Schrijven van dienstplichtig sergeant W.Th. Hulscher betreffende de oorlogsdagen
HOOFDREGELINGSBUREAU
REGELINGSBUREAU LANDMACHT
Afdeeling I C
-----
Nr. 1474
Onderwerp:
Krijgsgeschiedenis
's-Gravenhage, 13 Maart 1941
Willem Lodewijklaan 1.
Ik zal het op prijs stellen, een zoo getrouw mogelijk verslag van U te ontvangen omtrent hetgeen U beleefd hebt tijdens de oorlogsdagen van 9 - 15 mei 1940.
Het is van belang, dat U daarbij tevens vermeldt:
-- waar en in welke functie U dienst deed;
-- wie Uw chefs waren en wie onder Uw bevel dienden;
-- met welke onderdeelen U aanraking hebt gehad;
-- of en zoo ja, waarheen U bent teruggetrokken;
-- of en hoe U bent gewond of gevangen genomen.
Een en ander is voor mij van groot belang voor het zoo zuiver mogelijk beschrijven van de Krijgsgeschiedenis.
De Luitenant-Kolonel van den Generalen Staf,
(get.) V.E. Nierstrasz.
==========================================================================
's Hertogenbosch, 16 Maart 1941
Aan:
Hoofdregelingsbureau
Regelingsbureau Landmacht
Afdeeling 1 C
Nr. 1474
Hoogedelgestrenge Heer,
In antwoordt op Uw schrijven, van d.d. 13 Maart, zal ik U de oorlogsdagen van 9 - 15 Mei '40 beschrijven, zooals ik die heb meegemaakt.
9 Mei '40 diende ik, als dienstplichtig sergeant in het 8e Regiment, onder bevel van de Luitenant Kolonel Henning. Bataljonscommandant Majoor Jacometti zaliger. Compagniescommandant Kapitein Hakkert. Sectiecommandant Vaandrig Elzas.
9 Mei '40 Donderdag, kan ik U kort vertellen. Onze Compagnie had dien dag piket, wij zijn dien dag behoudens een enkel schijn-alarm, niet uit onze kwartieren geweest. Niettemin was alles gereed gemaakt voor een eventueel groot alarm. Wij wisten niets van hetgeen ons zoo dicht boven het hoofd hing, en toch heerschte er een zeer bedrukte stemming. Dien dag ging voorbij zonder een vermeldenswaardige bijzonderheid. Ik was de mobilisatie begonnen met de weekdienst, en ik zou hem ook mogen beëindigen. Om 10 uur hield ik avondappèl, alles present. Wij konden gaan slapen, maar, gekleed onder de wol. Onze secties waren erg verspreid ondergebracht, zoodat ik een ander kwartier opzocht, waar de menschen vlugger gewekt konden worden.
9 / 10 Mei '40 's nachts 12 uur. Toestand 3 was ingetreden, en reeds enkele uren later, toestand 4. Dit werd mij via het bureau medegedeeld, tevens bericht "7 uur moet alles in de stellingen zijn". Enkele uren konden wij onze oogen nog dichtdoen.
10 Mei '40 3.55 uur. Met een geweldige slag schrokken wij wakker, het afweergeschut (luchtdoel) in onze onmiddellijke nabijheid, deed zijn plicht. Nog drong het niet tot ons door, wat er precies te doen was. Een ieder was reeds naar buiten gesneld, om getuige te zijn, van de vele Duitsche toestellen, die reeds over ons heenvlogen. Inmiddels was ik van het bureau de ernst van de toestand te weten gekomen. Langzaam drong het tot een ieder door, waarin wij ons bevonden. Lange colonnes trokken reeds voorbij. Haastig werd het noodige privé-goed bijeen gepakt, en bij buren en kennissen ondergebracht. Een vlugge groet, en een hou je goed, vergezelden de jongens naar hun plaats. De stelling. Ik had met enkele jongens, nog verschillende dingen te regelen, maar een uur later kon ik mij bij mijn sectie voegen. Ik had het commando over de linker groep. Heel goed kon ik het met mijn jongens vinden, en ging graag met hen om. Over de eerste uren valt weinig te vertellen.
10 Mei '40 14 uur. Kapitein Bor kwam bij mij, en belaste mij met het innemen en uitgeven van munitie. Brisantgranaten, handgranaten en zware mitrailleur-patronen. Wagen na wagen werd aangevoerd, en met moeite konden wij die verwerken. Een groote kuil was hiervoor gegraven in de onmiddellijke nabijheid van de Compagniescommandopost. Met de laatste zending voor dien avond, het was inmiddels reeds donker geworden, kreeg ik 13.440 geweer- en karabijnpatronen, 324 ei-handgranaten, en 2 kistjes slagpijpjes. Dit kan ik U nog zoo precies mededeelen, omdat ik die gegevens bewaard heb. Toen dat in de kuil opgeborgen was, konden wij wat gaan rusten. Eerst heb ik mij op de hoogte gesteld, hoe mijn jongens het maakten, en hoe zij zich geïnstalleerd hadden. Er was voldoende te rooken en te eten, zoodat de stemming niets te wensen overliet.
11 Mei '40. 's Nachts 1.30 uur werd ik geroepen, men kwam munitie halen, zware mitrailleurs, zoo ging het den hele nacht door, van slapen is toen ook niets meer gekomen. 's Morgens zeer vroeg kreeg ik een groote zending kisten brisantgranaten. Andere werkzaamheden verhinderden het, deze direct op te bergen. Reeds waren enkele granaten in Rhenen terecht gekomen en ontploft, hier werd weinig acht opgeslagen, tot om 8.55 uur (precies) de eerste granaat in onze buurt ontplofte. Rest mij nog te vertellen, dat tot op heden, nog geen schot op vliegtuigen was gelost. Ondertusschen was ik met koortsachtige haast begonnen, de zware kisten granaten naar de kuil te slepen. Plotseling, bij de ontploffing van die eerste granaat, vluchte alles weg, naar de schuilplaatsen en mitrailleurnesten. Het was voor mij onmogelijk deze zware kisten alleen op te bergen, daar er ook vele zandzakken gevuld moesten worden om de granaten te beschermen, voor eventueele inslaande projectielen. Ik begaf mij het eerst naar mijn Kapitein, vertelde hem, van het groote gevaar wat in zijn nabijheid lag, wanneer dit niet direct veilig opgeborgen werd, en vroeg om hulp, daar ik dit onmogelijk alleen afkon. Steeds dichter en onophoudelijk sloegen de granaten neer. Als antwoord kreeg ik: "Zie maar menschen mee te krijgen". Dit was teveel voor mij. Ik heb al mijn uitrustingsstukken, helm en jas afgegooid, en ben als een wilde aan het sleepen gegaan. Het was Johan Schuilenburg zaliger die mij als eerste kwam helpen. Nauwelijks kon hij de zware kisten tillen, doch onophoudelijk sleepte hij ze voort, steeds dekkend voor de ontploffende projectielen. Plots kwam Vaandrig Elzas bij mij, en bood mij zijn hulp aan. Dankzij hem kregen velen weer moed, en gingen zijn voorbeeld volgend, snel aan het werk de vele zandzakken te vullen en kisten aan te slepen. In een verschrikkelijk gegier vlogen de granaten over ons heen, en ontploften achter ons. Nauwelijks was de laatste kist met zandzakken bedekt, of met een geweldige slag sloeg vlakbij een granaat neer. Het werd de hoogste tijd te verdwijnen. Een ieder zocht een schuilplaats op, ik wilde mij nog gaarne bij mijn groep voegen. Dit werd mij bijna noodlottig. Voor ik daar was, moest ik over een open vlakte heen (voetbalveld). Ik rende wat ik kon, nog geen vijf meter achter mij ontplofte een granaat, welke dwars door de goalpaal was gevallen, gelukkig zonder mij in het minst te treffen. Danig geschrokken zocht ik een veilig heenkomen in een lignis.
Drie kwartier duurde het bombardement, hetgeen onze vuurproef was. Ik moet U eerlijk bekennen, het viel niet mee. O, die angst. Toen dit voorbij was, en een vuurpauze was ingetreden, zochten wij elkaar weer op, en bleek dat niemand eenig letsel had bekomen, zoodat wij, als het ware gesterkt door deze aanval, een tweede afwachten. Deze liet niet lang op zich wachten. Achtereenvolgens werden wij toen zonder ophouden beschoten door artillerie. Met groote moeite en steeds in de loopgraaf dekkend, konden wij onze schuilplaats even verlaten. 's Middags kregen wij voor de laatste maal eten. Het water had ik allemaal verzameld in enkele flesschen, want dit was niet meer te krijgen. Verschillende malen ging ik naar de Compagniespost voor het nieuwste bericht, dat wij dan weer verder doorstuurden. Vaandrig Elzas zorgde er voor dat wij aan het rooken bleven. De avond viel, nog steeds het ontploffen der granaten, de een veraf, de ander dichtbij. Van slapen was geen spraken.
12 Mei '40 10 uur. Er was een vuurpauze ingetreden, waar wij een dankbaar gebruik van maakten, om even een luchtje te scheppen. Dit was van zeer korte duur. Plots verscheen zeer laag een vliegtuig boven de boschrand. Ik greep de lichte mitrailleur en bracht hem met de helper snel in stelling. Voordat ik een schot kon lossen, vlogen de kogels vlak voor ons heen, en sloegen voor onze voeten in het zand neer. Ik vond het raadzaam, maar te verdwijnen. Deze morgen ging voorbij, zonder iets vermeldens waard. Ook de middag, was zonder ophouden beschieten. Weer een nacht van angstig wachten.
12 Mei 's middags, het juiste uur kan ik mij niet meer herinneren. Plotseling komt een soldaat het mitrailleurnest binnenvliegen: "We moeten direct een tegenaanval doen". Doodstil was het, niemand die iets zeide. Allen hingen hun complete uitrusting om, en volgde mij. Majoor Jacometti zaliger zat midden op het voetbalveld, met uitgespreide armen, ten teeken voor ons dat wij ons verspreid voor hem moesten gaan liggen, wachtende op verdere instructies. Toen de andere groep zich ook bij ons gevoegd had, slechts twee groepen met commandogroep gingen ten aanval, gingen wij sprongsgewijze voorwaarts. Wij trokken voor Commandopost 8 R.I. heen, waar wij even onder vuur genomen werden, maar spoedig was de vergissing bekend, en konden wij ongehinderd verder trekken. We kwamen voor een prikkeldraadversperring, de Majoor wilde hier doorheen, maar dit was niet mogelijk, daarom sloegen wij links af langs Commandopost II-8 R.I., dus tusschen beide commandoposten door. Onder luid Hoera-geroep, trokken wij aangevuurd door de Majoor verder. Deze kende geen gevaar. Wanneer granaten vlakbij uit elkaar spatte, lachte hij en schreeuwde ons toe: "Ze willen ons bang maken, voorwaarts!!". Niettemin liet ik steeds dekken wanneer zoo’n granaat aan kwam gieren.
We kwamen uit op een zandweg, welke direct parallel loopt met de groote weg Rhenen - Arnhem. Voortrekkende kwamen wij voor een nieuwe stelling (Compagnie mij onbekend), waar wij doorheen trokken, na eerst enkele Friesche Ruiters verwijderd te hebben. Toen kwamen wij enkele honderden meters verder op een stuk bosch waar een ontzettend zwaar artillerievuur op lag, dit zou onze bestemming zijn. Majoor Jacometti zaliger schreeuwde aanhoudend: "Hoera, leve de 3e Compagnie", hetgeen door ons overgenomen werd, waarin Vaandrig Elzas zich zeker niet onbetuigd liet. Van sergeant Boerkoel zaliger kan ik helaas niets mededeelen, daar deze zich achter mij bevond, evenals Vaandrig Elzas, deze was ook gedurende de aanval achter mij, ik heb niets van hem kunnen zien. Dit kan ik U vertellen, en moet ik U ook zeggen, tot en met den 13e niets dan moed en vastberadenheid, een troost voor een ieder, en deelen van het weinige wat hij bezat, onder meer sigaretten en chocolade, daarna ben ik niet meer in zijn nabijheid geweest.
Steeds kleiner werden de sprongen. Nog steeds was er geen schot gelost. De Majoor schreeuwde mij toe, dat ik meer links af moest buigen. Het eerste schot viel, de vijand had zich verraden, en inderdaad nog geen honderd meter voor mij, zag ik de eerste tusschen de struiken neerspringen. De Majoor schreeuwde: "Vuur", ik opende vuur op dat gedeelte in de struiken. Een moment, een hels lawaai, geweren, mitrailleurs, alles schoot, ook de vijand liet zich niet onbetuigd.
Majoor Jacometti zaliger was een van de eerste die doodelijk getroffen werd, daarna volgde er een van mijn vleugel. Plots zag ik heel even een schim in een boom, ik schrok er zelf van. Zoo dichtbij, vlak boven mij. Alhoewel ik niets meer zag, schoot ik op de boomstam, het was raak geweest. Ik schreeuwde achter mij: "In de boomen", maar het was niet te verstaan. Vaandrig Elzas heeft wel gehoord dat ik riep, maar niet wat. Plots weer een rechts van mij in een boom, hij richt een pistool op mij, ik buk mijn hoofd meteen diep in het zand, doch op hetzelfde moment een slag in mijn hoofd, en een stekende pijn aan mijn oor. De kogel had mijn slaap geraakt en was schampend door mijn oor gegaan.
Ik was totaal versuft, hoe dat kwam weet ik niet. De vijand had inmiddels opgehouden te vuren, maar van achter ons vlogen onophoudelijk de kogels over ons heen, waar die vandaan kwamen is mij niet bekend. Ik was totaal versuft geworden, en mijn oor bloede ontzettend. Een soldaat kwam naar mij toe gekropen, en gaf mij eerst een sinaasappel, waarna hij mij achteruit hielp. We kwamen in een stelling terecht, waar wij tevoren doorheen gegaan waren. Achtereenvolgens kwamen de meesten weer terug. Helaas waren er slachtoffers gevallen. Het was met mij niet beter geworden, verschillende malen raakte ik mijn bewustzijn kwijt. Roode Kruis was niet aanwezig. Ik heb daar gelegen tot den volgende morgen. Verschillende malen probeerde ik weer op te staan, het gelukte mij niet meer. Er kwamen twee soldaten naar mij toe (mij onbekend helaas), en stelden voor, mij naar de verbandplaats te brengen. We moesten eerst de weg oversteken, welke onder vuur lag, dit gelukte. Langzaam kon ik mij weer beter voortbewegen, en zoo strompelden wij naar de garage van Ouwehands dierenpark. Hier was de verbandpost ook reeds weg. Wij vroegen of wij nog verder konden, men zeide ons van ja.
We gingen langs een boschpad naar de groote weg Rhenen - Arnhem, hier was alles reeds door elkaar gegooid, fietsen, wagens, alles lag door elkaar heen. Niets te zien. Langzaam vervolgde wij onze weg. Nauwelijks waren wij op de groote weg, of we werden rechts in de flank onder vuur genomen. Gelukkig zonder te treffen. Plots 100 Meter voor mij zie ik achter een boom een mitrailleur staan met daarachter iemand, ik kon niet onderscheiden wie daarachter lag. Nietemin, hij opende vuur, ik bevond mij ter hoogte van de timmerfabriek "De Stoomhamer". Ik zocht een schuilplaats achter een hoop prikkeldraad die daar op het terrein was opgestapeld. Nauwelijks een minuut later, handen hoog! Ik was gevangen. Ik werd meteen verbonden, en kreeg te drinken.
Een ontzettend gevecht heb ik daar mee moeten maken, met dooden en gewonden. Rest mij hiervan nog te vertellen, dat ik getuigen ben geweest, hoe Nederlandsche soldaten, uit huizen werden gehaald en gefusilleerd werden. Zij hadden op gewondenvervoer geschoten, wat ik toe moet geven. U begrijpt, dat men zooiets niet makkelijk vergeet. Ik ben in het St. Elisabeths Gasthuis in Arnhem terecht gekomen, waar ik werd verbonden. 's Morgens om half 6 15 Mei werd ik in een Roode Kruis-wagen met meerdere Duitschers vervoerd naar een lazaret in Emmerich.
Hiermede wil ik eindigen. Wanneer ik wat te langdradig was, neemt U het mij niet kwalijk, ik heb getracht U een duidelijk beeld te geven van het gebeurde. Wanneer U het een en ander mondeling toegelicht wilt hebben, ben ik bereid dit te doen.
Geheel naar waarheid geschreven!
Hoogachtend,
Uw dw. dr.
W. Hulscher.
|
