Gebeurtenissen op 12 en 13 mei 1940
De derde oorlogsdag begon met de instructie van de CV dat de enige overgebleven reserve [I-46.RI] ter beschikking gesteld diende te worden aan de 4e Divisie bij Rhenen. Als vervanging zou III-33.RI uit de Brigade G naar C-Brig.A. worden overgeplaatst. Bovendien werd de sector aan de Rijndijk ter hoogte van Rhenen versterkt en deels van front veranderd [van pal oost naar noordoost]. In de loop van de dag zou bovendien door 46.RI met zware mitrailleurs, mortieren en infanterievuur enige steun worden gegeven aan de 4e Divisie.
Aan Duitse zijde ontving de Gruppe Brückner het infanteriebataljon II./IR374 en een batterij 105 mm houwitsers van II./AR.207. Het geheel werd in de ochtend overgezet met boten over de Rijn.
In de vroege ochtend werd artillerievuur aangevraagd door de voorpostensector van 3-I-44RI [zuidfront]. Er werd vuur afgegeven door II-22.RA oost van het wegenknooppunt aldaar. Het leidde ertoe dat een Duitse afdeling in die positie in paniek de benen nam en een schat aan materieel en uitrustingstukken achterliet. Daarbij werd met name door de voorposten een stuk PAK met 100 granaten in dankbaarheid in gebruik genomen. De overige zaken werden vernield of meegenomen. In de avond werden opnieuw enkele afsluitingsvuren afgegeven, waarbij de 12 cm stukken van III-19.RA in werden geschakeld.
Laat op de avond sloeg onfortuin toe. Het begon met een vuuraanvraag van de voorposten op waarneming van vijand dat opmerkelijk genoeg door de C-Brig.A. werd geweigerd. Zodoende konden Duitse verbanden ongehinderd de voorpostenstrook naderen en op korte afstand de posities beschieten. Het leidde uiteindelijk tot een intensieve strijd, waarbij - na een telefonisch verzoek van een plaatselijke sectiecommandant - een sectie mocht terugtrekken op de westelijke voorpostenpositie. De aanleunende posten bleven hiervan ongewis, waardoor de Duitsers erin slaagden te penetreren in de voorpostenstrook. Aangezien de overige westelijke posities in de sector onbezet bleven wegens het niet collectief terugnemen op de westzijde van de voorpostenstrook, betekende de Duitse penetratie het einde van de voorposten in de zuidelijke sector van de Betuwestelling. Desondanks wist een aanzienlijk deel van de in de voorposten liggende compagnie de frontlijn te bereiken.In de centrale sector was eveneens contact ontstaan met de Duitsers. Al in de vroege morgen, kort na het ochtendgloren, kwam men in contact met een Duits verband bestaande uit motoren en enkele gepantserde trekkers met licht geschut. Die hadden kennelijk tot doel de noordelijke weg van Dodewaard naar Ochten, die via de spoordijk een bocht naar het westen maakte, langs te gaan en zodoende contact met de hoofdweerstand te maken. Bij de spoorlijn waren echter Nederlandse voorposten geplaatst, versterkt met twee stukken 6-veld, een modern stuk PAG en enkele mitrailleurkazematten. Toen de Duitsers op ongeveer 600 meter waren genaderd werd door een der stukken 6-veld een motor met zijspan en een rupstrekker uitgeschakeld. Hierop trokken de meeste Duitsers direct terug in een nabij gelegen huis. Kort daarop volgend Duits artillerievuur vernielde echter de provisorische opstelling van het stuk 6-veld. Daarop werd door het stuk PAG de Duitse trekker in brand geschoten. Even daarna wist men de Duitsers ook uit het nabij gelegen huis te verjagen door gecombineerd infanterie en PAG vuur.
De inmiddels tot volle wasdom gekomen Gruppe Brückner had opdracht gekregen op 13 mei de Betuwestelling te binden en te trachten door te breken bij Ochten om het stadje Lienden te bereiken. Die instructie was vanzelfsprekend verbonden met de grote Duitse aanval op de stoplijn bij de Grebbeberg. Men wilde er zeker van zijn dat de troepen in de Betuwe gebonden zouden blijven aan hun eigen front, zodat de zuidflank van de Duitsers gezekerd was en eventuele versterkingen vanuit de Betuwe zouden worden vastgehouden voor de eigen sector.
In de sector Ochten lagen op 13 mei - vrijwel gelijk verdeeld over de gehele hoofdweerstand - twee compagnieën infanterie, ondersteund door zo'n 20 zware mitrailleurs en drie stukken PAG. Deze eenheden konden rekenen op vuursteun door 12 vuurmonden van 75 mm en 12 vuurmonden van 120 mm. Het zuidelijke deel van het acces kon bovendien door de rivierbatterij met zijn drie stukken van 75 mm worden beschoten.Vrij kort op het ochtendgloren openden de Duitsers een compagniesaanval op de sector langs de dijk. Daarbij werd enige progressie geboekt, maar door hevig vuur vanuit de frontlijn brak men de aanval tenslotte af. Daarbij assisteerden allebei de artillerieafdelingen en de rivierbatterij de verdediging.
Enige tijd later, rond 0800 uur, werd een tweede compagniesaanval ingezet, nu in de centrale sector van het zuidelijk acces. Daarbij werd de tegenstander echter zodanig door gecombineerd infanterie- en artillerievuur ontvangen, dat met zware verliezen moest worden teruggetrokken. Eenmaal teruggetrokken, werd men achtervolgd door de Nederlandse artillerie.
De Duitse verliezen werden nu eens niet overdreven in Nederlandse verslagen, want alleen al aan gesneuvelden hadden de beide aanvalsverbanden 22 man. Volgens het verslag van de Gruppe Brückner kostte de gehele aanval ook nog eens 84 gewonden. Er werden uit het achterland extra ambulances en Sanitäter aangevraagd. Aan Nederlandse kant waren de verliezen zeer laag.
De compleet mislukte actie van de Duitsers, die merkwaardig genoeg nauwelijks door hun batterij artillerie was ondersteund, was de laatste actie op de grond die zij tegen de Betuwestelling zouden voeren. Te water had men echter nog een verrassing in petto.
Even na het middaguur kwamen plotseling met vrij hoge snelheid zes scheepjes de Waal af gevaren. Een grotere boot met geschut aan boord en twee motorboten met de Kriegsmarinevlag voorop. Daarachter nog drie scheepjes. Het ging hoogstwaarschijnlijk om een poging een troepenverband in de rug van de Betuwestelling af te zetten, en zodoende paniek te veroorzaken. De rivierbatterij rekende echter direct met dit dreigende gevaar af. Na enkele schoten waren de beide voorop varende motorboten tot zinken gebracht en had het grotere schip een aantal voltreffers gekregen. De boten keerden om en meerden met aanzienlijke schade af in Druten.Hoewel de echte vijand zich niet meer liet zien, verschenen er nog voldoende spookvijanden. De strijd in de Betuwestelling laat zich als geen ander strijdtoneel in de Meidagen typeren als een gevecht tegen twee tegenstanders: de ware vijand en de spookvijand. Er waren talloze meldingen in deze sector van het Veldleger van onsamenhangende of ongeïdentificeerde berichten per telefoon. Menigmaal leidde dit tot acties of verplaatsingen die in wezen niet door het werkelijke commando waren opgedragen. Deze sfeer overheerste ook de gehele middag van de 13e, toen een spookbericht de commandant van 44.RI bereikte dat de vijand was doorgebroken tot in de hoofdweerstand. Toen de C-44.RI trachtte de verbanden aldaar te bereiken en geen gehoor kreeg (!), besloot hij vanuit de stoplijn tegenactie te doen ontwikkelen. De op de 'penetratie' afgestuurde compagnie vond echter geen Duitser voor zich. Enige tijd later kreeg een compagnie in de frontlijn een telefoontje dat zij zich dienden terug te trekken, op bevel van de BC. Ze deden dit en meldden zich bij de stoplijn bij de BC, die echter van niets bleek te weten. Gelukkig was er geen Duitse offensieve actie op dat moment, want de frontlijn was door dit spookbericht ruim een uur onbezet geweest in een brede sector.
In het noorden kwam de gehele dag geen Duitser meer in beeld, althans niet aan de zuidzijde van de Rijndijk. Des te opwindender waren de ontwikkelingen ten noorden van de dijk, waar 207.ID samen met twee bataljons van SS Standarte Der Führer door de stoplijn was gebroken op en ten noorden van de Grebbeberg. Mitrailleurs en mortieren van 46.RI gaven enige vuursteun, en artillerievuur door 22.RA werd afgegeven op enkele zichtdoelen in de Nude. De Duitsers beantwoordden dit vuur regelmatig met mortier- en artillerievuur.
Aan het eind van de middag kreeg 22.RA het verzoek van de DAC van de 4e Divisie om artillerievuur af te geven op de straatweg Rhenen - Ouwehand [tussen viaduct en berg] alsmede storend vuur af te geven rond het viaduct. Deze vuren werden afgegeven.
Onderwijl werd door 46.RI een flankbeveiliging gevormd rond het landhoofd van de spoorbrug en langs de Rijndijk. Daarbij kwam het aan het einde van de middag enige keren tot vuuruitwisseling met Duitse mitrailleuropstellingen, die aan de noordzijde van de brug eenzelfde beveiliging hadden ingericht.
Bijzonder genoeg was de spoorbrug niet voorbereid voor vernieling, althans waren de slagsnoeren niet aangelegd (de ladingen wel). Al in de vroege middag was door de C-Brig A ontheffing gevraagd de voorbereidingen te treffen, maar hem werd door C-4e Divisie medegedeeld dat dit door de pioniers van zijn divisie zou gebeuren. Die verschenen echter niet. Zodoende gaf C-Brig A aan zijn eigen pioniers opdracht e.e.a. uit te voeren, maar inmiddels waren de Duitse posten aan de noordzijde in positie gekomen zodat de groep genisten werd beschoten waarbij drie van de vier gewond raakten. Ook een tweede poging mislukte.Er zat niets anders op dan trachten met artilleriebeschieting de ladingen tot detonatie te brengen. Twee batterijen van 22.RA kregen de opdracht. Het vuur leidde echter niet tot detonatie van de lading, hoewel de brug vrijwel keer op keer geraakt werd. Onderwijl kreeg een van de batterijen munitiegebrek en vertrok (het terugtrekkingsbevel was inmiddels gegeven voor Brigade A). De laatste batterij zat ook aan het eind van zijn voorraad, toen tenslotte met de laatste resten munitie opeens een enorme explosie de Rijnbrug alsnog in het water deed zakken. Een knap stukje werk dat de Duitsers somber stemde.
58Slot »