De verdedigers

Klik hier voor een uitvergroting
Overzicht van de Betuwestelling van 11 mei 1940. (1952) » meer
De Betuwe werd door de eenheden van Brigade A [Commandant Brigade A was kolonel der infanterie Jan van Voorthuijsen] bezet. Hoewel de Betuwe in feite door het Veldleger zou dienen te worden verdedigd, bezat dit Veldleger onvoldoende eenheden om alle stellingen en linies te bezetten. Dat betekende dat er twee brigades waren ontstaan, A en B, die gevuld waren met zogenaamde hooggenummerde regimenten infanterie en artillerie. In feite waren deze troepen, bestaande uit regimenten met de oudste lichtingen reservisten en een mindere bewapening, bedoeld om binnen Vesting Holland secundaire verdedigingen te voeren. Omdat het Veldleger echter jonge reservisten tekort kwam, werden de twee Brigades ingedeeld in de beide middensectoren, te weten de Betuwe [Betuwestelling] en het land van Maas en Waal [Maas-Waalstelling]. Die middensectoren - zo verwachtte men - zouden vrijwel zeker niet de hoofdaanval van de Duitsers ondervinden. Men nam daarmee dus een 'gewogen risico'.

De brigade A bestond uit de beide infanterieregiment 44.RI [zuidelijke deel] en 46.RI [noordelijke deel] alsmede het artillerieregiment 22.RA. Omdat de laatste slechts twee afdelingen had, was III-19.RA toegevoegd als derde afdeling. Er was bovendien een rivierbatterij geplaatst aan de Waal bij Ochten.

Omdat ook de Over Betuwe verdedigd diende te worden waren twee 'vreemde' bataljons infanterie aan het tactisch bevel van C-Brig.A toegevoegd, 8.GB en III-43.IR. Deze vormden de zogenaamde Groep Betuwe en waren als 'voorverdediging' in de strategische beveiliging opgenomen. Zij vielen onder tactisch bevel van de C-Brigade A. De bataljons waren verdeeld over de lijn Lent - Bemmel - Huissen. Daarbij waren twee compagnieën vooruitgeschoven. Een compagnie van III-43RI was in Fort Pannerden gelegerd en een compagnie van 8.GB ten zuidoosten van Nijmegen.

De beide infanterieregimenten beschikten over ongeveer 2,400 man elk. Elk regiment had o.m. vier stukken 6-veld infanteriegeschut, vier stukken PAG 47 mm antitankgeschut, 6 mortieren van 81 mm en 24 zware mitrailleurs. Als brigadeversterking was er nog een extra MC met 12 zware mitrailleurs M.18 en een eskadron huzaren [6-1.RH] bestaande uit 165 man wielrijders voor verkenningstaken.

Voor de Groep Betuwe gold het volgende. Het grensbataljon was onder sterkte en had ongeveer 600 man, het bataljon infanterie bestond uit circa 700 man.

De beide afdelingen artillerie van 22.RA waren uitgerust met waardevolle stukken veldgeschut 7-veld, 24 stukken van 75 mm in totaal. De toegevoegde afdeling III-19.RA had oud stellinggeschut, 12 stukken van het type 12-lang-staal. Dat was traagvurend 120 mm geschut. Een afdeling van 22.RA stond ten westen van Kesteren opgesteld, de andere afdeling van dat regiment tussen Kesteren en Ochten. De afdeling 19.RA stond eveneens ten zuiden van Kesteren in stelling.

De rivierbatterij bij Ochten beschikte over drie marinevuurmonden 7 lang 40. Dit waren oude 75 mm marinekanons die met een half open pantsermantel op een draaiaffuit [pivot] op de kade waren geplaatst. De drie stukken dienden de Waal te beveiligen tegen maritieme acties.

De brigade beschikte (in haar sector) voorts over twee pelotons luchtdoelmitrailleurs [3-6 en 4-6 Pel LuMi: 2 stukken Oerlikon 2 cm en 2 zware mitrailleurs elk],  en ondersteunende verbanden der pioniers, aan- en afvoertroepen, geneeskundige troepen en politietroepen. In het achterland van de Brigade A, bij de schipbrug bij Eck en Wiel en de beide schipbruggen aan weerszijde van Tiel, bevonden zich nog enkele luchtafweereenheden van de kring Utrecht-Soesterberg.

De Groep Betuwe - bedoeld als bezetting van de oostelijke sector van de Betuwe - bestond naast de beide reeds genoemde infanteriebataljons uit drie stukssecties 8-staal [stalen veldgeschut uit 1880] en enkele speciale kazematdetachementen die diverse geschutskazematten bezetten. Bovendien waren onder tactisch bevel drie rivierkanonneerboten [Hr.Ms. Braga, Tyr en Freyr], een stokoude torpedoboot [Hr Ms Christiaan Cornelis], een logementschip en drie bewapende sloepen. Deze vielen onder de kleine maritieme Groep Lent, waar bovendien een detachement Politietroepen onder viel die twee rivierkazematten [elk een kanon van 5 en een M.08 zware mitrailleur] bemanden. Het Fort Pannerden, in de uiterste punt van de Betuwe - op het snijpunt van de Waal en Pannerdensch Kanaal, had haar eigen taak. Het is qua bewapening buiten beschouwing gelaten. Voorts had de Groep Betuwe vernielingstaken, waaronder het vernielen van de bruggen over de Rijn bij Arnhem en Oosterbeek. Een groot aantal vernielingen in het voorterrein stond op de kaart alsmede het activeren en/of leggen van 22 mijnenvelden door 9.Cie Pn.

Klik hier voor een uitvergroting
Een dwarsdoorsnee van de manschappen die de Betuwestelling bevolkten. » meer
De hoofdweerstand was bezet door vier bataljons infanterie, ondersteund door de vier secties van 9.MC. Twee bataljons waren in reserve, te weten III-44.RI te Echteld en I-46.RI te Ingen. III-44.RI was voorbestemd om de Waaloever te bezetten, nadat de evacuatie van het Veldleger uit Brabant op gang was gekomen. Ze zouden zo voor de aansluiting op de Waal-Lingestelling zorgdragen, waar Brigade G lag in afwachting van onderdelen van het 3e Legerkorps. II-22.RA zou als directe vuursteun in hun rug worden geplaatst.

De totale sterkte van de brigade in de sector van de hoofdweerstand was ongeveer 7,000 man. De Groep Betuwe bestond uit circa 1,500 man. Zodoende had de commandant van Brigade A ongeveer 8,500 man onder zijn bevel.

16