Verklaring van sergeant-majoor-instructeur J. Melssen

afschrift.

V E R K L A R I N G.

       Op 12 Mei 1940 kreeg ik opdracht van Commandant M.C.-II-11 R.I. om mij te melden bij den kapitein Heinsma van 2-II-11 R.I.
       Deze gaf mij opdracht om een stuk zware mitrailleur van mijn Sectie af te staan aan den reserve Luitenant KOEHORST en zelf met 2 stukken werd ik ingedeeld bij de sectie van den sergeant-capitulant OONK. Deze sergeant wist de plaats waar hij zich moest opstellen.
       Ik ben met mijn 2 stukken de Sectie van genoemde sergeant gevolgd. Toen wij aankwamen bij kilometerpaal 25 aan den spoorweg Veenendaal - Rhenen, kreeg ik van den Compagniescommandant de navolgende opdracht:
       "Hier afleggen en met sergeant OONK meegaan, deze weet de plaats waar hij moet zijn en dat is bij dat huis, welke mij werd aangewezen, schootsrichting linkerzijde bosch, wat je daar ziet."
       Op de plaats aangekomen heb ik stelling genomen en mij daar georiënteerd en kwam tot de ontdekking dat ik mij had opgesteld in vt. 168.40 - 441.85 met front Oost.
       De sectie van sergeant OONK lag toen plus minus 75 meter links van mij.
       Het terrein was open bouwland en begroeid met plus minus 10 centimeter hoog korenveld.
       Toen ik daar ongeveer een kwartier lag en met ingraven waren begonnen, kwam ik plotseling onder hevig mitrailleurvuur, op mijn rechter flank. Dit vuur werd steeds herhaald en duurde ongeveer 30', daarna trad een vuurpauze in. In deze vuurpauze begaf ik mij naar den Luitenant KOEHORST en den sergeant OONK welke zich op den kunstweg bevonden. Wij vroegen elkaar af waar zit de vijand, wat is nu onze taak, zijn we in den aanval of in de verdediging, geen onzer wist dit goed. De Compagniescommandant was er niet, evenmin verbinding. De reserve Luitenant Koehorst besloot toen om zelf persoonlijk naar den Compagniescommandant te zoeken en om betere inlichtingen omtrent vijand enz., c.q. verbinding met hem te krijgen.
       De sergeant OONK is met hem medegegaan tot aan den spoorwegovergang bij kilometerpaal 25. De Compagniescommandant was daar niet aanwezig.
       De Luitenant KOEHORST is toen verder gegaan om te zoeken, terwijl den sergeant OONK in de omgeving van kilometerpaal 25 is gebleven in afwachting van verdere opdracht.
       Ik ben naar mijn opstelling teruggegaan.
       Inmiddels zag ik enkele afdeelingen wielrijders en ook Infanteristen in Noordwestelijke richting terugtrekken, dit was links van mijn opstelling.
       Ongeveer een kwartier later hoorde ik de sergeant OONK mij toeroepen: "Wij moeten terugtrekken."
       Niet anders denkende of dit bericht komt van hooger hand, gaf ik na eenige oogenblikken ook bevel terug te trekken.
       Bij kilometerpaal 25 heb ik de stukken doen opleggen en in Noordwestelijke richting teruggetrokken.
       Onderweg gaf ik den stukscommandanten opdracht in gindschen boschrand wederom in stelling te komen.
       Dit geschiedde op plus minus 400 meter West van meergenoemde spoorlijn. Bij dit in stelling komen werd het een beetje rumoerig, meerendeels door de terugtrekkende menigte.
       Inmiddels kwam daar ook te voorschijn de Compagniescommandant en gaf bevel halt te houden en stelling te nemen.
       Mijn stukken stonden toen opgesteld voor een onderdeel van 19 R.I. wat ik later in verband met den nacht eerst merkte. Even later hoorde ik dat het niet goed was geweest dat wij waren teruggetrokken, terwijl het bericht was gegeven door den reserve Luitenant KOEHORST.
       Op mijn voorstel om wederom mijn oude opstelling in te nemen, werd dit afgewezen omdat dit te gevaarlijk was, wij moesten dan namelijk weer voor de opstelling van 19 R.I. heen en zoodoende gevaar voor ons bestond, dat wij door deze afdeeling onder vuur zouden zijn genomen. Bovendien moesten wij daar weer over den weg, die belegd was met landmijnen.
       Uiteindelijk is beslist door een Bataljonscommandant van 19 R.I., dat wij daar ter plaatse moesten blijven en zijn in een stelling van 19 R.I. opgenomen gedurende de resteerende strijd en hebben wij onze gevechtshandelingen daar voortgezet.

De sergeant-majoor-instructeur (s.m.i.)
(get.) J. Melssen.

       Nadere toelichting op mijn verklaring:
       Hierbij zij nog opgemerkt, dat indien de Compagniescommandant met ons was opgerukt naar de opstellingsplaats deze vergissingen, die wij later eerst te weten kwamen, uitgesloten moeten worden geacht. De plaats door den Compagniescommandant ingenomen op plus minus 600 meter achter onze opstelling in dit stadium van het gevecht was mijns inziens te ver. Om den Compagniescommandant te bereiken onder deze omstandigheden, was bijna niet mogelijk, temeer nog omdat zowel ten Oosten als ten Westen van den spoorweg de kunstweg geheel belegd was met landmijnen.

De sergeant-majoor-instructeur (s.m.i.)
(get.) J. Melssen.

Download brondocument in PDF-formaat Brondocument
(PDF, 1.11 MB)