Gebeurtenissen op 10 en 11 mei 1940

De hoofdstelling had op 10 mei slechts te maken met een grote stroom overvliegende Duitse vliegtuigen, merendeels Ju-52 transport toestellen. De vloot met bestemmingen rond Den Haag vloog grotendeels over de Betuwe westwaarts, waarbij de grote rivieren voor hen als oriëntatiepunten golden.

Klik hier voor een uitvergroting
Neergeschoten Duits transportvliegtuig (1940) » meer
De eerste golven vlogen relatief laag en nog binnen bereik van het lichte luchtafweergeschut. Later verhoogde men de vlieghoogte zodanig dat voor het lichte luchtafweergeschut in de Betuwe geen eer meer te behalen viel. In de ochtend werden diverse Duitse vliegtuigen, vooral Ju-52's, neergehaald. Merendeels waren die op het conto te schrijven van de zware batterij 10.Bt LuA bij Rhenen, maar de pelotons in de Betuwe hebben vrijwel zeker zelfstandig enkele Duitse toestellen neergehaald.

Voor het overige bleef op 10 mei de strijd ver weg van de hoofdstelling, hoewel de Duitsers in de sector van de voorverdediging in de Over Betuwe wisten te komen. Dat was min of meer logisch, want de Duitsers waren er al in de ochtend van die eerste oorlogsdag in geslaagd door de Nederlandse voorverdediging langs de IJssel en het Maas-Waalkanaal te breken.

Klik hier voor een uitvergroting
Verwoeste Rijnbrug bij Arnhem (1940) » meer
Uiteraard kwam de Groep Betuwe in actie ten aanzien van de geplande vernielingen, versperringen en de te leggen/activeren mijnenvelden. Het waren vooral de pioniers die in deze een zeer actieve rol hadden. De bruggen over de Rijn werden opgeblazen.

Gevechtscontacten waren er slechts in de grenssector enkele korte schermutselingen in de sector van de Groep Betuwe. Het vooruitgeschoven 3-8.GB beet daarbij het spits af, en trok zich terug over de Waal. Bij Pannerden werd vuurcontact gemaakt met enkele Duitse patrouilles. Op de berichten van Duitse aanwezigheid in het voorterrein van Groep Betuwe, werd 1-6.RH geactiveerd en in vooruitgeschoven posities gedirigeerd.

Nadat er intensiever contact met de Duitsers werd gemeld door de Groep Betuwe, kreeg de commandant van die Groep opdracht zich terug te trekken met zijn bataljons. Die terugtocht verliep chaotisch door gebrekkige leiding en de reeds in de rug van de Groep gestelde versperringen en mijnenvelden. Enkele slachtoffers vielen door eigen mijnen. 8.GB bleef onder bevel van C-Brig.A terwijl III-43.RI aan de Groep Merwede werd toegevoegd. Uiteindelijk raakten de verbanden volkomen door elkaar en werd pas op 11 mei enige orde geschapen om alsnog wederom een weerbaar verband te creëren.

Op 10 mei begonnen de evacuaties van de bevolking in de stellingsector, onder meer van de plaatsen Echteld, Ochten, Kesteren, Opheusden en Dodewaard. Die evacuaties verliepen in het zuidelijke deel [Waal] volgens planning, maar in het noorden werd het chaotisch. Daar zou het gros der burgers pas op 11 mei de Rijn afzakken om vervolgens onderweg te Schoonhoven te worden tegengehouden. Het beoogde evacuatiedoel - IJsselmonde - was immers volop in de strijd tegen de Duitse luchtlandingstroepen.

Op de tweede oorlogsdag kwam de oorlog aan de voordeur van de Betuwestelling. Al in de vroege ochtend werd Duits artillerievuur hoorbaar dat ten noorden van de Rijn op de Grebbelinie en voorpostenstrook werd afgegeven. Het Nederlandse antwoord stuurde vele lagen artillerievuur op posities net ten noorden van de Rijndijk. Aangezien de frontlijn ten noorden en ten zuiden van de Rijn vrijwel op gelijke hoogte liep, waren de voorposten bij Opheusden hemelsbreed slechts een paar honderd meter verwijderd van de zware strijd die in de loop van de ochtend in de Nude tussen Wageningen en Rhenen ontbrandde. Een deel der voorposten kwam vanuit de Nude met bootjes over en bracht weinig verheffend nieuws aan de mannen van 46.RI.

Er kwamen tactisch nogal veel veranderingen op de C-Brig A af. Hij diende een van zijn reservebataljons langs de Waal in stelling te brengen, kreeg een deel van Brigade B (inmiddels aan het terugtrekken vanuit het 'opgegeven' zuiden) in zijn rug als reserve en kwam onder bevel te staan van C-III.LK die met zijn legerkorps aan de zuidwest zijde van de sector Brigade A te liggen kwam.

De Duitsers trokken inmiddels bij Arnhem de rivier over. De Gruppe Brückner [toen nog slechts bestaande uit de PAK Abteilung en een peloton pioniers] werd overgezet met als primair doel om de sector tussen het Pannerdensch kanaal en Elst te zuiveren. De Duitsers die men te Pannerden over het kanaal had zien trekken op de eerste oorlogsdag, bleek een eskadron van AA.207 te zijn geweest. De Gruppe Brückner trok grotendeels op richting Elst, terwijl het AA.207 eskadron opdracht kreeg Fort Pannerden te nemen. Vanuit Elst werden diverse sterke verkenningsverbanden westwaarts gestuurd.

In het voorterrein continueerde zich de chaos, waarbij wederom gebrekkig beleid veel onduidelijkheid veroorzaakte. C.6-1RH constateerde op 10 mei zelf dat Groep Betuwe, waarvan nog menig verband zich op de terugtocht bevond in de late avond, terugtrok. Hij was niet geïnstrueerd dat 6-1RH vanaf dat moment het voorste geregelde verband was en dus een verkennende taak had voor de Brigade. Zelf trok de C-6-1.RH die conclusie ook niet ... Zodoende trok 6-1RI in de avond en nacht van 10 op 11 mei binnen de stelling terug, geheel tegen de instructies van C-Brig. A in, want de eenheid had geen verlichting van haar taak, om als dynamische voorpost voeling met de Duitsers te houden, gekregen. Zodoende was in de nacht van 10 op 11 mei geen Nederlandse eenheid meer in het veld oost van de voorposten bij Opheusden en de Tempel.

In de loop van de ochtend van 11 mei werd 1-6.RH door een geagiteerde C-Brig.A wederom het voorterrein ingestuurd. Drie verbanden werden naar het oosten gestuurd, een langs het Rijn acces, een langs het Waal acces en een langs de spoorlijn.

Het zuidelijke verband kreeg ten oosten van Dodewaard voeling met de Duitsers en trok met enkele licht gewonden en onder achterlating van enige wapens en rijwielen snel terug richting hoofdweerstand. Het peloton dat langs de spoorlijn was getrokken had zichzelf in de nesten gewerkt. Een deel van het peloton was naar Dodewaard gestuurd, en werd gevangen genomen (door dezelfde Duitsers als die het peloton even zuidelijker hadden verjaagd). De rest van het peloton kwam later bij Dodewaard in vuurgevecht met de Duitsers aldaar. Na enige tijd maakte men zich los van de tegenstander, trok noordwaarts, en kwam aldaar in een mijnenveld terecht in de voorpostenstrook van 46.RI. Dat leverde zes slachtoffers op, waaronder vier doden.

Onderwijl werd het Fort Pannerden door de Duitsers tot overgave gedwongen. Het geïsoleerde bolwerk, dat haar functie in wezen al had verloren doordat de Duitse hoofdmacht haar reeds noord van de Rijn en ten zuiden van de Maas was gepasseerd, gaf zich gewonnen na een simpele krijgslist van de commandant van het eskadron van AA.207. Die dreigde het Fort te laten vernietigen door zware artillerie als het zich niet overgaf. Zodoende capituleerde de bezetting (van een compagnie van III-43.RI).

In de hoofdweerstandstrook gebeurde vrij weinig. Met uitzondering van enkele vliegercontacten, werden enkele Duitse granaten afschoten op de frontlijn rond Kesteren. Aan het eind van de dag droeg I-22.RA bij aan de strijd bij de Grebbeberg door een vuur af te geven richting Nude. De drie artillerieafdelingen kregen enkele verzoeken afsluitingsvuren voor de eigen voorposten te leggen, wat geschiedde. Eenmaal was dit naar aanleiding van een kortstondige beschieting van de voorposten bij De Tempel door licht Duits geschut.

44