zal ongeveer 16.00 uur geweest zijn. Die handdoek was bevestigd aan de bajonet van een karabijn.
Ook later heeft hij zich bijzonder gedragen. Het linker steunpunt van mijn sectie, gelegen langs den straatweg Wageningen - Rhenen, was bezet door den vijand en aan den uitgang daarvan was een machinegeweer opgesteld en vuurde in mijn richting. Ook het bedienend personeel van genoemd machinegeweer heeft hij neergelegd; hij moest zich daarvoor meerdere malen geheel bloot geven. Na elk schot deelde hij mede: "Majoor, die staat niet meer op".

Om ongeveer 17.30 uur was ik geheel ingesloten en bij het verlaten van het steunpunt is hij vermoedelijk gesneuveld.

De dienstplichtige soldaten MULDER, S. en RIGGELING, J., (deze laatste ook vermoedelijk gesneuveld) beiden mijn ordonnansen, hebben berichten overgebracht onder hevig vuur. Te ongeveer 16.00 uur heb ik het laatste bericht naar den commandopost van den Compagniescommandant verzonden en dit geschiedde door MULDER, S. Deze is niet meer teruggekeerd, doch later is gebleken dat hij den commandopost van den Compagniescommandant heeft bereikt en daarna alle mogelijke moeite heeft gedaan om naar mij terug te keeren, doch op ongeveer 50 meter van mij werd hij onder vuur genomen door de bezetting van den commandopost van den Bataljonscommandant, die ongeveer 150 meter achter mijn steunpunt gelegen was. Toch is hij onder dat vuur in een sloot teruggegaan en heeft zich gemeld bij den Compagniescommandant.

Ook de soldaten van der LINDEN, J. en SPROKKELHORST respectievelijk schutter en helper (bediening van de mitrailleur M.20) hebben tot het uiterste hun best gedaan. Om ongeveer 17.00 uur werd de mitrailleur onklaar doordat de punt van de slagpin gebroken was. Ik gaf last de reserve slagpinstang te plaatsen en dit deden beiden zoo rustig en correct of er niets aan de hand was.

Ook dienstplichtig korporaal RASINK, A.G. gaf blijk van moed te bezitten, want alle door mij gegeven opdrachten werden rustig en met beleid uitgevoerd.

Ook de navolgende dienstplichtigen hebben zich flink gedragen, ALBERS, H.J., POLMAN, H.J., NORDEN, B.H., van OOSTEREN, M.P. en NAGELHOUT, G. Zij hebben meerdere malen boven de borstwering van het steunpunt het vuur beantwoord, daar het niet op een andere wijze mogelijk was.

Ook bij patrouillegang en dienst als dubbelpost, geplaatst bij een versperring van den Wageningschen afweg gelegen op ongeveer 150 meter voor het steunpunt, voerden zij hun opgedragen taak naar behooren uit. Tot 15.00 uur op 11 Mei was dat mogelijk; toen moesten zij het opgeven wegens het hevige vuur van den vijand.

Bij het verlaten van het steunpunt om ongeveer 17.40 uur werden ALBERS, H.J., MICHELBRINK, G. en RIGGELING, J. neergelegd. Eerstgenoemde ALBERS, is mij gebleken niet gesneuveld te zijn, hij had een buikschot gekregen, doch later opgezonden naar het Hospitaal te Arnhem en vandaar hersteld naar huis vertrokken.

De Sergeant-Majoor-Instructeur,
(get.) B.L.A. Blom.

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument
(PDF, 550.78 KB)