Overlijden Grebbebergveteraan Willem David Jagtenberg
Inleiding
Op 16 maart 2011 overleed Grebbebergveteraan Willem David Jagtenberg. Hij had de gezegende leeftijd van 95 jaar. De heer Jagtenberg heeft voor de Stichtingen de Greb en Kennispunt Mei 1940 een belangrijke rol gespeeld. Hij werkte indertijd mee aan de zo populair geworden video/DVD van de Stichting de Greb over de Slag om de Grebbeberg. Veel meer en bredere bekendheid kreeg deze oorlogsveteraan door zijn bevlogen strijd tegen Defensie vanwege het zeer omstreden historische werk 'Mei 1940 - strijd op Nederlands grondgebied', dat door Defensie in 1990 werd uitgegeven.De Tweede Wereldoorlog
De op 13 oktober 1915 geboren Willem Jagtenberg was in mei 1940 gemobiliseerd bij het 8e Regiment Infanterie. Zijn oorlogspositie was in de voorpostenstrook voor de Grebbeberg, waar wegens het nog ontbreken van een te stellen inundatie, weerstandbiedende voorposten waren ingericht. Dat waren losse loopgraven, welke zonder verbinding met nevenposities en zonder zogenaamde egel-vormgeving (weerstandvermogen naar alle zijden), in een door sloten, dijken en begroeiing doorkruist terrein waren aangelegd. In die posten lagen enkele compagnieën infanterie, ondersteund door enige zware mitrailleurs en een handvol oude (lichte) stukken veldgeschut. Permanente veldversterking ontbraken, op één locatie na.
Op 11 mei 1940 traden twee bataljons van de Waffen SS eenheid 'Der Führer' aan om in de vroege morgen deze voorposten te veroveren. Ingeleid en begeleid door enkele artillerie eenheden werd zo de Slag om de Grebbeberg geopend. Jagtenberg behoorde tot hen die de vuurdoop in de ochtend van 11 mei 1940 ondergingen en het bloedige fanatisme van de SS stormtroepen in volle omvang zouden moeten ondergaan. De beide Duitse bataljons ondergingen voor een belangrijk deel evenzo hun vuurdoop. Men moest zich als ideologische ideaalsoldaten van de Führer nog bewijzen. Met meer fanatisme dan kunde stortten de beide SS bataljons zich op de voorpostenstrook, waarbij zij erin slaagden deze uiteindelijk op te rollen. Daarbij schroomden zij echter niet om talloze oorlogsmisdaden te begaan. In enkele gevallen van de ergste soort. Er was op enige locaties sprake van regelrechte moord, waarbij in veroverde posities overlevende Nederlandse militairen zonder schroom werden gedood. In andere loopgraven werd na overgave van de bezetting desondanks met buitensporige grofheid opgetreden, waarbij evenzo slachtoffers vielen. Witte vlaggen werden door de Duitsers geplaatst op posities om vermoedelijk voor henzelf te indiceren dat aldaar geen weerstand meer zou plaatsvinden, maar gaven evenzo aanleiding tot misverstanden die levens eisten. Krijgsgevangenen werden massaal ingezet om zware wapens naar het front te brengen, tot aan de voorste lijn toe. Anderen werden misbruikt als vuurdekking voor mitrailleurs of officieren. Bij één van deze oorlogsmisdaden raakte Jagtenberg zelf betrokken. Nadat zijn groep zich had moeten overgeven, werden ze hardhandig gedwongen om een licht antitank kanon richting de Grebbeberg te trekken, terwijl de SS soldaten gedekt in een sloot mee optrokken. Het Nederlandse verdedigingsvuur vanaf de frontlijn bij de Grebbeberg veroorzaakte doden en gewonden onder de krijgsgevangenen. Jagtenberg zelf raakte ook gewond door een Nederlandse kogel en zou nooit volledig herstellen, zodat de kogel zijn gehele leven een rol zou spelen. Kort nadat hijzelf gewond en geïmmobiliseerd ter dekking in een sloot zakte met zijn wond, werd een SS militair nabij hem in zijn hals geraakt. Dodelijk gewond zakte die naast Jagtenberg tegen de slootrand aan. Zonder dat de SS'er nog iets kon zeggen, schudden de Nederlander en de Duitser - tot kort voor dien doodsvijanden - elkaar de hand, waarna de Duitser naast Jagtenberg stierf. Deze traumatische episode zou evident nimmer uit Jagtenberg zijn memorie verdwijnen. Het bracht hem ook in onze tijd nog tot offers om het blazoen van zijn kameraden van 8.RI te verdedigen tegen de bureauwijsheden van twee ambitieuze historici.
Tijdens de oorlog bleef Jagtenberg betrokken bij het verzet tegen de Duitsers. Hij kreeg daarvoor het verzetsherdenkingskruis uitgereikt. Na de oorlog werd hij technisch wetenschapper, ingenieur. Hij bleef bij zijn kameraden betrokken door zijn lidmaatschap van de Vereniging 8.RI en zijn frequente bezoeken aan de jaarlijkse 8.RI Pinksterherdenkingen op het militaire ereveld bovenop de Grebbeberg.
Een strijd tegen defensie
Hoe wrang was het dat een oorlogsveteraan, tevens oorlogsinvalide, uiteindelijk de strijd tegen zijn eigen landslieden moest voeren doordat zijn opdrachtgever van weleer - Defensie - zich tegen de eigen veteranen keerde, door het boek 'Mei 1940 - de strijd op Nederlands grondgebied' niet alleen in haar verschenen hoedanigheid mogelijk te maken, maar tevens door de auteurs ervan door dik en dun te blijven steunen nadat een storm van kritiek losbarstte op uiterst arbitraire passages in het boek. Helaas is het de realiteit dat veteranen zich zelden door Defensie weten erkend. Dat bleek ook in de strijd die Jagtenberg vanaf midden jaren negentig tot enkele jaren geleden moest voeren - zo voelde dat bij hem - om zijn kameraden van weleer te vertegenwoordigen. Hij voelde zich niet alleen persoonlijk geschoffeerd door de arbitraire vaststelling van twee door Defensie betaalde historici, die in een vermeend nieuw standaardwerk over de meidagen de Grebbeberg veteranen ervan beschuldigd hadden dat die het oorlogsrecht relatief gezien in min of meer gelijke mate hadden geschonden als hun Duitse tegenstander. Jagtenberg stond pal voor de rechten van de Grebbe veteranen als het aankwam op de bezoedeling der veteranen door de publicatie van de eerste druk van 'Mei 1940 - de strijd op Nederlands grondgebied' in 1990. Dat boekwerk, uitgebracht door de toenmalige Sectie Militaire Geschiedenis (tegenwoordig NIMH) van het Ministerie van Defensie, waarin de twee eindredacteuren (en tevens toenmalige directieleden van de Sectie) op curieuze wijze de Grebbeveteraan hadden aangemerkt als een militair, die - net als zijn tegenstander - het oorlogsrecht nog wel eens uit zicht verloor. Bovendien werd een uitgesproken symbool van de strijd in de voorposten, de Ridder Militaire Willemsorde soldaat Migchelbrink, door het boek uitdrukkelijk in een kwaad daglicht gesteld. In plaats van zijn heldhaftig optreden te bevestigen werd hem verkapt het op grove wijze overtreden van het oorlogsrecht voor de voeten geworpen, zonder dat daarvoor de noodzakelijke betrouwbare bronnen werden aangevoerd. Toen Jagtenberg lucht kreeg van het boek, waren de rapen gaar.
Onderwijl zocht Jagtenberg echter nog steeds naar een dialoog. Die werd hem niet toegestaan. In het bijzonder Dr. Herman Amersfoort, één van de twee eindredacteuren en toen inmiddels aangesteld aan de toenmalige KMA als docent, hield iedere vorm van dialoog af. Hij oordeelde dat de rechter zoeken voor een wetenschappelijke dialoog, het beëindigen van diezelfde dialoog betekende. Hoewel in zijn woorden onweerlegbare een zekere logica schuilde, verzuimde hij erbij te zeggen dat hij zelf alle deuren voor een minnelijke bespreking van de verschillen van inzicht dicht had gehouden. Dat bleef zo.
In 2005 werd eindelijk de lang verwachtte tweede druk van 'Mei 1940 - de strijd op Nederlands grondgebied' uitgebracht. Opnieuw werd impliciet duidelijk dat de discussie tussen de veteranen en Defensie weliswaar in de openbaarheid de laatste partij onberoerd leek te hebben laten, maar dat in werkelijkheid onder de oppervlakte zich allerlei roerselen hadden voorgedaan. De beladen passages in het boek waren allen aangepast. Voorts had Herman Amersfoort in feite bakzeil moeten halen als het aankwam op de kwestie van de oorlogsmisdaden, welke als onderwerp geheel uit het boek waren verdwenen. Amersfoort mocht een aparte monoloog schrijven over oorlogsmisdaden en schreef dat in de vorm van het hijgerige 'Ik had mijn Roode-Kruis band afgedaan', dat aan de vooravond van de tweede druk van 'Mei 1940' in 2005 verscheen. Het boek kreeg alleen obligaat applaus in enkele defensie circulaires, maar eindigde overigens bij de ramsj. Overduidelijk klonk de gelijkhalerigheid van de auteur door in het boekje, dat naast enige waardevolle passages overliep van de eigenzinnige redeneertrant van de auteur en vergeven was van de tendentieuze conclusies. Desondanks werd in dit boekje de kwestie van de oorlogsmisdaden bij de Grebbeberg omzichtiger omschreven dan in de eerste druk van 'Mei 1940', ondanks het feit dat het klaarblijkelijke doel van de auteur, om de relativiteit van de Duitse oorlogsmisdaden bij met name de Grebbeberg te onderbouwen, sterk doorklonk. Wederom schreef Jagtenberg - gesteund door anderen - een uitvoerige brochure tegen het boek en pikte de media de herleefde polemiek op. Het leidde tot een korte opleving van de zaak en zelfs tot een uitnodiging van de Inspecteur Generaal der Krijgsmacht voor een gesprek tussen Jagtenberg en de omstreden eindredacteuren van 'Mei 1940'. Dat gesprek zou een nieuw triest dieptepunt opleveren in deze ongekend blamerende omgang van Defensie met een onberispelijke edoch mondige veteraan.
Nadat eerdere pogingen tot organiseren van een gesprek met de beide eindredacteuren van 'Mei 1940' niet geslaagd waren wegens zuivere onwil bij de beide historici, werd bemiddeling door de Inspecteur Generaal der Krijgsmacht [IGK], de luitenant-generaal A.P.P.M. van Baal, aangeboden. Op diens kantoor zou op 21 november 2005 een gesprek plaatsvinden tussen de beide historici en de veteraan Jagtenberg. De inmiddels wegens zijn hoge leeftijd stokdove en nauwelijks ambulante veteraan mocht zich niet met assistentie van derden (anders dan twee familieleden) melden noch enige vorm van (band)opname van het gesprek maken. Ook mocht hij het gesprek niet openbaar maken. Defensie zelf was aanwezig met beide historici, twee stafleden en als gespreksleider de IGK zelf. Het was zodoende vier tegen één met een IGK die weliswaar als voorzitter fungeren zou, maar duidelijk liet blijken dat zijn sympathie bij de eigen organisatie lag. Een wanstaltige vertoning van Defensie, welke echter met zwaar gemoed door Jagtenberg wel werd aanvaard omdat hij de zaak graag wilde uitspreken. Een ambitie die hem vooral vanuit zijn emotionele trauma zo na aan het hart lag, terwijl Defensie slechts met cosmetische zaken en ego's betrokken was. Het gesprek werd een farce, een geënsceneerde show waarin de toenmalige IGK kennelijk zich ook op geen enkele wijze geneerde om mee te werken aan een door de historici zorgvuldig opgezette confrontatie met een 89-jarige veteraan en deze in aanloop naar én tijdens het gesprek op een onwerkelijke wijze onder psychologische druk te zetten. Jagtenberg was zeer ontdaan na het gesprek en deelde dat onder meer met de beheerders van de Stichting de Greb.
Hoewel voorafgaande aan het gesprek bij de IGK was afgesproken er niets van naar buiten te brengen, voelde Jagtenberg zich zodanig 'in de val gelokt' door de IGK en beide historici, dat hij de stilte desondanks verbrak. Bovendien besloot Jagtenberg om e.e.a. in een script voor een boek op te nemen. Hij zag dat niet alleen als een heilige taak naar zijn voormalige kameraden, maar ook als een afsluiting van een dramatische episode in zijn leven. Een leven dat toch in grote lijnen de rode draad kende van de ondergane oorlogsmisdaad op 11 mei 1940 tot aan de gevoelde ontkenning van die misdaad door Defensie middels het omstreden boek.
Ik beschuldig ...
Begin 2010 kwam het door overste b.d. Brongers bewerkte boek 'Ik beschuldig - Vijftien jaar strijd tegen het Ministerie van Defensie over haar boek Mei 1940 - de strijd op Nederlands grondgebied' uit bij Uitgeverij Aspekt. Het boek bood een bloemlezing van die drie lustra worsteling, die een beschadigd veteraan doormaakte. Het zou als lesstof moeten dienen voor legerpsychologen en het Veteraneninstituut, maar evenzo voor de hoofdrolspelers bij Defensie zelf. De zaak draaide allang niet meer om wat nu waarheid of werkelijkheid was, maar om hoe Defensie dient om te gaan met veteranen en hun ervaringen.
Dat onze cultuur nauwelijks of geen veteranencultuur kent, mag niet als excuus gelden voor de onwerkelijke en onterechte weerbarstigheid die met name het NIMH (met haar voorlopers) toonde in de kwestie rond het boek 'Mei 1940'. Niet alleen is dat boek zelf wetenschappelijk gezien een ronduit zwak product (wegens de honderden kleine en grotere feitelijke onjuistheden alsmede arbitraire conclusies), maar het werd tevens op een onnavolgbare en arrogante wijze verdedigd. De schoffering van tienduizenden Nederlandse oorlogsveteranen, door hen in daden min of meer gelijk te stellen met de hier en daar overdadige Duitse overtredingen van het oorlogsrecht, had door Defensie zonder omhaal moeten worden teruggenomen. Door bokkig en arrogant achter twee burgerhistorici te blijven staan, maakte Defensie een lange neus naar burgers die in mei 1940 als gemobiliseerde dienstplichtigen hun plicht in uniform voor Nederland hadden gedaan. Defensie blunderde door de verkeerde partij te steunen, wat door de IGK in 2005 nog eens dunnetjes werd overgedaan. Daarover verhaalt 'Ik beschuldig' van Jagtenberg zeer nadrukkelijk. Dat is de meest voorname doorklinkende moraal van zijn verhaal.Critici stellen dat Jagtenberg een heilige strijd voerde en daarbij uiteindelijk eveneens de realiteit uit het oog verloor, dat hij op zijn beurt overdreef. Het is objectieve volgers duidelijk dat beide partijen op een zeker moment het gevoel voor nuance verloren hadden. Defensie is echter ook daarin de zwakst opererende partij geweest. Zij was de professionele partij in het kapittel, zij had een geoutilleerd apparaat ten dienste en zij had eenvoudig de zaak kunnen de-escaleren door de feitelijke rectificatie, die in 2005 middels de tweede druk plaatsvond, gewoon ruiterlijk voordien te erkennen. Dan was de zaak gesust, en het egodocument van Amersfoort over de oorlogsmisdaden hoogstens met een wrange lach ontvangen. Zo gebeurde het niet. Jagtenberg kon niet meer loslaten. Niet alleen was hij vanuit zijn eigen oorlogstrauma en slachtofferrol (als ervaringsdeskundige en oorlogsinvalide) onlosmakelijk verbonden met de onderliggende materie, maar hij zag zichzelf ook als ambassadeur belast met de taak zijn voormalige strijdmakkers te vertegenwoordigen. De stille massa die hem steunde, bleef voor de media en andere meekijkers ongezien. Jagtenberg voelde echter ook dat zijn maximale prestatie was geleverd en wilde met zijn typerende titel 'Ik beschuldig' een 'famous last words' afleveren waarmee hij met zuiver en bevrijd gemoed de zaak voor hemzelf verder kon laten rusten - voor zover een veteraan van het werkelijke slagveld een daaraan gerelateerde zaak ooit kan laten rusten ...
De mens achter het symbool
Jagtenberg was tot 1991 één van de vele soldaten, één van de talloze nog levende veteranen van de strijd in mei 1940 tegen de Duitse invaller. Kort nadien zou hij zich ontpoppen tot een symbool in een strijd die binnen veteranenkringen grote bekendheid en sympathie zou krijgen. De naam Jagtenberg werd spoedig verbonden met een discussie over de eer en goede naam van de Nederlandse meidagenveteraan. Je was dan ook al gauw voor of tegen Jagtenberg, wat inhield dat je voor het verzet tegen de Defensie historici was of er juist tegen. De mens achter het symbool was voor velen niet zichtbaar.
Stichting de Greb leerde Willem Jagtenberg echter persoonlijk kennen: als een doorpakker, als een vasthoudend man. Belezen, verstandig en standvastig. Een man met een hoge mate van plichtsbesef, die veel autoriteit uitstraalde en die niet voor de eerste de beste weerstand toegaf. In tegendeel. Modern wervend samengevat als 'geschikt'! Defensie vergiste zich echter in hem. Hij was niet het type dat boog voor de bombastisch modus operandi die een Defensie historicus als Herman Amersfoort propageert, uitdraagt en toepast. Jagtenberg, hoe zeer inmiddels ook op leeftijd, wist zijn entourage telkens weer te verbazen met zijn volhardendheid en frisheid van geest. Zijn brochures waren van hoge kwaliteit en in interviews wist hij een uitstekende discussietrant te tonen. De media waren daarom ook al spoedig prominent in beeld en gaven hem relatief veel aandacht. En terecht. Men had lange tijd goed door dat hier meer speelde dan een enkele veteraan, die zich om een schijnbare trivialiteit opwond.
Ondanks de vele tegenslagen die Jagtenberg op zijn pad vond in zijn gevecht voor gerechtigheid, blijf hij standvastig en volhardend. Stichting de Greb werd consequent op de hoogte gehouden van de gebeurtenissen, fungeerde soms (mede) als platform en ontving van Jagtenberg altijd tijdig de noodzakelijke informatie. Hij kreeg ook de steun, daar waar de belangen van partijen synchroniseerden. Stichting de Greb, later de daaruit voortgekomen Stichting Kennispunt Mei 1940 evenzo, (h)erkende een groot deel van de grieven die Jagtenberg jegens Defensie onderbouwde. Ook onze eigen historische kennis van zaken gaf aan dat de versie van de geschiedenis, die de Defensie historici in 1990 publiceerde, ronduit tendentieus was en eerder populair dan wetenschappelijk van aard en kwaliteit. Het dossier over de oorlogsmisdaden op onderhavige website is wat dat betreft veelzeggend. Daar waar de Stichtingen zich afwijkend van Jagtenberg opstelden, vonden partijen elkaar ook in begrip voor de uiteenlopende standpunten. Jagtenberg was namelijk niet op zoek naar zijn gelijk, maar naar het ongelijk dat Defensie had uitgestort over 'zijn strijdmakkers'. Daarvan beschuldigde hij Defensie en daartoe had Jagtenberg alle recht en reden.
Zeventig jaar na zijn traumatische ervaringen op de Grebbeberg kwam zijn gedrukte beschuldiging richting Defensie en haar historici in de openbaarheid. Ruim een jaar na het publiceren van zijn 'famous last words' overleed Willem Jagtenberg. Onze waardering voor hem als mens en als vertegenwoordiger van een onze Stichtingen bijzonder dierbare groep mensen - de veteranen van Mei 1940 - was en is erg groot. Moge hij rusten in vrede.
Onze dankbaarheid voor de fijne relatie en samenwerking met de heer Jagtenberg is evident. Wij wensen zijn vrouw, kinderen, kleinkinderen en overige familieleden en vrienden veel sterkte en kracht bij de verwerking van dit verlies.
Allert Goossens, bestuurslid resp. penningmeester
Namens Stichting de Greb resp. Stichting Kennispunt mei 1940
|