Dagboek van de sergeant H.J. Jansen, groepscommandant 2e sectie 1-II-8 R.I.
Voor mijn lieve ouders en verloofde.
31 Augustus 1943
-- Mobilisatie
De mobilisatie kwam als een donderslag aan een heldere hemel voor Nederland. Op maandagmiddag om 1 uur werd door de radio de proclamatie voorgelezen. Reeds waren er enkele reservisten opgeroepen maar niemand had er ooit aan gedacht dat er algehele mobilisatie zou komen, maar het onwaarschijnlijke kwam.
Dinsdagmorgen in de vroegte zag je ze al op stap gaan. Vaders met vrouw en kinderen, ouders die hun jongen weg brachten, meisjes die hun verloofden uitgeleide deden.
Ik had opdracht om met 4 soldaten patrouille te lopen door Arnhem, het garnizoen van het 8e Regiment Infanterie.
Ik had er nogal tegen op gezien maar het viel reuze mee, geen enkel incident deed er zich voor behalve bij de Stadsschouwburg waar een soldaat liep die zijn veldjas los had. Toen ik hem hierop wees, was het antwoord: "je mag blij zijn dat ik nog ben gekomen". "Ja, mij een zorg, was dan weg gebleven", maar hier was het toch mee afgelopen.
's Woensdags werd ik overgeplaatst van het 8e Depot Bataljon naar het stam Regiment alwaar ik kennis maakte met de dienstplichtige Sergeanten Borgardijn en Mulder. De een lang en sportief, de andere klein en donker van uiterlijk, maar allebei de schurft aan de dienst, alhoewel ze dit niet lieten merken.
Ik werd ingedeeld in de 1e Compagnie IIe Bataljon 2e Sectie. Sectiecommandant was de reserve 1e Luitenant Vos, een man van plm. 30 jaar, in het burgerleven ambtenaar (beamte) op een effectenkantoor in Amsterdam. Groepscommandant waren de beide boven genoemde sergeanten en een korporaal als plaatsvervangend Groepscommandant waar ik de groep van moest overnemen.De groep bestond uit A. Verhoef (korporaal, plaatsvervangend Groepscommandant), H. Hooijer (mitrailleurschutter, in het burgerleven tuinman), C. Abbing (helper van de schutter, een student in de rechten), B. Goris (fruitkweker), van Ruijmbeke (bedrijfsleider), Lodeweeg (betonwerker), Hogerhorst (schilder, 'de kleine piem'), Ariesse (fabrieksarbeider), van Ingen en van de Wal, beiden steenfabriekarbeider, van Loon (gemeente ambtenaar). Dit was de groep waarover ik geplaatst was als Groepscommandant. Mijn oudste soldaat van Ruijmbeke was 35 jaar en tevens de oudste van de Compagnie en ik, oud 20 jaar, de jongste.
De eerste dag bij deze groep werd doorgebracht met inspectie zus en inspectie zoo, dan door de Groepscommandant, Sectiecommandant, Compagniescommandant en Bataljonscommandant.
Donderdags om 3 uur inspectie door de Bataljonscommandant achter de Menno van Coehoorn kazerne. Tenue, gevechtsbepakking met vol ransel en dekens bestaande uit geweer, helm, gasmasker, bajonet, 2 patroontassen, 1 voor geweerpatronen (64 stuks) en 1 voor mitrailleurpatronen (97 stuks), broodzak, veldfles, eetketel, 2 zandzakjes, pioniergereedschap, ransel model gepakt te weten 1 paar schoenen, 2 paar hemden, borstrok, 2 paar onderbroeken, 2 paar sokken, daar over heen 1 deken met overjas tot een rol gevormd. Dit alles bij stralend zomerweer zoals de laatste dagen van Augustus 1939 zich lieten kennen. Dat een gewoon burger als hij zijn helm had moeten opzetten het zweet hem van alle kanten van zijn hoofd zou stromen. Laat staan als hij met bovengenoemde bepakking nog moest klimmen.Deze inspectie duurde bijna een uur, daarna inrukken, de volgende dag zouden we naar Rhenen gaan. Ik had gehoopt om nog naar huis te kunnen gaan, maar mis hoor! Om 16.30 uur komt mijn Sectiecommandant met de boodschap dat ik om 7 uur op wacht moet, dus dat was een kink in de kabel. Gelukkig kon ik nog naar de Bremstraat (Arnhem) en toen om 7 uur op wacht, de laatste kazernewacht in Arnhem.
Ik had Nelly nog afgesproken bij de kazerne, mijn collega van Amerongen was zo welwillend tot 10 uur de wacht over te nemen, zo had ik nog een vrije avond al was het dan maar gedeeltelijk, maar wie het kleine niet eert is het groote niet weerd. Helaas werd deze liefdesydille verstoord door een fikse onweersbui en moest Nelly naar huis, maar hoe? Als ik haar lopend weg moest brengen dan was ik 2 uur kwijt en niet voor 11 uur in de kazerne terwijl ik mijn plaatsvervanger beloofd had voor 10 uur weer binnen te zijn. Goede raad was duur maar gelukkig komt er redding in de vorm van de de Haas, zoetelaar van het Regiment, waar ik verscheidene reepjes chocola van gekocht heb. Ik kon namelijk zijn fiets leenen, een groote transportfiets. Nelly voorop, en daar gaat'ie. Precies om 10 uur was ik binnen.'s Nachts was het een hondenweer: regenen als een gek en onweer; het lichten was niet van de lucht, de bovenbult (bijnaam voor het hoger gelegen terrein van de Menno van Coehoornkazerne) was een zee. Midden in de nacht kwamen m'n vader en m'n broer om nog enkele particuliere dingen van mij op te halen.
Om 5 uur aflossen van de wacht. Het Regiment was al afgemarcheerd naar Rhenen, wij zouden met auto's gaan. Nu gauw wasschen, eten en de auto's op laden. Om 8.30 uur afmarsch met 2 auto's. We komen nog even langs huis waar we koffie krijgen en een sigaar, dan naar Rhenen. 1 September 1939 in Rhenen. Wij zijn er om ca. 10 uur, maar waar we moeten zijn, weten we niet. De wagens maar parkeren op de Frederik van de Paltshof en dan maar wachten tot het Regiment komt.Ik loop slaperig een café binnen. Daar loop ik Geert Luimers tegen het lijf. Nu, daar moet een biertje op gedronken worden wat gauw gedaan is. Hij is als kwartiermaker Donderdags al gegaan. Hij wijst ons een plaats waar we een uurtje kunnen gaan slapen waar we wel oren naar hebben en spoedig zijn Salomink en ik onder zeil. Als we wakker worden gaan we Rhenen is van nabij bekijken. Eerst naar de Cuneratoren en dan de stad in. Maar ook hier zijn we gauw uitgekeken. Ik wist daar nog iemand te wonen, een sigarenfabrikantje, die veel bij ons thuis thee heeft gedronken. Ik dacht nu hij nodigt ons beide vast uit voor een kopje thee maar dat was mis. Ik vond hem ineens onsympathiek.
Om 5 uur komt eindelijk het Regiment in Rhenen. Nu op zoek naar de wagens want die zijn inmiddels ook weggegaan. Eindelijk hebben we die van mijn bagage gevonden, mis ik een pakje met ondergoed wat mijn vader me 's nachts had gebracht. Dan de Compagnie opgesnord; die lag in een oude tabaksschuur waar je de blauwe lucht door het dak heen zag. Dus dat beloofde iets te worden als het ging regenen.Na het eten hooren we van onze sergeant kwartiermaker dat een luit voor de onderofficieren een hooizolder aangewezen had als kwartier, maar dat gaat gelukkig niet door. Daar komt een Sectie soldaten op, arme kerels, ze zijn nog geen half uur op die zolder of ze zitten alweer buiten luizen te vangen.
Wij krijgen een kamer in een pension op de Nieuwe Veenendaalsche weg 140 bij de familie Keijman. De heer des huizes is doofstom. Verder een vrouw, moeder van een jongen van een jaar of 17-18 die werkzaam is op het gemeentehuis en nogal een beetje eigenwijs is. Verder een geschikte knul. Tot slot een dochter van 14 jaar, pas van de Mulo. Wij hebben het er best.
De Zaterdag wordt doorgebracht met exercities en theorie. Om 4 uur soldij uitbetalen dan vrijaf: tot 10 uur Zondag vrij.
Ik besluit om naar huis te gaan, maar hoe, dat was natuurlijk verboden. Ik besluit om tot Wageningen te loopen en dan de bus te nemen, wat ik ook doe. Ik loop tot aan de Wageninsche berg en stap daar op de bus en sta om 7 uur voor het verbaasde gezicht van mijn moeder. Thuis zijn ze natuurlijk heel bang dat ik straf krijg en gedegradeerd zal worden, maar ik niet.
Zondag 3 September oorlogsverklaring tusschen Frankrijk, Engeland en Duitschland. Nogmaals raadt m'n vader mij aan om terug naar Rhenen te gaan maar ik doe het niet.'s Avonds om 10 uur ga ik terug en ben om 11 uur in Rhenen. Heerlijk waren deze dagen in huislijke kring. Die Zondag is Nelly voor het eerst bij ons thuis geweest.
Als ik in Rhenen aankom komt er een luitenant op mij af en vraagt hoe laat ik binnen moet zijn. Prompt volgt er: "Als meerderjarig onderofficier om 12 uur, Luit", alhoewel ik er nog geen 21 was, maar dat ging hem niets aan.
Als ik in mijn kwartier kom moet ik bij de Compagniescommandant komen. Oh jee, wat zal er nu aan de hand zijn? Gelukkig blijkt ook dit niet van ernstige aard te zijn. Ze hadden mij alleen Zondagsmiddags om 5 uur gemist. Nu, hier was gauw iets op verzonnen, namelijk: Nelly was er geweest, we waren gaan wandelen en zodoende te laat gekomen en door de onbekendheid van de streek niet de snelste weg kunnen nemen. Ik hoefde alleen maar een nachtwachtje op te knappen van 11 uur tot 0 uur. Nu dat kon erger. Er waren nogal wat appelen en perenbomen op de "Beukenhof", een pension waar ons bureau was gevestigd.
Om 5 uur van de wacht af en onder de wol slapen tot 12 uur. Eten, en de rest van de dag vrijaf.
's Middags komt de Sergeant van de dag met de order dat de Sergeant Jansen bij de dienst moet komen: doe de groeten maar aan de Luitenant en zeg maar dat hij vrij heeft door wacht vastgesteld volgens de inwendige dienst (reglementen voor de dienst).
De volgende morgen vroeg de Luitenant: "Hoe ik er bij kwam dat ik vrij was?". "Volgens artikel zoveel en zoveel van de inwendige dienst der Landmacht, Luitenant!". "Staat niets van in". "Jawel Luit, kijkt u maar", waarna ik hem de inwendige dienst onder de neus duwde.
's Middags had ik met Herman Hooijer, ook uit Oosterbeek, afgesproken om naar huis te gaan, wat we ook doen. Als we Rhenen in gaan komen we Sergeant Arie van Drumpt tegen die ook naar huis wil. Deze besluit om met ons mee te gaan. Daarna komen we Piet Verholt en Dirk van de Kaa die ook willen, maar deze gaan niet met ons mee.We besluiten een auto aan te houden wat heel spoedig gelukt en deze brengt ons tot Heelsum. Als we de Grebbesluis passeeren komt plotseling een schildwacht op de straat die sommeert om te stoppen. We schrikken ons gek maar gelukkig blijkt dat de bestuurder langzaam over de sluis moest rijden. Om 11 uur zijn we allen weer veilig in Rhenen.
Tegen het einde van de week gaan we voor de eerste maal naar de Grebbedijk schootsrichtingen bepalen voor de mitrailleurs. Daarna de arbeiders van de Nederlandsche Heide Maatschappij helpen. Hier gaan eenige weken mee om.
Iedere Zondag ga ik nog clandestien naar huis, maar nu anders. Salemink heeft een stelletje verlofpassen te pakken kunnen krijgen en die gebruiken we nu indien we worden aangehouden: dan toonen we een achter over gedrukte verlofpas die we zelf netjes met een schrijfmachine invullen. De Compagniescommandant tekent altijd een stelletje van die dingen van te voren in dus er komt nog een goede handtekening op voor ook! Na 14 dagen mobilisatie gaan de eerste met periodiek verlof. Ik moet nog ruim 14 dagen wachten maar ik mag niet klagen wat ik kom vaak genoeg thuis.
Eindelijk kom ik ook aan de beurt. O, wat een heerlijkheid twee hele dagen verlof. Ik kan het oogenblik dat ik naar de bus ga haast niet afwachten, wat gaat die tijd langzaam. Eindelijk is het half vier. Snel naar de bus van 4 uur. Om 4.35 uur in Oosterbeek. Verlof, 2 heele dagen, maar oh, wat zijn die gauw om. Aan het einde van de tweede dag moet ik weer terug naar Rhenen en maar weer wachten tot de volgende keer en zien dat we dien tijd stuk krijgen met pionieren, wacht en weekdienst. Gelukkig kan ik een keer met verlof ruilen met Vink zodat ik 15 October thuis ben als moeder jarig is. Maar nu moet ik een tijd wachten.In begin November krijg ik voor het eerst de weekdienst maar aan het einde daarvan zou ik met verlof gaan. Maar oh, wat een strop, Vrijdags worden de verloven ingetrokken. Zaterdags alarm en naar de stelling pionieren tot 's avonds 7 uur. Moe en geradbraakt komen we thuis om dan te hooren: Zondag hetzelfde. Dus de volgende dag maar weer in het daagsche ritme geklommen: uitrusting omhangen en pionieren. Overal waar je kijkt zie je bedrukte gezichten, maar dan om 12 uur is het plotseling verzamelen en naar huis. Voor de rest van de Zondag vrij. Weg is al de narigheid en zorgen.
Eindelijk na een dag of 10 weer verlof en ik nog wel op de verjaardag van Nelly, weer een boffer.
We krijgen nu ook bewegingsvrijheid. Eerst tot Wageningen, later tot Renkum maar daar maken wij wel Oosterbeek van!
Zo sukkelen we December in, op St. Nicolaasavond heb ik bureauwacht en 's nachts patrouille lopen maar de volgende dag verlof. Van thuis krijg ik een pakje en van de familie Keijman ook een kleinigheid.
Dan komt Kerstmis, wel geen verlof maar toch beide dagen thuis, met Nieuwjaar verlof. 1 Januari moet ik 's avonds weer weg. Ik besluit om 10.30 met de bus mee te gaan, Nelly zal mij naar de halte brengen, maar alle bussen rijden door om 10.31 en 11 uur, om 11.30 gaat Nelly naar de tram want het wordt te laat voor haar. Om 12 uur middernacht komt de Luitenant Clamer er bij maar nog steeds staan we te wachten. Als het 1 uur wordt gaan we maar naar huis, we kunnen haast niet meer loopen van de koude voeten.Thuis gekomen liggen mijn ouders al op bed, nu ze er dan maar uitgebeld. Als vader open doet gauw het verhaal verteld en dan met een warme kruik naar bed. Maar oh, wat een koude voeten, ik kan niet in slaap komen.
Als ik eindelijk slaap wordt ik niet eerder wakker dan 8 uur, de tijd dat ik feitelijk bij de dienst had moeten zijn. Gauw aankleden, eten en dan maar weer proberen. Gelukkig komt er nu gauw een bus en om 10 uur ben ik binnen. De Compagnie is uitgerukt dus neem ik de rest van de dag maar vrij.
Nu begint het eentonige gesleur van de mobilisatie weer. Midden Januari verlof ingetrokken. Ik had net 2 dagen gehad en wel 7 en 8 Januari. 7 Januari bestond het Regiment 126 jaar. Toevallig hoor ik thuis de feestelijkheden van 8 R.I. in gebouw Irene door de radio. Overste C.D. Viehoff, de oude Regimentscommandant die in November 1939 werd opgevolgd door Overste Hennink is niet aanwezig, hij voelde zeker dat ze hem niet meer lusten omdat hij lid van de N.S.B. is. Wel de Kolonel Rieber die ook nog een kort woord spreekt.Nadat de verloven een paar dagen waren ingetrokken gaan we weer met verlof, ik nog wel op 29 Januari, op de verjaardag van Vader.
Inmiddels is het zo hard beginnen te vriezen dat we moeten gaan ijshakken op de Grift. Nu begint het mooie pas te komen. Van 8 tot 12 en van 1 tot 4 uur ijshakken. En vriezen dat het deed! Geweldig. 's Nachts ca. -25 graden.
Ook 's nachts moest er ijs gehakt worden of beter: de geul die overdag los werd gemaakt moesten we 's nachts open houden. Nu, dat was heelemaal een bestaan. Geen hand zag je voor de oogen en dan met een bootje en een paar man er in en aan beide zijden trekken door het water.
Zoo ging het ook Zondags overdag van 8 tot 12 de Protestanten militairen en van 1 tot 4 de Rooms Katholieken militairen. 's Nachts was het dan gewoon weer zoals door de week: van 8 tot 2 en dan kwam de aflossing van 2 tot 8.Wie de dienst van 8 tot 2 had ging om 8 uur eerst de vaart los maken en dan tot 12 uur in de cantine zitten en dan nog 2 uur werken.
Onverschillig welke dienst we hadden, we waren de volgende dag vrij van dienst. Zo was dit dan weer een heel klein lichtpuntje.
Met mijn verjaardag op Zondag 11 Februari hoop ik thuis te zijn, maar krijg geen verlof. Dan maar op een andere manier een kous er aan passen.
Ik spreek met mijn collega's af als er wat bijzonders is dat ze me zullen opbellen. Ik ga Zaterdagsavond naar Nelly. Als ik om 11 uur naar huis toe wil komt mijn Vader met de boodschap dat ik vanavond nog naar Rhenen toe moet, dus in plaats van de tram dan maar de bus. Met een rotzin kom ik in Rhenen aan om te hooren dat we moeten ijshakken van 8 tot 12 uur en Zondagsmiddags weer vrij zijn. Vlug heb ik weer een plan, ik ga in mijn beste uniform en zal dan proberen als de Compagnie om 12 uur gaat verzamelen naar de bus te gaan.
De volgende morgen kom ik al te laat, de Compagnie is al weg dus dan maar alleen naar de Greb, om 9.30 uur ben ik daar. Geen mensch heeft mij gemist en om 11.30 ga ik stiekem weg en ben om 1 uur thuis waar ze net aan tafel willen gaan. Groot was de verrassing dat ik weer thuis kwam.
Na dien dag gezellig thuis doorgebracht te hebben, 's avonds weer naar Rhenen.Toen ik een paar dagen later thuis kwam, was Nelly ziek, angina, het was nogal erg. Ze kon bijna niet praten, dus was dit een niet erg prettig verlof.
Ondertusschen was m'n broer Jaap insgelijks bij het 8e Depot Bataljon te Bussum. Zo hadden dus m'n ouders het erg stil thuis.
Zo sukkelen we Februari en Maart door: al maar ijs hakken, wacht, weekdienst en verlof.
Zouden we met Paaschen weer verlof hebben? Na angstig wachten komt de tijding dat we met Paaschen verlof hebben in 3 ploegen. Ik val in de ploeg die Dinsdag na Paaschen met verlof gaan. Allebei de Paaschdagen vrij van dienst! Eerste Paaschdag bewegingsvrijheid, dus dat wordt Zaterdag al naar huis, tot Maandagmorgen 12 uur. 's Middags krijg ik mijn verlofpas al en dus ga ik om 5 uur maar vast met verlof alhoewel dit pas Dinsdagmorgen mag. Dinsdags is de dag van vertrek. Woensdag tot en met Vrijdag verlof. Zaterdag om 12 uur weer binnen, daar kom ik op de lijst van bewegingsvrijheid voor dus Zaterdagavond tot Zondagavond weer naar huis, wat een boffer!
Direct na het Paaschverlof worden weer eens alle verloven ingetrokken, maar na een dag of 10 komt ook dit in orde, intusschen zijn de Duitsche troepen Denemarken en Noorwegen ingevallen. De Noren vechten goed maar de Denen hebben geen weerstand geboden. Zullen ook wij in dit groote conflict betrokken worden?
Met Hemelvaartsdag wordt er in Oosterbeek een marsch gelopen uitgeschreven door de Wandelsportvereniging "De Zuidzomers". Verscheidene soldaten willen hieraan deelnemen en vragen aan mij of ik het commando over wil nemen waartoe ik besluit. Een voorlopig detachement wordt opgesteld en na een verzoek aan de Bataljonscommandant wordt er ingeschreven door 30 man, 3 korporaals en commandant. Tenue is ongewapend: koppel en broodzak.Na een marsch van 30 k.m. behalen we de eerste prijs van de corpsen, wat een mooi succes is.
Onderweg bij de eerste rust zorgde korporaal Verhoef voor een klein intermezzo, in een cafe ging hij aan het buffet een glas melk halen. Op de terugweg viel hij doordat hij met zoolbeslag op een pas geboende vloer liep met het gevolg dat hij uitgleed en zijn glas melk over zijn hoofd viel.
Tijdens de grote rust kregen we een compliment van de Kapitein Hakkert, commandant van 3-II-8 R.I., die de marsch individueel meeliep.
Gedurende het 2e gedeelte werden we thuis onthaald met thee.
Om 5 uur waren we binnen, om 7 uur was de prijsuitreiking en kregen we de beker.
Om 10 uur had ik bepaald dat we zouden verzamelen voor een bus die extra voor ons liep. Zoo hadden we een gezellige dag gehad.
De volgende morgen moest ik om 6 uur patrouille lopen met 2 man en 's middags met verlof. Op de fiets naar huis. Toen kon ik niet vermoeden dat dit mijn laatste verlof was tijdens de mobilisatie, want toen ik Zondag 's avonds terugging was het verlof ingetrokken en naar het scheen zouden we met Pinksteren er ook nog aan vast zitten.Tweede Pinksterdag zou ik wacht hebben wat me lang niet aanstond, maar ja, ik had al zo vaak geboft, dan nu maar eens niet.
Wat zou ik later graag dat wachtje gelopen hebben, maar daar had ik toen nog geen vermoeden van, maar ongemerkt kwam de donkere wolk naderbij.
Toen ik Donderdagsavonds in mijn kwartier kwam lag er een brief van Nelly dat ze dien avond nog zou komen met de bus van 7 uur, dus gauw scheren, wasschen en verkleden en dan naar de bus. Toen we dien avond in het bosch liepen te wandelen bij Ouwehand kwam er een vliegtuig over, ik dacht dat is voor een oefening, geheel niet vermoedend dat dit het begin van de ellende zou zijn.
Bijna hadden we de laatste bus gemist, als dit het geval geweest was zou de ellende voor haar niet te overzien zijn geweest.
De chauffeur van de bus vertelde mij het smoesje dat de verloven weer door zouden gaan, dus ik gauw naar huis om dat aan mijn collega's te gaan vertellen en nog de persberichten te hooren, maar die wisten van niets en ook de radio zei er niets van dus dat was ook al weer niet waar. Dan maar gauw naar bed.
-- 10 Mei 1940
"Jansen, verdomme kerel, wordt dan eens wakker". Met een slaperig "Ja, wat is er?" wordt ik wakker. "Graad 3 is afgekomen, je moet er uit". "Wat zeg je?" Meteen zit ik overeind. We moeten onmiddellijk op het bureau komen. In een oogwenk ben ik uit bed, ben aangekleed en zet m'n muts op en voeg me bij mijn collega. Buiten hooren we de onderofficieren van de Beukenhof al loopen, ook de officieren van 3-II die bij ons in pension zijn en de onderofficieren zijn al op, dus wij ook maar naar het bureau. Als we daar aankomen zijn bijna allen aanwezig op 3 na en de Kapitein die bij de Bataljonscommandant is.
Als allen aanwezig zijn neemt de oudste luitenant, waarnemend Compagniescommandant, Emous het woord en zegt dat de toestand zeer spannend is, en de oorlogstoestand ieder ogenblik kan afgekondigd worden, en de Compagnie om 4 uur gewekt moet worden, als de toestand erger wordt dan direct. Dan moeten ransels gepakt en dekens gerold worden. Speciaal moeten we letten op de herkenningsplaatjes.Hierna kunnen we inrukken. Als we buiten komen gauw een sigaret op. "Hoe laat is het eigenlijk jongen?" "Een uur", zegt er een. Op weg naar de kwartieren is het een en al gekanker, ook: "zijn ze gek geworden met hun oefeningen". Nu zegt een ander: "het is geen oefening". Ik zeg: "dat zullen we om 4 uur wel zien, ik kruip nog gauw een paar uurtjes de koffer in" en de daad bij het woord voegend slaap ik weer.
Om ca. 4 uur wordt ik wakker door een hevig gebrom, wat zou dat zijn? Het is echter te donker om wat in de lucht te zien, daar ik echter mijn collega's hoor, trek ik gauw mijn uniform aan, steek een sigaret op en ga naar beneden. Op straat is alles al in rep en roer. Zelfs op de Compagnie ligt geen mensch meer op bed en staan ze buiten te discussiëren.
Als het lichter wordt zien we Duitsche vliegmachines. Al spoedig is onze luchtdoel in actie en een gejuich stijgt op als ze er een brandend neerschieten.
"Zou het nu werkelijk oorlog worden?" "Wel neen", zegt er een, "Engeland krijgt een beurt". "Ben je gek", zegt een korporaal, "daar komt stront van, let maar op".
"Wat het is kan me niet schelen", zeg ik, "ransels pakken en dekens rollen". Ook de andere Groepscommandanten zetten hun groepen aan het werk en spoedig is de geheele zaak klaar.Al spoedig komt Luitenant Emous, iedereen holt naar hem toe en vraagt of hij nog nieuws weet. Ja, dat weet hij. Ook graad 4, oftewel de oorlogstoestand, is afgekondigd. Even slaat ons de schrik om het hart maar spoedig zeggen de optimisten: ben je gek, het is een oefening en ik geloof het echter.
We krijgen bevel om om te hangen, dat wil zeggen wapens e.d. halen. Nog gauw even naar het kwartier een paar boterhammen en een kop thee en dan weg na afscheid te hebben genomen van de familie Keijman.
Nadat de Compagnie verzameld is en gemeld aan de Compagniescommandant geeft deze het bevel: "Marschformatie formeren, volgorde 1e, 2e, 3e en 4e Sectie voorwaarts, mannen, daar gaan we dan, naar de stellingen". Nog uitgeleide gedaan door bekenden, als we langs Keijman komen staat daar de heele familie voor het huis.
Al spoedig zijn we buiten Rhenen, er wordt er rust gecommandeerd, een enkeling probeert te zingen, maar het lukt niet. Wel zijn spoedig de sigarettendoosjes te voorschijn gehaald en dampt alles. Nog steeds zijn de vliegtuigen boven ons.Onderweg rijden vrachtauto's met munitie af en aan.
Als we in de stellingen aankomen moeten de korporaals de mitrailleurs in stelling brengen en wij blijven bij het uitdelen van de noodrantsoenen en reserve munitie. We vragen ons nog steeds af: is het een oefening of niet?
Spoedig heeft iedere groep het zijne en dan is het de stellingen betrekken om 8 uur in de morgen.
Als wij op weg zijn naar onze groepsstelling komt er een vliegtuig laag over vliegen. Korporaal Schuurhuis neemt zijn geweer en vuurt op hem met het gevolg dat hij zich omdraait en al schietend op ons afkomt. "Dekken", schreeuw ik. De meesten dekken zich of hebben zich gedekt, een paar hollen hard verder.
Als het vliegtuig weg is staan we op. Gelukkig zijn er geen ongelukken gebeurd. Nu gaat het in de looppas naar de stelling. Daar aangekomen is het ransels en dekens afhangen, de rest moet omgehangen blijven.
Bij de familie Ariesse waar we de stelling in de hof hebben, en waar we tijdens de mobilisatie als kind in huis waren, is ook alles in rep en roer. Daatje is al stapels boterhammen aan het snijden om mee te nemen voor de evacuatie. Als we het bakhuis binnen komen begint de oude vrouw te huilen. Ja moedertje, het valt niet mee op je oude dag en dan dit nog mee te maken, want dat het menens wordt staat bij ons nu wel vast.
Om circa 11 uur gaat de oude Ariesse met Daatje in de hand weg naar de boot. Gerrit moet nog blijven tot nader order. Wij draaien ons om als vader en zoon afscheid nemen en denken aan onze eigen familie. Hooijer vraagt mij: hoe zal het in Oosterbeek zijn? Ja, hoe zou het daar zijn, ik weet het nog minder dan hij.
Om 12 uur eten we ons brood op en bakken een paar eieren in het bakhuis. Reeds zijn de meeste menschen uit Achterberg weg. Een zielig gezicht was het om die menschen weg te zien gaan. Bepakt en bezakt trokken ze de weg af, het onbekende tegemoet.
In de namiddag wordt de oude vrouw Ariesse met een auto opgehaald. De meeste soldaten kunnen zich niet meer goed houden als ze haar een voor een de hand hebben gegeven en lopen gauw weg. Dan is het alleen nog Gerrit die over blijft. Hij weet nog niet wanneer en waar hij heen gaat.Om 5 uur krijgen we bruine boonen, maar de helft wordt nog niet opgegeten.
Hooijer is met Gerrit de boerderij rond geweest om te zien waar het voer voor het varken en kalf staat. Hij beloofd zoo lang het kan om de beesten te voeren.
Tegen de tijd dat het donker wordt gaan we in het huis een slaapplaats maken en kiezen daarvoor de woonkamer. Deze ontruimen we en leggen bosschen stroo op de grond om op te slapen. Tijdens het ontruimen heb ik het ongeluk om een kap van de petroleum lamp stuk te stoten.
Nadat we de piketten voor de nacht geregeld hebben gaan we proberen te slapen, maar we kunnen de slaap niet krijgen.
Om 12 uur hooren we plotseling schieten. Als we buiten komen zien we dat het van Rhenen komt. Onze eigen artillerie schiet op Wageningen. Een vreemd gezicht is het iedere keer, dat lichten van de vuurmonden.
Als we een half uurtje buiten hebben gestaan, Gerrit is er ook bij gekomen, gaan we weer proberen te slapen. Ik lig in een hoek met Korporaal Verhoef en Hooijer. Tegenover mij Mulder met Luitenant v/d Heuvel. Borgardijn heeft piket. Ik pas om 3 uur. Mulder had van 11 - 1 en Borgardijn van 1 - 3 uur en ik van 3 - 5 uur waarnaar alles weer de stelling in moest.De meesten kunnen niet slapen en gaan naar buiten, ik ook.
Als ik om 3 uur op piket kom slaapt er bijna geen een meer, er is echter niets te beleven en als om 7 uur een ordonnans komt voor rapport kan de Luitenant zeggen: "geen bijzonderheden, geen gewonden".
Als we om 8 uur zitten te eten in het bakhuis komt plotseling Lodeweeg binnen. "Luit, op de berg schieten ze". "Ach joh, je kletst", zeggen we. "Nou, kom dan maar kijken". Als we buiten komen zien we op de berg granaten inslaan en horen de explosies.
Nu moeten we het bakhuis uit voor eventuele voltreffers, dus slaan we ons kwartier maar op in de stelling. Gauw nemen we een petroleum toestel mee om daar op te kunnen koken. Het blijft echter die morgen nog rustig.
Maar in de middag begint het lieve leven. De ene granaat naar de andere wordt in de lucht geslingerd en vallen in de naaste omgeving neer. Zo blijft het aan de gang. Geregeld een hevig gefluit en dan een slag. Om plm. 4 uur slaat een granaat vlak voor het mitrailleurnest in. Alles wordt door elkaar geschud. Gelukkig komen er geen ongelukken door.Verschrikkelijk is dit artillerievuur.
Geregeld denken we nog aan huis en hoe zou het met m'n broer zijn?
Het artillerievuur wordt steeds heviger. Ook in de nacht en de daarop volgende zondag 1e Pinskterdag. Vanavond had ik op wacht gemoeten.
De Voorposten in de Nude zijn al bezweken. Zaterdagavond ging ik met Hooijer nog naar voren om een opening in een prikkeldraadversperring af te sluiten met prikkeldraad cylinders. Dit moest onder hevig artillerievuur geschieden zoodat we verscheidenen keren moesten dekken.
Zaterdagmorgen ging Gerrit weg, waarheen was ons onbekend.Ook de Zondag bleef de artillerie in actie. Verschrikkelijk was het. De eene granaat naar de andere sprong boven onze linies uit elkaar.
O God spaar ons, baden wij geregeld. Een enkele R.K. militair zat met de rozenkrans in de hand.
Tegen de nacht ging de Sectiecommandant naar de 2e groep en zou ik hem geregeld een patrouille zenden. Echter de eerste werd al van achteren onder vuur genomen, dus was de vijand al doorgebroken, iets wat later ook al gauw bleek.
Gedurende de nacht deden de Duitschers een uitval wat we bijtijds konden verhinderen door een hevig geconcentreerd geweervuur.
Van slapen was al dien tijd nog niets gekomen en de nachten waren verschrikkelijk koud.
Toen de morgen aanbrak was de dijk (bij de Grift) al door de vijand bezet en vormde wij de frontlinie.Toen ik een verbindingspatrouille uitzond naar de neven Compagnie bleek dat deze stellingen op onverklaarbare wijze waren verlaten.
Toen ook onze 1e Sectie bezweek zaten wij met 34 man in een vak wat door een half Bataljon verdedigd moest worden.
Onze Luitenant gaf het bevel om de rechter en middelste groep terug te trekken op de linker groep.
Ook tijdens deze beweging nam de vijand, die ca. 100 meter achter ons zat, de 2 groepen onder vuur. Maar ook hier werden er gelukkig geen gewond. Ondertusschen hadden wij met de mitrailleur het vuur geopend op de vijand voor ons.
Maar al heel gauw moesten ook wij terug langs een schaapskooi en door een roggeveld naar achteren.
De vijandelijke artillerie die gedurende eenige uren gezwegen had begon plotseling weer te spreken en nog heftiger dan te voren.
In Achterberg aangekomen zag ik een soldaat liggen. Toen ik naar hem toe wilde gaan om te kijken of ik hem helpen kon riep plotseling een S.M.I.: "verdomme sergeant, je loopt in een mijnenveld". Het was alsof m'n hart stil bleef staan. Voetje voor voetje kwam ik weer op de begaanbare weg.Hier had inmiddels de Luitenant contact gezocht met een Bataljonscommandant van een Bataljon Jagers en wij zouden achter dit Bataljon aankomen dat een tegenaanval zou doen. Teneinde daarvoor moesten wij ons in een weiland opstellen bij een boerderij.
Hier was het waar we de sergeant Borgardijn moesten missen doordat hij, in de keuken van die boerderij staande om wat te eten, door granaatsplinters in het gezicht werd getroffen en gewond naar een veldhospitaal werd gebracht.
Eindelijk kregen we bevel om naar voren te gaan voor een tegenaanval. Daar echter de verbindingen weg waren en door het hevige artillerievuur konden we al spoedig niet verder. Links en rechts vielen de menschen. Een Kapitein (redactie: reserve-kapitein J.C. Buwalda van 2-II-24 R.I.) lag in het prikkeldraad, dood.
Al gauw was het Bataljon uit elkaar geslagen en ving een terugtocht aan in grote wanorde. Van onze Sectie waren alleen Luitenant v/d Heuvel, ik en nog wat soldaten over. Toen we echter door weilanden en boschjes gingen bleven er bij mij nog alleen Ahout en Hooijer over. De andere soldaten waren allen vreemden die hun eigen weg zijn gegaan of misschien achter zijn gebleven.
De Luitenant was ik kwijt geraakt. Daar stonden we dus, met z'n drieën. Waar heen? Maar in de richting Veeneind en dan maar zien.Toen we weer op de Cuneraweg kwamen was de artillerie stil, maar er was een groote terugtocht aan de gang. Onderweg kwam van Ruijmbeke bij ons die verdwaald was en zoo waren we met zijn vieren. Bij het Veeneind de weg op naar Elst. Daar ontmoette ik Herman Marks. Vandaar, na een ontvangen volmacht om terug te trekken, die ik van een overste kreeg, verder naar Wijk bij Duurstede.
Toen we daar aankwamen was het 8 uur in de avond.
Nadat ik me gemeld had bij een Majoor teneinde nadere orders af te wachten konden we proberen om te schrijven. Hier heb ik een briefkaart naar huis geschreven en naar Tante Jeanne.
Midden in de nacht gingen we op vrachtauto's naar Jutphaas. Hier spraak ik een soldaat die alleen over zijn ondergoed een overjas aan had. Het bleek dat hij krijgsgevangen geweest was, zijn uniform uit moest trekken wat de moffen aantrokken. En toen voor hun uit naar de Hollandsche linies moest loopen. Door toeval is hij weer bij de eigen troepen terechtgekomen.
Om 4 uur Dinsdagsmorgens kwamen we in Jutphaas aan waar we eindelijk konden gaan slapen boven een koestal. Na 4 dagen weer slapen. Maar hier kwam echter niets van. Door de zenuwen konden we geen van allen slapen.
Onderweg dicht bij Jutphaas hingen een paar fietsers aan de auto. Groot was onze verwondering toen we bemerkte dat het Sergeant Mulder met een paar soldaten was.Die dag in Jutphaas was taai. Er kwam geen eind aan. Hoe zou het thuis zijn? Zouden we ze ooit nog terug zien? De hoop is klein. Tot plotseling om 7 uur 's avonds verzameld moest worden en een Majoor mededeelde dat Nederland capituleerde. Groot was de ontmoediging. Grote mannen liepen te huilen als kleine kinderen. Sommigen waren bijna gek van razernij.
Toen de gemoederen bedaard waren moesten we de wapens inleveren, wat we pas deden nadat ze grondig vernield waren.
De volgende dag en die donderdag was de heele boel neerslachtig. Wat zou er met ons gebeuren? Geregeld als er een ordonnans wegging gaven we briefkaarten mee voor thuis.
Donderdags kregen wij bevel om naar Vreeswijk te gaan. Hier vonden we ons Regiment weer terug en een man of tien van onze Compagnie. Groot was de ontroering bij het terugzien van die oude bekenden. De fourier van ons, die een paar dagen alleen had gezworven, barstte in tranen uit. Ook de S.M.I. draaide zich gauw om.Des Vrijdags gingen we naar Benschop. Een klein plaatsje met 1 café waar alleen limonade te verkrijgen was. Hier zouden we eenige tijd blijven.
's Maandags stond plotseling mijn Vader voor m'n neus. Heerlijk was dit weerzien na zoveel bange dagen. En Moeder en Nelly zouden Zondags komen. Wat heerlijk, ook Jaap was gezond.
Die week werden we overgeplaatst naar Wijk bij Duurstede. Gelukkig kon ik tijdig bericht naar huis zenden en zo zat ik Zondags in Wijk bij Duurstede te wachten. Plotseling hoor ik mijn naam roepen. Een soldaat roept dat er familie voor mij is en ja, daar zie ik Moeder en Nelly aan komen loopen. Wat ben ik blij dat ze allen gezond zijn. Ook hoor ik dat ook de Familie Keijman weer terug is. Nu nog de familie Ariesse. Daar heb ik echter zelf de gelegenheid voor om ze op te zoeken als ik toch naar Rhenen moet. Ook deze zijn behouden weer gekeerd en hebben niets verloren.
Maar wat is Rhenen vernield. Straten zijn er gewoon weggeveegd.
Drie dagen later ben ik in de gelegenheid, doordat we naar Wageningen gaan, naar huis te gaan en sta plotseling voor de neus van mijn ouders. Nu komt weer een normale tijd en spoedig is alle narigheid vergeten.
Achterberg, 5 September 1943.
(Dit verhaal is opgeschreven bij de familie Ariese te Achterberg alwaar sergeant H.J. Jansen
was ondergedoken i.v.m. het opnieuw (krijgs)gevangen zetten van Nederlandse militairen.)
Bron: dagboek van de sergeant H.J. Jansen.
|